Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 30 december 2013

Sluitertijd

Het jaar heeft zich bijna gesloten op het moment dat ik door de venster staar van een frituur terwijl ik wacht op m'n bestelling. De Overpoortstraat is zo goed als leeg. Er zijn enkele kebabzaken open, en ook in de meeste nachtwinkels brandt er licht, maar alle cafés zijn gesloten. Het is duidelijk weer aan de hardwerkende Turken, Pakistanen en Indiërs van dit in fel kunstlicht badend stukje Gent om de lokale economie draaiende te houden. Er passeert een fietser. Buiten een kleine die door de frituur drentelt, zijn de jonge Turkse friturist en ik de enige aanwezigen in de zaak, met het gouden licht dat eigen is aan de moderne friettempel, en een tv die een melancholische pophit speelt uit Istanboel waarin een geblondeerde vrouw met bijzonder mooie benen er even in slaagt om me weg te zuigen van het venster, dat fungeert als m'n projectiescherm voor de loze gedachten die een mens heeft als hij staat te wachten op een middenpakje (waarom zeggen zo veel mensen een "middelmatig" pak alsof er ook hoogwaardige en minderwaardige frietjes te bestellen vallen?) en wat kippenbouten.

Half bewust heb ik de meeste jaaroverzichten van 2013 gemeden. Het persoonlijke jaaroverzicht heb ik al in m'n hoofd gemaakt, en de balans daarvan valt keurig positief uit. Ik vraag me af wat nieuwsredacties doen als er op 31 december nog een ophefmakend nieuwsfeit plaatsvindt, lang nadat we de voorgekauwde schotel aan sporttriomfen, dictators, filmsterren, menselijk leed en ontdekkingen in de ruimte al achter de kiezen hebben. Het zou een goede dag zijn voor geniepige criminelen of corrupte politici om hun slag in het donker te slaan. En donker, dat is het hier nu wel. De eindejaarsduisternis heeft altijd een bijzondere kwaliteit. Het leven is even op pauze gezet, de vetpijpen zijn gesmeerd en de feesttafels kloppen overuren, en ook de hemel lijkt zich dan langzaam uit te rafelen als een blauwe Picasso waar de zon een hypothese is. Het is een regenachtige duisternis die ik kan smaken. De belofte van een einde is soms mooier dan het einde zelf. Vandaar dat ik ook even kan stil zitten voor de romantiek van een vervallen voorgevel, of inhou bij een huis dat nog niet volledig gesloopt is.

De friturist is bijzonder sociaal en familiair. Hij zegt iets over een systeem dat hij ontwikkeld heeft om het overzicht van zijn bestellingen bij te houden, want "dat moet, aja", en zegt dat hij niet moe is omdat "dat niet mag, moe zijn". Het klinkt woordelijk veel triester dan hij het zegt en dan hij het waarschijnlijk bedoelt. Anno 2013 is dit ook België: frituren die gerund worden door Chinezen, Turken en Marokkanen en niemand die daar nog veel heisa rond maakt. Als het gaat over eten, kan je Belgen bezwaarlijk racistisch noemen. Italiaanse wijn kan met een lekkere couscous gedronken worden, Indonesisch gaan eten doen we met plezier, en avontuurlijker culineerders zingen de lof van Ethiopische maaltijden waar je nadien het bord mee opeet. Een stand-up comedian van laag allooi zou hier nog een grap uit kunnen puren, en ik bedenk me dat er een goede reden is waarom ik geen komiek ben. Intussen is de kleine met een zak hamburgers de frituur uit gerend, wat me alleen achterlaat met de frituurder en de tv, waar een verweesde man geïnterviewd wordt door een vrouw die wel twee meter lang lijkt.

Een combi rijdt door de straat. De sirenes loeien niet. Een vriend van me die bij de mannen en vrouwen in het blauw zit, vertelde me dat hij een wereld ziet die voor mensen als ik verborgen blijft. Tot de middenklasse behoren is dan wel niet meer zo evident in tijden waarin politici een erectie krijgen van de zoveelste knieval voor de haute finance, en over mensen die in stront zitten vooral luid roepen hoe hard ze stinken, maar het blijft een veilige zone. Tegelijk klinkt er ook een verwijt in door, want wat weet ik dan van wat er schuilgaat achter de voorgevels van de ruigere buurten van mijn thuisstad? Ik doe mijn best. Soms ga ik 's nachts op wandel door gure straatjes aan de Brugse Poort, of dwaal ik rond langs troosteloze waterkaaien, meestal met een stuk in m'n kraag om de angst op afstand te houden. In feite is dat maar het aanstellerige toerisme van iemand die op bezoek komt in een wereld die voor hangjongeren, daklozen en krabbers nog meer is dan realiteit. We hebben mooi orakelen over de verruwing van de zeden en de onbetamelijkheid van geweld als het gepleegd wordt door mannen in trieste leren jasjes als we er niet meer aan doen dan symptoombestrijding. Ten andere: ook dat is weer een luxepositie, want ik leef daar niet en ik kom nauwelijks in aanraking met de vuist van de straat.

