Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 24 maart 2017

Minder dan beesten

Omdat ik 's avonds meestal alleen eet, zet ik vaak de tv aan. Dan kan ik naar iets kijken terwijl ik kauw en zit ik ook niet te schrokken om de maaltijd maar snel achter de kiezen te hebben. M'n timing is niet altijd goed om het journaal mee te pikken en soms mijd ik het met opzet om niet weer meegesleurd te worden in die draaikolk van deprimerende waanzin die we elke dag te slikken krijgen. Vaak weet ik gewoon ook al wat er gaat gezegd worden omdat ik al een krant gelezen heb of op sociale media al de nodige duiding heb geconsumeerd. Vandaag ben ik wel precies op tijd.

Ik bewonder nieuwsankers. Elke dag die professionele ernst (met af en toe dat kleine glimlachje als het iets leukigs betreft over kinderen, bejaarden of mensen met een handicap), elke dag dat foutloze taalgebruik, elke dag proberen om toch zo veel mogelijk bevattelijke informatie mee te geven aan de kijker. Het journaal is niet neutraal maar dat hoeft ook niet. Feiten zijn nooit neutraal. Terwijl ik m'n spiegelei zit te snijden en op een boterham hijs, denk ik aan wat ik nog hoor te doen later op de avond. In mijn geval is dat: verder timmeren aan het vrijgezellenuitje van Natasja. Sommige mensen zouden me gek verklaren dat ik een vrijgezellen organiseer van een ex, maar ze is al veel langer een goede vriendin (8 jaar) dan dat ze ooit m'n lief geweest is (1,5 jaar, met blutsen en builen). Het kostte nog eens 1,5 jaar om uit de as onze vriendschap tevoorschijn te toveren, maar wat een vriendschap. Ik heb haar gered van booswichten en zij mij van de dood, om het pathetisch te zeggen.

Het is de dag na de herdenking van de aanslagen in Brussel en Zaventem en de dag na een nieuwe aanslag in Londen. En vandaag reed een dronken onnozelaar de Meir op, wat direct Bart De Wever noopte om op tv te komen nog voor alle feiten gekend waren. Als er paniek moet gezaaid worden, is hij er als de kippen bij, de doemprofeet van 't Schoon Verdiep. De keerzijde van zijn boodschap is natuurlijk “maar bij mij zijt ge veilig”. Wel, ik voel me bij hem en zijn partij van met doorslaande stem tweetende, ongeleide projectielen alles behalve veilig. Geef me dan maar de perkamenten kalmte van een Herman Van Rompuy, ook al ben ik het met die man ook over veel dingen oneens. Terwijl ik de eerste boterham naar binnen werk, voel ik wat stress weg ebben over de werkdag, en voel ik me een klein beetje schuldig omdat ik de indruk had dat ik zat te zeuren tegen Sofia vandaag. Tenslotte zit ze ook niet te wachten op mijn suggesties om voor haar kat een "muts van gehakt" te breien.

Een nieuw item wordt aangesneden: dierenmishandeling in een abattoir ergens in het land van Freddy De Vadder en accenten die we blijkbaar lollig moeten vinden. Nu valt er alles behalve te lachen. De beelden van doodsbange, zieltogende varkens komen keihard binnen. Je weet dat dit intelligente dieren zijn, die niet kunnen bevatten wat er gebeurt en totaal machteloos overgeleverd zijn aan het brute sadisme van de slagersknechten. Ik moet bijna huilen als ik die beesten zie afgeranseld worden of bloedend op de vloer zie liggen, nog ademend. Ik neem me voor het gehalte vegetarisch eten in mijn voeding op te drijven. Er is niets dat de wreedheid rechtvaardigt waarmee die dieren behandeld worden als, nu ja, minder dan beesten. Er is niets dat wreedheid rechtvaardigt tout court.

