Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 20 april 2015

In de weg

Me verheffen boven de waan van de dag is één van de zelfgekozen doelen van mijn bestaan. Niet omdat ik vanuit een arrogante hoogte wil neerkijken op deze termietenhoop, maar om iets te vinden dat lijkt op perspectief. Dat dingen hun plaats kunnen krijgen in onderlinge verhouding. Met elke zomer die passeert, lijkt de wereld echter sneller te draaien, en zit de waan in elke geleding van elke dag. Overal liggen obstakels. De baas die me naar het buitenland wil halen voor een simpele meeting. Mensen op de trein die niet lijken te beseffen dat ze op een trein zitten. Steekvlampolitiek en spin doctors. Of, zoals nu, staan aanschuiven aan een kassa van een plaatselijke supermarkt, waar ik aan dit tempo allicht gletsjers zou zien kunnen verschuiven.

Ik kijk naar de grond. Achter mij staat een koppel dat onderling een discussie voert in het Russisch, voor mij een lange man in een fluohesje en een modieuze baard, maar ik zie slechts zijn schoenen. Rechts van me de snoep van de laatste kans, kauwgom en chocolade die bedoeld is voor de impulskoper. Links magazines. Een halve blik is genoeg om te leren dat de covers me geen hol interesseren. Ik probeer om het hoofd helder te houden, wat niet simpel is met een kater van de nacht voordien. Ik ben te oud geworden voor katers, en te oud voor het type apocalyptische feestjes dat ermee gepaard gaat. Het zal het laatste worden in zijn soort, denk ik, en ik voel dat ik het meen. Genomen besluiten, daar keer ik niet zo snel van terug.

M'n neus zit verstopt. Het is eindelijk aan fluohesjesman om z'n boodschappen uit te laden. Hij doet dat zelfbewust en talmt niet te hard. De dame voor hem - een oudere vrouw met een hoornen brilmontuur en een trapezoïde permanent die er vuurvast uitziet - is nog altijd bezig één voor één elke boodschap minutieus in te laden in haar rieten tas. Daarnet had ze de omgekeerde beweging met dezelfde zondagse lijzigheid uitgevoerd die me zo op de zenuwen had gewerkt. Ik wil dan precies beginnen roepen: "Beseft u dat hier andere mensen staan die geen tijd hebben? Vindt u het normaal dat u hier een kwartier over doet en dan nog eens tot op de eurocent met kleingeld wil betalen?". Maar dat roep ik natuurlijk allemaal niet. Dat zou me nog meer deel maken van de dagwaan van azijn en amandel dan dat ik al ben.

Inademen, uitademen, Anton, en probeer die hoofdpijn te vergeten. Ik kijk vooruit, als ik straks Emma zal zien, die het weinig amusant vond dat ik midden in de nacht plots volledig van de radar verdwenen was. Reconstructie (ik kijk achteruit) leert me dat het geheugen stroop is na een bepaald uur. De grote lijnen zijn er nog. Zo hard gelachen that even my momma thinks that my mind is gone, om het met Coolio te zeggen. Te veel gerookt. Overal as. Beats en glowsticks. Daglicht. Half dood in slaap gevallen met de gsm op stil. Het is mijn beurt. Ik heb water gekocht en cola, een botervlootje en ik wil een klein pakje sigaretten. Gisteren was het hele pak leeg en bleef ik zeuren bij vrienden om meer. Het voelt alsof beklauwde vingers langs de binnenkant van m'n hoofd runetekens aan het kerven zijn. Ontsnapt aan de waan van de dag, dat zeker, maar door in het eerste het beste zwarte gat te springen. Zo werkt het ook niet.

Nee, ik spaar geen zegeltjes en ik wens geen ticketje bij te houden, dank u wel mevrouw. Prettige zondag nog. Ik glimlach de rood-dode glimlach van een man met een cementen hoofd. Eens ik buiten ben, snuif ik de lentelucht op. Het licht is te hard, maar de zuurstof doet deugd. Wat doen mensen zichzelf toch aan? Er is geen geweld te dol of er is ergens wel iemand die het durft. Zoals die wanhopige vluchtelingen die hun zeemansgraf vonden in de Middellandse, de Mare Nostrum van Europa, met de nadruk op "nostrum". Griezels links en rechts zijn opgelucht dat een paar honderd sukkelaars daar verdronken zijn, want anders hadden die geleefd van onze centen, stel je voor. Maar racistisch, nee, dat is niemand. Hoe durven we zoiets hardop zeggen. Ik durf veel hardop zeggen, maar ik moet me afvragen of dat helpt, nog maar eens een stem toevoegen aan het geruis en gekraak op alle frequenties.

In de auto blijf ik even zitten terwijl de motor al draait en de airco als een bezetene probeert om de lome lentewarmte te verdrijven. Ik moet wachten omdat er een bus door het verkeer komt gelaveerd. Dat ergert me half niet zo als de trage mensen aan de kassa van daarnet. Integendeel, voor buschauffeurs heb ik altijd sympathie gekoesterd. Het was de bus die me in het middelbaar bijna elke dag van huis naar school en terugbracht, en toen ik werkte maar nog geen auto had, kwamen er ook dikwijls bussen aan te pas om me tot op het bureau te brengen. In wat voor wereld leven mensen die denken dat alles privatiseren de oplossing is? Ze kunnen net zo goed het cijnskiesrecht terug gaan bepleiten. Er zijn vast en zeker al kabinetsmedewerkers die daarover een memo hebben geschreven. Bedrijfsleiders zijn 15 stemmen waard, 'Berbers' moeten eerst bewijzen dat ze geen homo's haten en Nederlands spreken vooraleer ze hun magere stemmetje kunnen gaan oppikken aan het loket. Waar niemand religieuze symbolen draagt of getuigt van één of andere gekke seksuele obediëntie. Welkom in Bloemkool-Vlaanderen.

Rustig bol ik nu langs een paar universiteitsgebouwen dan langs het Citadelpark, richting Kortrijkse Poort. Een paar seconden ergernis nog met een zondagsrijder die denkt dat het hier zone 30 is. Daarna gaat de weg weer wat vlotter. Het dashboard waarschuwt me dat iemand zijn gordel niet aan heeft, maar snapt niet dat het de boodschappentas is naast me die de passagiersstoel bekleedt. Dat geeft weinig hoop voor de zelfrijdende auto. Wat gaan we op de duur nog zelf kunnen doen? Kiezen uit pizzatoppings, Belgium's Got No Talent volgen en ons boos maken op allerlei digitale brulhokken. In de toekomst is alles volautomatisch. Alleen spijtig dat we, nadat alle ergernis zal verdwenen zijn met wat inefficiënt werkt, zijn nut niet stante pede bewijst, enkel onszelf nog in de weg gaan zitten.