De kleine van daarnet staat aan de auto van z'n ouders te onderhandelen over wie welke burger eerst krijgt, in het Frans. Dat doet me er aan denken dat het dat was, wat ik zo surreëel vond aan lang in Nederland zijn toen ik jong was. In België loert Frans altijd van om de hoek, als een inwonende, slordige nonkel waarvan je weet dat hij er is, ook al zit hij niet in zijn vertrouwde zetel naar tv te kijken. Aanvankelijk voelde dat in Nederland als een vreemdsoortige bevrijding: een ééntalig land waar geen rekening hoefde gehouden te worden met sprekers van andere talen buiten m'n moedertaal. Allengs werd het echter een beklemming. Nonkel Frans is misschien een moeilijke man, maar hij woont in m'n huis en verruimt m'n blik. Separatisten doen graag lacherig over Belgisch nationalisme, alsof het enkel een puntzak frieten is met een voetbal, maar elke vorm van Westers nationalisme is even onnozel. Ook wie niet gelooft in de Vlaamse suprematie, neemt al die symboliek veel te ernstig. Als we belgicisme mogen reduceren tot Manneken Pis die saxofoon speelt, wat is dan Vlaams nationalisme? Vlaamse leeuw in eigen nat en met opgetrokken kniekousen in de modder van een ondergelopen zelfbouwkelder staan? Kankeren over nepotisme maar er zelf van profiteren? Ik ben het weer te ernstig aan het nemen.

M'n bestelling is klaar en we wisselen eindejaarswensen uit op een toon alsof we elkaar al jaren kennen. Ik moet nog even naar de nachtwinkel. De wind in de straat is luw, en de weinige voorbijgangers lijken verbaasd over hun eigen aanwezigheid, alsof ze hier helemaal niet hoorden te zijn. De woest-donkere wolken kondigen mogelijk regen aan. Twee dagen geleden zag ik die wolken ook al aan zee, op de breed uitwaaierende dijken van Oostende, waar het zwart zag van het volk, en ik m'n ogen de kost gunde van het proeven van hypermoderne tavernes naast oubollige Chinese restaurants met drakenmotieven uit de jaren '70, stinkende viskramen en opgezwollen dagjesmensen met windhonden. Ook daar weer die voortdurende mix van talen. De restauranthouders aan de kust doen het natuurlijk niet uit belgicisme, hun menu's aanbieden in twee, drie of vier talen, maar omdat er centen mee te verdienen vallen, maar volledig rationeel is het allemaal niet. Anders waren er meer brave Vlamingen die de taal van Goethe zouden leren, maar tot nader order uit Berlijn haalt men er liever de neus voor op, want Duits is nog altijd vooral Hitler, bompamuziek en slechte porno met een snor.

De man van de nachtwinkel neemt gelaten mijn bestelling op. Hij is al jaren de meest gereserveerde uitbater van de atolketen van nachtwinkels in de Overpoort, wat me altijd doet vermoeden dat hij achter zijn kraaltjesgordijn een zorgvuldig afgeschermd privéleven leidt, waar hij bedachtzaam zijn shisha rookt en koelbloedig orders doortelefoneert naar zijn Indische handlangers om deze of gene koerier om het leven te brengen. Een mens mag al eens fantaseren. Met een respectvolle groet neem ik afscheid en ga ik definitief naar huis, waar me een glorievolle maaltijd opwacht met radio en literatuur. Nog steeds is het jaar bijna ten einde, tastbaar als arduin, en maken overal te lande mensen zich op om morgen vuurwerk af te schieten. Ik zal dat met berusting ondergaan, en in stilte m'n vespers opzeggen voor een leven en een land waar ik het ondanks alles toch mee kan vinden.