Het is allemaal weer zo veel om te behappen. Letterlijk en figuurlijk. Letterlijk omdat m'n spiegelei met brood me opeens niet meer smaakt. Figuurlijk omdat ik de dingen zo moe ben. De homo hystericus is weer volop op pad, los van dat met die varkens, en schreeuwt als een peuter met een megafoon de wereld bij elkaar. Ik verdenk er rechts van gewoon geil te worden als er weer eens een aanslag plaatsvindt. Alle registers kunnen dan nog eens open. En nog hebben progressieven niet geleerd dat je dan niet in discussie moet gaan of vechten met hun fantoomargumenten. “Is het dat die rechtse zakken de werkelijkheid niet kunnen of niet willen verstaan?” was de teneur van een gesprek dat ik onlangs had met Roman. Ik weet het ook niet altijd goed. Af en toe word ik lastig gevallen door fascistische complotdenkers op Twitter. Onlangs nog één die vond dat we "Europa moesten heroveren". Op wie? Op de 95% witte meerderheid?

Een aangenaam avondzonnetje valt door het balkonvenster naar binnen. Om eerlijk te zijn: ik ben nooit bang geweest van terrorisme. Niet dat ik zo'n stoere kerel ben zonder angsten. Ik herinner me zelfs dat ik rond m'n 20ste wel schrik had voor het fenomeen van de “dolle schutter”, waanzinnigen die voor een flinterdunne aanleiding zomaar wat mensen aan gort gingen schieten. Nu ik ouder ben en hopelijk iets wijzer, weet ik ook dat dat een vorm is van terreur, die als dusdanig nooit benoemd wordt omdat de daders witte jongens zijn. Ik ruim secuur m'n avondmaal op. De afwas is voor na een momentje vertering met een sigaret en een glaasje bruiswater - ik drink namelijk niet of nauwelijks bij het eten, ik heb ooit ergens gehoord dat dat slecht zou zijn voor je voedselopname. Joost weet of dat waar is.

Maar nee, voor bommen, auto's als wapens, machetes, enveloppes met antrax en jihadi's heb ik nooit schrik gehad. Misschien is dat de luxe van iemand voor wie dit soort terrorisme nooit dichtbij heeft geleken. Zelfs niet echt toen het in Brussel gebeurde. Niet dat ik naïef ben. Maar ik heb de motieven van jihadi's altijd tamelijk goed verstaan, net zoals die van andere terroristen die beter georganiseerd zijn dan eenzame complotdenkers. Ze willen dat we bang zijn. Ze willen het slechtste in ons naar boven halen, om retroactief hun eigen excuses bevestigd te zien voor hun haatmisdrijven. Alsof ik dat fysiek wil tegengaan, stap ik m'n balkonnetje op. Tyr, de Garfield van Mariakerke, volgt gezwind. Hij heeft daarnet de hele tijd onder een hoek gelegen dat hij maximaal het zonlicht kon vangen, genietend kijkend als een vetgemeste despoot. In his house at Mariakerke, dead Tyr waits dreaming.

Buiten het bedenken van uitdagingen voor de aanstaande vrijgezel (vrijgezellin?) heb ik deze avond weinig te doen. Chiara heeft afgezegd, Kim had geen tijd en met andere vrienden en vriendinnen liggen afspraken in de nabije toekomst in het verschiet. Er zal veel bijgepraat worden. Zo gaat dat als je elkaar niet meer zo vaak ziet zoals tijdens dagen waarin je niet het betere deel van de dag moest doorbrengen met meedraaien in de kapitalistische wereldorde. Het loof aan de bomen is al aardig beginnen aangroeien. De lente is een ambigu seizoen. Zelden is er voor mij iets goeds begonnen in die periode, behalve m'n eigen leven, en het valt nog te bezien wat Anubis daarvan gaat denken eens ik terecht kom in het ondermaanse. De lente is wel steevast een productief seizoen geweest op schrijfvlak. Ik sluit er dingen in af, zoals recent een dichtbundel, en ik krijg de kolder in de kop van de nieuwe ideeën. Gisteren nog ben ik eindelijk begonnen aan een nieuw boek waar het idee al twee jaar voor lag te rijpen in de eikenhouten vaten van m'n hoofd.

