Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 20 juli 2011

Minimumsnelheid

Doelloos rondrijden is een doel op zich. Ik hou meer van nacht- dan van dagkleuren. 's Nachts zijn contrasten groter en de kleurtinten zachter, en dat is een verlossende afwisseling voor het lawaai waar onze zintuigen dagelijks mee gebombardeerd worden. Er is de terreur van vaal kunstlicht, de reclames, irritante radiojingles en de wildwaterbanen van het verkeer. Het klinkt erg tendentieus om aan onthaasten te willen doen, maar bij God als er geen gram waarheid in zou zitten. Je moet je haast afsluiten van bijna alles wat om je heen gebeurt als je de dag wil rondkomen, want er is van zo goed als alles te veel en van de dingen die er echt toe doen te weinig. Mijn gedachten voelen zich misschien om die reden aangetrokken tot enorme, uitgestrekte, lege ruimtes met weinig mensen in. Of rijke binnenwerelden binnen een overdrukke buitenwereld die volgens onnavolgbare patronen lijkt te werken. Ik probeer die patronen toch te begrijpen - wat mensen beweegt en drijft, welke geheime paringsdansen zich afspelen in de topregionen van de politiek, wat veroorzaakt dat de bekendste dakloze van de stad ervoor gekozen heeft dakloos te zijn, waarom mensen niet houden van volle asbakken en waarom ik 's nachts zo vaak niet kan slapen. Gary Numan wist al dat auto's bescherming bieden tegen het geweld van de postmoderniteit. Natuurlijk is dat ook weer ironisch, want je eigen auto hebben is één van de kenmerken van de Westerse, postmoderne middenklasse.

Op de autosnelweg ver boven de maximumsnelheid rijden, in één recht stuk door, alleen, is een bevrijding. Het is een viering van kortstondig egoïsme, machismo en idiotie in één. Maar God weet dat ik in de bebouwde kom rustig over straat rij, oude vrouwtjes laat oversteken en me niet bezondig aan het intimideren van fietsers, omdat ook ik ooit zo'n fietser was die in de winterkou of zomerregen vloekte op roekeloze chauffeurs, en omdat ook ik ooit zo'n schuifelende oude man zal zijn die zijn tijd nodig heeft om over te steken. Rondrijden maakt me tegelijk milder en harder. Mild voor de zwakke weggebruiker, en medogenloos voor klungelende medechauffeurs. Ik besef dat het idioot is dat ik er mijn eigen regels op na hou, want daar houdt de wet geen rekening mee. Onlangs sloop ik over een busstrook weg en werd ik tegengehouden door de politie. Er stond me niks meer te doen dan schuld te bekennen en toe te geven dat ik een kolossale idioot ben. Er wordt al zo vaak gescholden op de politie, en er zijn al zo veel mensen die denken dat ze alles mogen. Ik weet dat ik niet alles mag, maar het zal me niet beletten van het te proberen.

Verschillende straten zijn afgesloten. De Overpoort, het Gentse epicentrum van alles wat fout en interessant is in het uitgaansleven van de stad, is verlaten, omdat het Gentse Feesten zijn. De mengtafel van dronkenschap, komedie en tragedie is tijdelijk verplaatst naar de Vlasmarkt, waar geen zinnig mens met de auto kan of mag komen in deze periode. Ik denk aan literaire theorieën over het carnavaleske, en opnieuw die complete overdaad aan alles wat op een mens afkomt - de massa in beweging, het geroep, het gelach, de glazen en de glazige ogen. Het is vergankelijk en dus mooi. Niet iets om vast te houden. Ik sla een ingeslapen straat in en probeer zo weinig mogelijk lawaai te maken. Het hobbelen over de kasseien heeft een therapeutisch effect. Therapie voor wat? Voor de aloude, intussen versleten hartzeer die veroorzaakt wordt door in het hart van de stad en de mensen toch alleen te zijn en daar ook naar te verlangen? Of door het feit dat zomers elk jaar een barometer vormen voor het hele jaar? Het zijn vragen die op zich bekeken niet erg interessant zijn, en waarvan het antwoord altijd minder bevredigend is dan de vraag zelf, zoals bij een zenkoan. Wat is het geluid van een blik op een slapende geliefde?

Het uitstappen is niet definitief. Wij zeggen geen vaarwel, al hoop ik dat ooit écht te kunnen doen. De gedimde kleuren van de nacht zijn onveranderd, ook zonder een autovenster, maar het uitgaansgeschreeuw is weer dichterbij. Het noopt me tot een keuze - roekeloos volgen en bijbenen in drinken tot ik deel ben van die mensenbrij die stampt, wroet en klinkt, of stil afhaken en slapen met dromen over buitenwerelden binnenin.