Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 26 september 2016

Lawaai

Eén van de gelukkigste momenten in mijn leven vond plaats in de late zomer van 2014. Ik zat op een bergflank ergens pal in het midden van Noorwegen uit de rusten tijdens een wandeltocht naar boven. Plots realiseerde ik me dat ik niets hoorde buiten de wind die heel in de verte tussen de nog hogere bergtoppen door blies, waardoor het effect ontstond van een verre waterval of autostrade. Dat was alles. Geen auto's, geen mensen, geen dieren, geen machines. Ik wist waarom ik me altijd zo aangetrokken had gevoeld tot lege uitgestrektheid. Niets is er verkrampt, niets roept er of dringt binnen in de persoonlijke ruimte. Je bent er zelf ook maar een vlekje tegen de onmetelijkheid, en dat brengt een weldadige geruststelling met zich mee. Een miniatuurversie van het 'Pale Blue Dot'-gevoel dat Carl Sagan wist te verwoorden, zeg maar.

Zet tegenover dat moment de loeiharde realiteit. Momenteel is dat slapeloos liggen tijdens een veel te late zomernacht terwijl de buur van schuinonder onnozele geluiden zit te maken terwijl hij gamet. Hij woont bij zijn moeder en is vermoedelijk werkloos. Elke avond laat hij nu en dan langgerekte, overdreven kreten horen van frustratie of een veel te luid, fake gelach dat hij imiteert uit één of andere tekenfilm. Het is nog erger als zijn vrienden komen, twee andere lowlifes die dan met hem in het tuintje gaan zitten en op hun telefoon of tablet alle drie gamen, nauwelijks met elkaar spreken maar alle drie spreken in dezelfde kreten- en kreunentaal. Ook hun kromme gamers-Engels met een vet Gents accent blijf ik niet bespaard. Ik draai me op m'n zij. Chiara slaapt. Vreemd hoe mensen 's nachts vaak kleiner en smaller lijken, of is dat door de liggende houding?

De laatste 10 jaar zit ik soms met één wenkbrauw sceptisch opgetrokken stukjes te lezen over hooggevoeligheid. Omdat hooggevoeligheid moeilijk objectief vast te stellen valt, is het samen met asperger, ADHD en introversie zo'n cluster die mensen niet zelden op een nogal exhibitionistische manier claimen, soms als zelfgekozen label om te verklaren waarom ze eigenlijk onaangepaste lui zijn die ergens geremd zijn in hun ontwikkeling. Het is net het trapje onder pronken met pathologieën. Maar de twijfelachtigheid van het hooggevoelige daargelaten, kan ik niet anders dan toegeven dat ik altijd veel gevoeliger ben geweest voor geluid en lawaai dan andere mensen.

De gamer is gaan slapen maar nu is het de beurt aan de kat om kabaal te maken. Met zijn volle gewicht veegt hij snel met beide voorpoten over de deur van de kamer waar hij opgesloten zit, omdat hij zich daarnet niet wist te gedragen. In bed bij ons met zijn klauwen whack-a-mole spelen met onze vormen onder het laken is voor hem misschien gewoon spelen, maar hij beseft niet dat hij bijna dubbel zo groot en zo sterk is als een normale huiskat en dat dat echt pijn doet. Uit vrees dat hij misschien gaat urineren in mijn bureaustoel of dat hij gewoon dorst heeft, kom ik uit bed en laat ik hem even buiten. Hij knort en miauwt stil, verontwaardigd.

Als kind en tiener woonde ik op het platteland. Daar was nauwelijks lawaai. De enige instantie die het niet na liet door het huis te bulderen, was de vader, die ergens een carrière moest mislopen hebben als kodo-drummer of operazanger. Dat veranderde allemaal toen ik op kot ging. Vraag me niet hoe het komt, maar tussen 2002 en 2016 zijn er maar vijf jaar geweest waar ik niet elke dag met buitensporig lawaai ben geconfronteerd. De hoofdschuldigen waren doorgaans verbouwingen. Verbouwers die om halfacht 's ochtends al begonnen te kloppen en boren aan de andere kant van de muur van mijn kot. Of in de liftschacht van de studentenhome waar ik drie jaar woonde (mijn kot was net niet naast de liftschacht), twee jaar aan een stuk. Of die keer dat ze een gebouw aan het afsmijten waren vlak achter de muur van mijn werkplek en ze zo tekeer gingen dat er zelfs barsten in die muur kwamen.

