Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 17 april 2012

Dingen die kunnen breken

Leven is een kunst op zich. Ik zit in een park in Brussel en doe wat ik het liefste doe - indrukken in me opzuigen, niets zeggen, erg traag een sigaret roken (nog maar de tweede van de dag, er is weer vooruitgang). Mijn broodje is net op. Aan de overkant zit een knappe vrouw die ik drie à vier jaar ouder dan mij schat. Ze kijkt even op van haar verwoede sms'en, we erkennen elkaar en kijken dan elk een andere richting uit. Ik vraag me af hoe dat is, barrièreloos door het leven gaan. In vertellen hoe ik me voel, laat staan dat uitdrukken, ben ik nooit goed geweest. Dat komt omdat ik het cliché vrees, de ongenuanceerde uitspraak, de uitbarsting van waarheid waar ik later niet meer op kan terugkomen. Natuurlijk is dat laf. Ik werk eraan, gestaag en met de jaren. Zonder problemen heb ik leren zeggen dat ik van mensen hou en ik laat hen dat ook graag voelen, niet door cadeaus of breedsprakerige statements, maar door hen vast te pakken, een kus te geven, te zeggen wat ze betekenen voor me. Op dat vlak ben ik een zondagskind. Mensen hebben me altijd makkelijk vertrouwd en ik weet niet eens waarom, maar ik ben er dankbaar voor. Het boeit me wat iemand beweegt en motiveert, en het liefste van al nog kijk ik dwars door een mens zonder dat mijn aanwezigheid iets verandert in hoe die zich gedraagt. Voor mij hoeft niemand last te krijgen van een halo-effect. Zwakheden hebben we allemaal en het is precies door zonder te oordelen te luisteren naar waar een ander stokt, blijft haperen of struikelt, dat ik in staat raak om mijn eigen aarzelingen en fouten te vergeven.

Een strakke wind waait door de bomen. Een oude man met een krant stapt kranig voorbij. De liefde is weer eens overal, en dat kan ik me gerust permitteren om te zeggen omdat ik me al even terug aan de zijlijn bevind van dat hele gedoe. Ik denk soms aan ex'en en verhoudingen uit een amoureus verleden, dat zich intussen al meer dan een decennium uitstrekt. Soms wil ik nog wat tegen hen zeggen. De ene zou ik willen zeggen dat ik haar eindelijk vergeven heb, dat ze er niet aan kon doen dat ze suïcidaal was, maar dat het erg was dat ze haar eigen toestand ontkende. Een andere zou ik willen vragen of het waar is dat ze nog altijd slechte dingen over me vertelt en of ze beseft dat dat blijft spelen op een schuldgevoel voor dingen waar ik niet eens van weet of en hoe ik ze misdaan heb. Spijt is er nauwelijks. Een paar mensen te lang aan het lijntje gehouden, misschien. Eén meisje te snel gezegd dat ik van haar hield om een week later zelf de boel op te blazen. Iemand anders laten gaan omdat ik in haar een spiegel zag hoe ik me had gedragen tegenover de ex daarvoor. Veel geleerd. We blijven positief. Optimisme is niet altijd dom en pessimisme is niet altijd diepzinnig. Ik strek me uit en leg mijn handen op de riem van mijn jas. In Brussel lijk ik wel iemand anders: in een zwart pak, zwart hemd, lichte das en een lange jas die door oude collega's soms spottend een gestapo-jas genoemd werd. De corporate look gaat me af en dat weet ik. In m'n thuisstad ben ik weer wat anders.

Een straatventer probeert me iets te slijten maar ik moet hem afwijzen. Een wolk schuift langs de zon en kleurt het park in een paar donkerder grijstinten. Ik zou nergens anders willen zijn. De knappe, sms'ende vrouw is intussen weg om nooit meer terug te komen. Het doet me er aan denken dat mensen die me één keer opvallen, voor altijd in m'n geheugen opgeslagen blijven en dat ik er vroeger van uit ging dat dat omgekeerd ook zo was. Alles is projectie. Als ik ontroerd ben door een flard tekst of een muzieknummer, kan ik moeilijk begrijpen dat iemand anders niet hetzelfde voelt. Ik schuif mijn verkillende handen nu in mijn broekzakken en tuur in de hemel. Als een groep luidruchtige jongeren, waarvan één voortdurend dierlijke kreten uitstoot, over het brede pad rent op die overdreven energieke, enerverende manier die alleen jongeren aankunnen, probeer ik me te herinneren hoe ik zelf was op die leeftijd. Wat zou ik nu veel te vertellen hebben tegen de persoon die ik toen was, en maar goed ook. Enkele dagen terug had ik het gevoel dat ik in een tijdscapsule beland was, toen ik plots omringd werd door machogepraat van de bovenste plank. Zelfs de enige vrouw in het gezelschap deed eraan mee. Seks is geen seks als de inbreng van de andere partij gereduceerd wordt tot 'niet expliciet weigeren' en zelfs de ander plezieren eigenlijk dient om het eigen ego te voeden. Dan wordt elke interactie masturbatie, en dat is zacht gezegd.