Ik ga terug naar binnen en leg de tv het zwijgen op. Het weerbericht is voorbij (we krijgen een vrij zonnig weekend en Frank Deboosere is nog altijd betrouwbaar onhip) en ik heb m'n dagelijkse dosis kabel nu wel gehad. Morgen ga ik proberen wokken, volledig vegetarisch. En als dat niet lukt, dan bestel ik wel ergens een kebab. De islamisering zet zich immers onvermijdelijk voort.


dinsdag 7 maart 2017

Sylph

Er is koud buffet op de eerste trainingsdag, die ik rijkelijk laat aanvat na al meer dan drie maanden loondienst bij mijn huidige werkgever. Het buffet mag er zijn. Ik sleep mezelf over de inwendige drempel om wat te socialiseren met de andere nieuwelingen, die variëren van verse schoolverlaters tot mensen met lange carrières voor andere broodheren en -dames. Over brood gesproken: het is verse baguette, de raketsla verbergt blinkende zalm, en de opgevulde halve eitjes met een onbestemde zoutige mix zijn snel op. Aan de tafels vormen zich toevallige clusters mensen. Bij de minst onaantrekkelijke vrouw vormt zich de grootste cluster. "Nerds," denk ik dan, "en ook, hoe voorspelbaar sommige mannen zijn." Dat is tamelijk klote aangezien ik zelf een man ben. Ik zou liegen dat ik er een programma voor zou kunnen krijgen op Fox News als ik niet zou toegeven dat ik zelf nooit heb deelgenomen aan een stormloop om de gunst van een leuke vrouw, maar al snel worden dat soort lentecompetities me beu omdat ik er het absurde van in zie. Het licht zielige, dat ook.

En eerlijk: ik voel me vandaag een beetje zielig, eigenlijk. Ik moest om zes uur op om het grootste stuk file op de Antwerpse Ring te vermijden, en ik had gehoopt nog een uiltje te knappen op de parking van het werk, maar één of andere idioot vond het nodig op m'n venster te kloppen, misschien om zich te vergewissen van het feit of er onder die jas en dat deken geen dode lag. Kon die zich niet gewoon met z'n eigen zaken bemoeien? Het is niet de oorzaak dat ik me zielig voel. Die oorzaak komt van overal en nergens een beetje. Een off-day. Een maandag. Een hemel die opgevuld is met grijze regenwolken en nu en dan een onregelmatige bui loslaat. Het vooruitzicht dat ik nog zo ver te gaan heb voor ik een aantal doelen zal bereiken. Ik ben die inwendige stem soms zo moe. Die prikkeldraden die door m'n lymfe- en andere systemen lopen en weer kunnen opspelen bij gevallen van twijfel en emotionele nood. Dan voel ik niets anders dan dat er in m'n borst een stuk bloedend koraal zit dat ik niet uitgespuwd krijg. Ik heb tenminste al vrede genomen met het feit dat in dit leven nooit iets zal zijn dat tegelijk waardevol en eenvoudig is.

Ik probeer niet vanzelf paternalistisch over te komen op de schoolverlaters, die allemaal nog hard hun best lijken te doen om hun mentale korte broek te verbergen. Tien jaar geleden was ik zelf ook zo. Ik stond me toen dood te vervelen tijdens de rondleiding door de fabrieken van Dunning & Kruger, waar de assemblageprocessen me tien keer boeiender leken dan het bureauwerk waarvoor ik aangenomen was, in een omgeving vol gemankeerde bijrolacteurs uit 'In de gloria'. Intussen moet ik aan IT'ers uitleggen wat een communicatieconsultant in godsnaam doet. De zweem van verdenking is nooit veraf, want communicatie is in de ogen van door enen en nullen gestaalde mensen vaak niets meer dan lulkoek. Maar, lieve vrienden, iedereen is gevoelig voor gelul. De vraag is wat je er mee wil bereiken. 'You want to see it too', heet één van de nummers op de laatste plaat van Biosphere, een spookachtige, ijle trip in een bijna uitgewist verleden van Poolse plattelandsdorpen. In die titel lees ik altijd de wil om in iets te geloven, iets ook te willen zien, iets dat een band schept met iemand anders.