De slaap besluipt me eindelijk, maar ik word vaak wakker en nu lijkt het de beurt aan Chiara om beurtelings wakker te worden door Tyrs streken en door het gesnurk van zijn baasje. Ik heb naar dat gesnurk eens laten kijken, vorig jaar. Toen bleek dat mijn huig te lang is. Ze kunnen die operatief inkorten, maar het risico bestaat dat ik dan misschien geen R meer zal kunnen uitspreken zonder te moeten overschakelen op mijn versie van de tongpunt-R, die me steeds doet klinken alsof ik hier nog maar zeven jaar woon en bijklus in een nachtwinkel of een pitabar. Ik weet niet hoe andere mensen dat constante lawaai doorstaan. Hoe bijvoorbeeld op de bus iemand niet de reflex heeft zijn of haar telefoongeluiden uit te zetten bij het versturen van berichten. Hoe collega's stoïcijns lijken te aanvaarden dat er de laatste weken boven onze hoofden uren aan een stuk wordt geboord aan kasten en werklui luidruchtig planken aan- en afslepen en geen notie lijken te hebben van een binnenstem. Is dat deel van een soort misplaatste trots? "Zie mij lijdzaam dit alles ondergaan, ik kan hier tegen." Maar het is toch niet omdat je het kan, dat je het ook moet?

Ik word wakker uit een ongedefinieerde nachtmerrie. Mijn hoofdkussen is bezweet en er komt al licht door het slaapkamervenster. Het is bijna zes uur 's ochtends. Tyr ligt ons te beloeren vanuit de gang en als hij ziet dat mijn ogen open zijn, begint hij direct te zagen om eten. En zeggen dat hij gisterenavond zo lief was. Maar zo zijn dieren nu eenmaal. Ik herinner me dat het enige wat m'n nachtrust soms kon verstoren in het ouderlijke huis, een in de verte loeiende koe was die moest kalven of die gewoon ziek was. Net zoals een wenende baby kan je daar niets aan doen, maar wenende baby's ergeren me veel zwaarder. Misschien is dat karma voor het feit dat ik zelf een huilbaby geweest ben. En ook: levende organismen die lawaai maken uit instinct, het heeft nog minder zin om je daaraan te ergeren dan je te storen aan een ploert die tegen iedereen staat te roepen of iemand die naast je de hele tijd in zichzelf zit te praten. Maar tegelijk is het ook iets als zeggen tegen iemand die depressief is, dat die gewoon wat meer moet lachen.

Chiara is al op en in de badkamer als ook mijn wekker afloopt. Ik hoor haar niet. Het lijkt eerst alsof ze al weg is, maar ze is gewoon zo geruisloos. Vreemd voor iemand die anders met de chaos mee lijkt te bewegen, alsof ze vaak verschillende richtingen wordt uit getrokken door leylijnen die niemand kan voelen behalve zijzelf. Ze geven tenminste geen kik. Er zit wat muziek in m'n hoofd. Dat mag. Om mijn ego te strelen vertel ik mezelf soms dat lelijke, dissonante of ongepaste geluiden zo hard binnenkomen omdat ik eigenlijk hou van geluid - als het mooi is, dragend, diep, melodieus of elegant. Ik sta op en frons. Straks weer de bus nemen, beschermd door die gekke oorbeschermers die geluid dempen tot een zeer draaglijk niveau. Dan weer hopen dat er in het kantoorgebouw geen metalen materiaal door de gangen wordt geslapen. En hopen dat er soms ook andere mensen zijn die deze overdaad aan lawaai en kabaal ook zo hartsgrondig beu zijn, dat zij dat net als ik ook niet normaal vinden dat onze zintuigen zo overbelast worden. Komt er dan een Stille Revolutie? Het zal vast niet.