Tijd om op te staan, want de tweede helft van de werkdag begint dadelijk en de kou begint langzamerhand de overhand te nemen op het welbevinden. Het volk blijft gestaag het park in- en uitstromen. Als het waar is dat we voortdurend projecteren, hoe is het dan mogelijk om dichter tot elkaar te komen? De vraag is ook of dat in veel gevallen wel wenselijk is, want barrières moeten er zijn. De beste momenten zijn die keren dat ze wegvallen bij wederzijds, onuitgesproken akkoord. Een lange avond met een goede vriend, een enorme fles vodka en een hoog opgetaste hoop bullshit, bijvoorbeeld. Of mensen die beseffen dat ze elkaars wonden aan het likken zijn maar daar geen groots drama aan hoeven op te hangen. We zijn aangewezen op de tast, het gehoor en de blikken. Woorden hebben afgedaan als dragers van waarheid, of ze zijn tweedehands, in een spel van Chinese telefoons. De kern van elkaar kunnen we dan wel nooit echt kennen - er is ook geen kern om te kennen - maar met wat wel kan, daarmee ben ik tevreden. Met veel misbaar rammelt er een tram voorbij. Al die mensen. De wereld lijkt te gaan ontploffen van passie. Het zijn gedachten die absoluut niet horen bij een man in een pak, das en gestapo-jas.

donderdag 12 april 2012

Spoorslags

Een betere wereld, dat begint bij jezelf, gaat de oude wijsheid van monniken en lokale toogfilosofen. Als je aan jezelf wil werken, dan moet je vooral meer de trein nemen. Het openbaar vervoer krijgt de volle lading tegenwoordig: als boze reizigers zich niet opwinden over de zoveelste vertraging zonder aanwijsbare reden, als mensen niet boos zijn op de vakbonden die bij de minste aanleiding Brussel lamleggen, dan zijn het wel heethoofden die het personeel letterlijk de volle laag geven. Dat alles oogt niet fraai. Columnisten, de professionele herkauwers van deze tijd, maken daar graag analyses over - de verzuring, de verhuftering, het neoliberalisme, het tribalisme, het egoïsme en de migratieproblematiek, elk passeren ze wel de revue. Intussen doe ik hard mijn best daar vooral geen uitgebreide gedachten bij te hebben, omdat het toch niks oplevert.

Doordat ik een latere trein moet nemen, kom ik als ontheemd terecht in een te volle coupé. Tegenover me zit een dikke zwarte dame met een uitdrukking alsof het allemaal wel al gezien en gehoord heeft. Naast me zitten twee buikige West-Vlamingen van middelbare leeftijd onder het drinken van halve liters bier uitgebreid op te scheppen over bestuursposities hier en mandaten daar, en hoeveel onterechte winst men kan maken op bepaalde producten. Intussen probeer ik de eerste pagina's te lezen in 'Anna Karenina', een turf van een boek die me toch een klein beetje angst inboezemt, want wat als halverwege blijkt dat ik 'm saai zou vinden, slecht geschreven of dat ik plots vergeten ben waar het om ging? Mijn omgeving lijkt vastberaden me van dat lezen af te helpen, want even later stapt er een klas middelbare scholieren op. Het drama is tastbaar. Een kleine jongen met een hamstergezicht en een bril moet zich noodgedwongen bij de opscheppende West-Vlamingen gaan zetten, terwijl de rest doorschuift en schrille kreten uitwisselt.