maandag 9 december 2013

Advent

Heidenen hadden hun rituelen om het licht terug in de wereld te krijgen, en de Kerk paste die vlotjes in in hun eigen liturgische kalender. In het diepst van de winter werden vuren aangestoken, werd het vetste kalf geslacht en zaten mensen dicht bij elkaar als remedie tegen de kou en duisternis. Vandaag hebben we elektrische verlichting, maar het heeft niets veranderd aan de existentiële duisternis die laag over ons hangt tijdens december, waar het licht zelf voor terugwijkt, en wat groot en kil is, nog groter en killer lijkt dan anders. Lang heb ik de winter gezien als mijn seizoen, omdat het ook dwingt tot introspectie en afstand, de dingen minder luid lijken en omdat ik graag wandel door verse sneeuw. Je haar en je jas vol sneeuw zijn duizend keer te verkiezen boven afgewaterd thuiskomen uit een herfststorm.

En toch. Elk jaar groei ik iets meer uit m'n oude kleren en etsen andere gewoontes zich een weg in het handelen. De winter lonkt ook altijd naar depressie, naar alleen zitten aan ijskoude bushaltes, of vanachter een sjaal toekijken hoe zich talloze komedies afspelen zonder lachband. Jelka zei me dat zelfs muziek die me blij maakt, altijd een grondlaag heeft aan tragiek. Ze had gelijk. Ik kan mezelf dan wel niet dwingen om niet een eindje te verdwalen in de geletterde nevel van emoties waar sombere strijkers de boventoon voeren, maar wat ik wel kan doen, is een warmer vuur opzoeken om bij te gaan zitten. Ik moet de heiden terug kunnen vinden die zich schuil houdt in m'n botten.

Er zijn momenten dat ik moet lachen om m'n geürbaniseerde tristesse, want wat is er nog meer bourgeois dan een schrijver met een vaste baan, een bedrijfswagen en veel vrienden, die in de gestolen uren zuchtend praat over de stille tragiek van kleine dingen en zich laat meedrijven op de baren van de eigen neuroses? Het zou wraakroepend zijn als het niet zo typisch was. Om dezelfde reden heb ik ook altijd moeten lachen om de albumtitel 'Some people have real problems' van Sia. Tenslotte is de winter, met zijn bontmantel aan melancholie en zijn lange koude vingers, ook maar iets dat voorbijgaat eens de as van de aarde zich weer gedraaid heeft.

Voor het eerst in jaren kijk ik uit naar de feestdagen. Te lang waren dat dagen van verplichting, van in te warme kamers in te stijve hemden conversatie te maken met ongeïnteresseerde familieleden, of van het moeten beluisteren van kerstmuzak en voor de zoveelste keer ergens te gourmetten. Wat paste daar anders bij dan ironische afstand? En dan zwijg ik nog over al die gulzige Oudejaarsvieringen waar, als ik me geen stuk in de bodem van mijn gezond verstand zoop, ik me op z'n minst een verloren gezwommen vis voelde tussen mensen die eigenlijk ook allemaal beseften dat ze geen idee hadden hoe ze zich moesten gedragen. Al die dingen heb ik de deur uit geveegd. De feestdagen worden leuk.

Kiezen is verliezen, gaat een volkswijsheid die de banvloek is van de en-en-generatie, maar verliezen kan een zegen zijn. Commentaren op mediasites lees ik nauwelijks nog, op Twitter hoef ik niet zo nodig de plezantste en meest ironische commentaar te posten, en sommige cafés bezoek ik niet meer. In de plaats daarvan besteed ik m'n kostbare tijd aan wat me opbouwt, niet aan wat me enkel doet rondtollen zonder richting. En we gaan vooruit, niet langer vanuit een positie van ingebeeld gebrek, maar vanuit de sterkte dat ik een dikke gelukzak ben. Laat dat dan maar mijn adventskaars zijn die ik brand tegen de duisternis.

In de les Noors lazen we ooit advies dat rechtstreeks van de oppergod Odin zou zijn overgeleverd aan zijn volk. Het ried mensen aan om te kijken voorbij materiële welstand en zich intellectueel te ontplooien, riep op tot gastvrijheid en ook tot het bewaren van vertrouwen en het matig consumeren van alcohol. Ook goede adviezen blijken dus nog niet danig veel veranderd buiten anderhalf millennium geleden. Mensen blijven mensen, en ik blijf ik. Maar de benaderingen veranderen. De winter is niet langer mijn seizoen van kaalheid en doods wit en schoonheid zo blank als de binnenmuren van een museum. De precessie heeft me een herfstman gemaakt, uitbundig en romantisch. En daarom zit ik toch met wat tristesse. Want de herfst, die is nu onvermijdelijk voorbij.