Van medelijden en lawaai wordt het me te veel, dus ik ga elders zitten. Daar praat men met gedempte stem over de problemen bij de NMBS. Onontkombaar. Gisteren had ik de auto genomen, en scheurde ik voor dag en dauw als een maniak over de E40, en ook daar, op de radio, was er geen ontsnappen aan. Zinloos geweld is de term - alsof er zoveel zinvol geweld bestaat in deze maatschappij. Het is angstaanjagend omdat het iedereen kan overkomen. Ik denk terug aan Joe Van Holsbeeck, die het bezit van een armzalige mp3-speler moest bekopen met een dodelijke messteek, of die gast in Oostende die werd doodgestoken voor een sigaret. Telkens opnieuw kwamen dezelfde gesprekken op gang: rechts kraaide om meer repressie en proclameerde dat de apocalyps nabij was, links schoot uit z'n krammen over een sociaal afbraakbeleid en consumerisme. Veel is er sindsdien niet veranderd, dat is alles wat ik denk.

Naast me zit een man van mijn leeftijd nog te werken op zijn laptop, discreet met koptelefoon en alles. Ik heb altijd respect gehad voor mensen die zich op die manier voor hun werk willen inzetten. Het moet zijn dat ze het graag doen, en er is weinig mooier dan mensen te zien opleven in een passie, ook al zou dat voor mij iets abstracts zijn als boekhouden of wormen verzamelen. De trein valt stil. Hier en daar stijgen zuchten op. Rustig maar, je kan er niks aan veranderen. Ik ga me niet ergeren aan de ergernis van anderen. De gesprekken om me heen gaan intussen over andere zaken. Waar zit de conducteur, bijvoorbeeld (misschien wenend op een vuil toilet)? Ja Lydia, ik ga op tijd thuis zijn, maak u geen zorgen (Pierre bedriegt je, Lydia!). Drie collega's die onhandig met elkaar flirten en waar er maar één van het lijkt te beseffen. Heeft Peter dat echt gezegd (o ja)? Ik wenste dat ik was in m'n oren kon steken. Soms denk ik dat ik hyperakusis heb, maar dat klinkt ook weer zo hypochondrisch, om er nog een brok Grieks tegenaan te smijten en mezelf een pretentieuze lul te voelen.

Een Nederlandse collega vertelde me vandaag dat spoorwissels in Nederland op een soort gasvuur werken en in de winter steevast uitvallen. Ze wist dat ik dat niet geloofde maar hield voet bij stuk. Een andere collega geloofde niet dat ik een trein had gezien in de ondergrondse bij Merode. Ik heb me dat toch niet ingebeeld? Ik stop Tolstoj definitief weg. Het huwelijksongeluk zal voor morgen zijn. Eén seconde te laat besef ik dat het volkomen stil is en dat iedereen die daarnet nog zat te praten, mijn richting uit kijkt. Een oude vrouw glimlacht, een jonge Marokkaan bekijkt me vroom, en twee vrienden met dezelfde stoppelbaard lijken iets te zoeken in mijn gezicht dat een antwoord kan bieden op een existentiële vraag. Ik knipper met mijn ogen en besef dat ik in slaap was gevallen. Een stem kondigt aan dat we aankomen in Gent. Weer een dag gewerkt. Weer een dag geleefd en geslapen. Beetje bij beetje lukt dat, dat leven zonder ergernis. Als een enorme kraai daal ik af uit de trein, en tel ik mijn voetstappen. Er plakt een ballon tegen het dak van het perron. Boosheid is een ballon, heb ik ooit ergens geschreven om mezelf te kalmeren. Ik hoop dat de ballon niet hoorde bij de jongen met het hamstergezicht.

donderdag 5 april 2012

I spin with the world

Er valt altijd wat te lezen, ook als het geen boeken zijn. In preliteraire tijden was ik ongetwijfeld een medicijnman of een wichelaar geworden. Ik sta buiten aan één van de plekken die ik in mijn hoofd ben gaan bestempelen als een veilige drinkplaats voor mijn kudde en mijzelf. De vertrouwdheid met de dingen is er groot, van de playlists over de stamgasten tot en met de kruimels asse op de vensterbank en de vingerstrepen op de glazen deur. Wie ziet die dingen en denkt daar over na? Erg verheffend mag het dan niet zijn, maar het kan een aanknopingspunt zijn voor iets dat voorbij de horizon ligt. Elke gedachte en elk gesprek heeft dat potentieel, ook al zijn we ons daar niet van bewust en ligt die horizon in sommige situaties veel verder weg dan in andere. In een platgedrukt blikje Cola Zero voor me, op de grond, kan een verhaal zitten van een gebuisde student met een gameverslaving, een vermoeide arbeider met zelfmoordgedachten, of iemand die zich nadien schuldig voelde dat hij of zij zwerfvuil had achtergelaten. Ik ben schuldig door verzuim, want ik laat het ook liggen.“Hoe gaat het met je?” vraag ik aan Vassily, die altijd direct en zonder een blad voor de mond te nemen spreekt over zijn gemoedstoestand. Ik hou meer van de manier waarop hij praat, dan wat hij te vertellen heeft. Hij staat ook buiten te roken en heeft een half opgedronken pint in de hand. Zijn jas staat open en hij ziet er verwaaid uit.
“Niet zo goed,” zegt Vassily na een ogenblik na te denken, “Lena en ik hebben vorige week besloten er een eind aan te maken – aan de relatie, bedoel ik.”
Zoals je een apparaat dat uitgeschakeld was, terug aanzet en het als vanzelfsprekend op zijn standaardinstellingen begint te werken, zo is ook deze avond begonnen. Je kan er een flowchart van maken: plots ligt de avond open, en je wil niet binnen zitten, maar toch niet te ver wandelen. Dan eindig je al gauw in deze buurt, waar zelfs de lelijkste mensen een warme vertrouwdheid inboezemen. Terwijl een deel van me zegt dat ik mijn jas niet had hoeven mee te nemen, is er een ander deel van me dat een forse rookpluim uitblaast in de rimpelloos donkere lentehemel.
“Waarom, als ik vragen mag?”
Vassily krabt in zijn haar, waardoor het nog meer alle kanten gaat op staan.
“Goh,” antwoordt hij, alsof het de eerste keer is dat hij daarover nagedacht heeft, “Ik heb daar een theorie over, zie je.”
Stiekem ben ik dankbaar voor het rookverbod in cafés. Niet alleen ben ik er zelf minder van gaan roken, het heeft het roken zelf terug minder ordinair gemaakt, met een waarschuwing erbovenop. Na m'n verjaardag stop ik opnieuw. Om dezelfde reden dat ik graag buiten ga om alleen te roken, kom ik ook graag bij vrienden die niet roken. Het legt een korte pauze in, het laat toe de gedachten netjes te ordenen, indrukken te verzamelen, te denken aan wat nog moet komen.
“Toch niet weer zo’n theorie zoals die keer dat je zei dat vrouwen van roze houden omdat ze bij de oermensen bessen verzamelden?”
Vassily moet lachen.
“Nee, een veel betere. En ik vind dat trouwens nog altijd geen slechte theorie.”
“Je hebt er totaal geen bewijs voor,” zeg ik, maar hou zijn weerwerk tegen met een handgebaar, “maar goed, vertel me je andere theorie.”
In de zwakke wind en de luchtvochtigheid lees ik dat het geen avond zal worden van tragedie noch geweld. Het onverwachte zit er niet in. Zopas las ik op de toiletdeur een stuk tekst dat ik zelf geschreven had en ik vond dat raar om te zien. Feodor en Inna zijn mensen die hun teksten niet losmaken van zichzelf. De gedachte dat iemand ze zou verhaspelen, citeren of ergens met alcoholstift neerpleuren op een toiletdeur, lijkt hen nauwelijks te verdragen. Ik zie mijn teksten meer als satellieten die in een baan rond mij zweven - ik heb ze weliswaar voortgebracht of ingevangen, maar ze staan geen symbool voor mijzelf. Het zijn indirecte objecten in de meest letterlijke zin van het woord.
“Kijk, er zijn volgens mij drie redenen... polen... Enfin, stel je een venndiagram voor, ok?”
“Ok.”
“In verzameling A zitten mensen die goed voor je zijn. Mensen die echt je leven beter kunnen maken, er iets aan toevoegen. In verzameling B zitten mensen die je aantrekkelijk vindt.”
“Fysiek?”
“In eerste instantie. In verzameling C zitten mensen die je wil. Snap je wat ik daarmee bedoel?”
Intussen katapulteer ik de net niet opgerookte sigaret over straat en voeg op die manier enkele millimeters toe aan de afvalberg. In het lawaai dat van binnen komt, lees ik dat er weinig te lezen valt. Im Westen nichts neues.
“Vaag. Bedoel je soms mensen die je bijvoorbeeld niet zo gek knap vindt, maar die ‘iets’ hebben?”
“Ja, zoiets. Of dat je er echt bij wil zijn, gewoon. Je weet wel, mensen die iets hebben, in hun uiterlijk, uitstraling of persoonlijkheid, dat je er gewoon dolgraag bij bent.”
“Ok, ik volg.”
“Wel ja, mijn theorie is dus,” ging Vassily geestdriftig verder, “is dat als je jong bent, je je focust op één van die drie verzamelingen. Er is bijna geen doorsnede. Hoe ouder je wordt en hoe meer mensen je ontmoet, hoe dichter die drie verzamelingen bij elkaar komen. Dan vind je eens iemand die in A en B zit, maar niet in C, of iemand die in C en A zit, maar niet in B. Daardoor mislukken relaties, want je blijft altijd op zoek naar de doorsnede tussen de drie.”
Ik frons.
“Dat is al indrukwekkender dan je vorige theorie, maar er is toch een probleem mee. Je smaak verandert toch met de jaren? Wat goed voor je is als je 20 bent, is anders als je 25 bent.”
“Natuurlijk,” geeft Vassily toe, “maar het is een dynamisch model.”
Ik moet lachen.
Een auto rolt voorbij. Men kijkt me aan met desinteresse. Dat mag. Meer nog, het is een voorrecht dat ik geniet en dankbaar voor zou moeten zijn.
“Mensen kunnen trouwens ook uit die doorsnede vallen als ze zelf veranderen,” voegt Vassily er nog aan toe, “of een verkeerd oordeel vellen. Ik denk dat het dat is wat er gebeurd is met Lena en mij. Op een dag beseften we dat we niet goed meer voor elkaar waren. De aantrekking en de wil was er nog, maar het was destructief geworden.”
Voorbij de hoge gebouwen aan de overkant van de straat lijken de daken niet zo vast omlijnd – eerder lijken ze op te lossen in iets wat tussenin wolk en mist ligt en onvoldoende kleur bezit om te kunnen benoemen. Het laatste restje rook komt uit m'n neusgaten.
“Er zit iets in,” zeg ik dan, “als je het zo bekijkt. Ik moet er wel even over nadenken.”
Dat antwoord lijkt Vassily enorm te plezieren. Zijn van nature al grote ogen worden nog groter.
“Het is waterdicht, geloof me. Je kan er alles mee doen. Er zijn bijvoorbeeld ook mensen die voortdurend de verkeerde focus leggen, en daardoor altijd uitkomen bij foute mensen. Zoals Nastja, bijvoorbeeld, die altijd in relaties zit met saaie gasten.”
“Dmitri vond ik zo saai niet.”
“Komaan. Zijn grootste hobby was Zeeslag spelen.”
“Dat is ook waar.”
Vassily gooit ook z’n sigaret weg.
“En hoe gaat het met jou?” vraagt hij.
“Ik mag niet klagen.”
Overal doemen horizonten op. Voorbij de vloeibare stadsdaken ligt de wereld van het boek dat ik lees maar niet bij heb - het Wenen van het interbellum, waar dokter Fridolin op zoek is naar lust, trouw en zichzelf. Aan het uiteinde van de straat ligt de horizon die naar huis voert, die al mijn tomeloze ambities met pen en hand terug tot een kleiner perspectief zal reduceren. Vlak achter me ligt de nauwste horizon, die van de stugge vertrouwdheid die ik niet al te hoge doses kan vertragen.
“Niet klagen?” herhaalt hij met nadruk, “dat klinkt niet zo positief.”
“Het betekent eigenlijk: alles bij elkaar opgeteld heb ik het best goed. Maar als ik elke nuance ging uitleggen, zat ik hier morgen nog, en mijn sigaret is ook op.”
Het moet anders kunnen. Het moet altijd anders kunnen. Ik open snel mijn pakje sigaretten en tel bij benadering hoe veel ik er nog over heb. Dit was de laatste van de avond, zoveel is zeker. De kou begint nu toch op te komen.
“Gaan we terug naar binnen, dan?” vraagt Vassily.
“Ik kom straks.”
Ik ben opnieuw alleen en haal zo diep adem als ik kan, zonder rook. Ik hoest niet. Vassily’s verzamelingen maken cirkels in mijn hoofd. Nog een horizon gehaald. Innerlijke scepsis zal er vast wel weer iets op vinden dat zijn theorie reduceert tot astrologie, maar daar hou ik me nu niet mee bezig. Naast de einder van nieuwe ervaringen is er ook een vluchtpunt dat binnenin zit en niks te maken heeft met daken, cafés of straten, die uiteindelijk ook maar decors zijn. Dat vluchtpunt is de drijfveer die me programmatisch naar buiten stuurt, de wereld in, en de gedachten zo ver laat opstijgen als ze dat toelaten. Dat is pas lezen.

zondag 1 april 2012

Net niet

Voortdurend heb ik nieuwe ideeën voor verhalen, boeken en gedichten. Van die ideeën vindt er nog geen fractie de weg naar een papier, maar soms denkt een mens wel eens aan wat had kunnen zijn. Onderstaand, recht uit mijn nota's en archieven, zeven ideeën die het net niet haalden, waarmee ik misschien een kans op de Gouden Uil verkeken heb.

1. 'Indus'

Herinterpretatie van de Trojaanse Oorlog door de lens van twee rivaliserende nachtwinkeluitbaters in het Antwerpse, een Indiër en een Pakistaan. De rol van paard wordt overgenomen door een enorme waterpijp waarin de zoons van de Indiër zich schuilhouden om dan onverhoeds toe te slaan. Er komt ergens ook een dansscène in voor die refereert naar Lars Von Triers 'Dancer in the Dark'. Philippe Dewinter maakt een cameo waarin hij lelijk ten val komt en permanente hersenschade oploopt (hij wordt niet bij naam genoemd).

2. 'De bijl van de decaan'

Een voormalige universiteitsdecaan probeert te verhinderen dat onderzoekers de waarheid aan het licht brengen over de dood van zijn vrouw, 30 jaar geleden. Iedereen denkt dat hij haar met een bijl vermoord heeft en dat hij een notoire vrouwenhater is. De waarheid blijkt echter dat ze van de trap gevallen is op de dag dat hij haar wilde vermoorden, en dat de decaan hierover zo ontzet was, dat hij ze vooralsnog met een bijl bewerkt heeft.

3. 'De ontheiliging'

Herman Brusselmans wordt op een ochtend op een onbekende plek wakker in het lichaam van een bloedmooie studente van 22. Na driehonderd pagina's uitgebreide en volledig onnodige masturbatiescènes, komt er een stalker op de proppen, die de mysterieuze vreemdeling blijkt te zijn die bezit heeft genomen van Hermans oude lichaam. Tijdens een anticlimactische achtervolgingsscène zijgt het ongezonde lichaam van Herman neer door een hartaanval. De zaak wordt nooit onthuld, noch verklaard.

4. 'Riolië'

Een groep kinderen van een lagere school raakt vast in een rioolnetwerk. Ze slagen erin te overleven en zich uitstekend te organiseren, waarbij er veel wordt gediscussieerd over o.a. Rousseau, Nietzsche, Wittgenstein en Russell. Duidelijke inversie van 'Lord of the Flies'.

5. 'De bodem van Sodom'

Een beestachige seriemoordenaar houdt de provinciestad Lokeren in zijn greep. De politie staat machteloos. Een amateurspeurder die in zijn vrije tijd Elfs en Klingon leert en met plastieken zwaarden staat te zwaaien, klist de moordenaar per stom toeval. Plottwist: de seriemoordenaar ensceneerde zijn eigen dood door zich uit te geven voor zijn eerste slachtoffer. Op het einde is er een bijzonder ongemakkelijke ceremonie met medailles waar de jeugdige speurder een speech geeft in de taal van de Na'vi uit 'Avatar', en in zijn broek plast.

6. 'Meeting request'

Tableaus van een kantoor in Brussel met al zijn geplogenheden, bureaucratische onzin en kleinmenselijke beslommeringen. Het hoofdpersonage lijkt om een onverklaarbare reden op Marc Dutroux en is daar nog trots op ook.

7. 'Атлас'

Alternatieve geschiedenisatlas die uitgaat van een nucleaire Wereldoorlog III in de jaren '60 na de rakettencrisis op Cuba. Erg wetenschappelijke, neutrale taal met kundig gemaakte artikels en dito illustraties. In het machtsvacuüm na het ineenstorten van de Sovjetunie en de Verenigde Staten ontstaat er een nieuwe multipolaire wereld, voornamelijk gedomineerd door India. In deze tijdlijn staan Nederland en grote delen van Vlaanderen onder water, wat leidt to allerlei vluchtelingenproblemen met Nederlandstalige migranten die weigeren om Frans te leren.