"Zal ik jullie vertellen over de bijzondere lamlendigheid van pijn die geen oorzaak kent, jongens?" vraag ik niet. Eveneens spreek ik niet over hoe ik gisteren tot bijna volmaakte rust kwam in bad, in een universum vol schuimkastelen, lezend en starend naar het plafond. In de plaats daarvan doe ik m'n jas aan en omgord ik me met twee tassen alsof ik ergens post ga bezorgen, alvorens het gebouw te verlaten. Op de namiddagtraining zal ik er immers niet bij zijn, want ik heb werk te doen voor klanten. Het is relatief rustig in Berchem, dat in niets lijkt op zijn naamgenoot in het Brusselse, dat ik, nu ik eraan denk, enkel nog maar in het donker gezien heb. Evenmin lijkt Sint-Gillis-Waas op Sint-Gillis en naar verluidt lijken beide Mariakerkes ook niet op elkaar. Als kleine jongen dacht ik dat Nazareth van over de Schelde hetzelfde dorp was als waar Jezus was opgegroeid. Ik verwarde ook onophoudelijk de Israëli's en de Palestijnen, want tijdens de lessen godsdienst sprak men erover hoe de Israëlieten uit Palestina kwamen. Duiding van Ernstige Programma's en Serieuze Krantenrubrieken was er nog niet in de tijd, toen ik me al een hele man voelde omdat ik wist dat Oezbekistan een land was en waar het lag.

In 'The Fall of Hyperion' zegt pater Duré, die gedoemd is om telkens opnieuw tot leven gewekt te worden door een parasiet die aan zijn lichaam kleeft, dat pijn geen invloed meer heeft op hem, dat pijn een oude bondgenoot geworden is. Zo zou ik het nooit zeggen, maar het is wel waar dat ik de melancholie beter heb leren verdragen. Met ervaring, met medicijnen. Ook door anderen te vinden die in dezelfde regenbui staan. Ik vouw graag paraplu's voor hen, niet uit een misplaatste nood om nodig te zijn, maar omdat ik niet wil dat anderen de pijn moeten hebben die ik zelf zo goed ken. Of is dat lulkoek die ik mezelf gretig voeder? Eentje voor de papa. Eentje voor de mama. Eentje voor het zielenheil. En eentje voor de vrachtwagens die in een regenbui op de E17 elkaar proberen inhalen, want wat drijft die fuckers in godsnaam weer om het leven van zichzelf en anderen in gevaar te brengen? Ik word er zo goed als door verblind terwijl ik er langs moet. Op de radio vind ik geen zender die me aanstaat. Er wordt te veel gebabbeld op de ene, op de andere spelen ze Bruno Mars, de dwergversie van Lenny Kravitz, die zelf al een soort Prince van den Aldi was; en op een derde zender is er een nummer dat ik al te vaak gehoord heb de laatste tijd. Dan maar volledig stumm.

Vanavond ontvang ik vrienden en hoewel ik me daar nu niet kan op instellen, weet ik dat dat bezoek deugd zal doen. Natasha gaat een Thaïse eetsoep koken en Tomas brengt panna cotta mee. Ik zorg voor bestek, borden, glazen en de televisie. En de aperitief, want mijn schatkamers liggen altijd vol. Het hangt me al boven het hoofd dat ik morgen voor de trainingsweek blijkbaar stapschoenen ga moeten aantrekken. Ik hoop vurig dat het niet zal komen tot liedjes zingen of scoutsactiviteiten voor volwassenen. Tot hier toe ben ik redelijk onder de indruk van m'n werkgever, maar ik ben beducht voor creativiteit als ze van HR-mensen moet komen, door eerdere ervaringen met verplichte lachsessies en barbecues waar we allemaal een roze item dienden mee te brengen. In de onbedoelde komedie van dat alles zit een diepe tragiek verscholen, als een soort onderzeese spiegel van wat voort koerst boven het wateroppervlak. En daar nog onder is er geen licht meer. De afotische zone, noemen ze dat, het deel van de oceaan dat nooit bereikt wordt door de zon. Dat zijn afgronden waar een mens niet wil in tuimelen. Dan allicht nog liever het grienende lenteweer, dat tenminste de belofte aankondigt aan warmere tijden, verpozingen en vluchtroutes. We zijn bijna uit deze grillige, kwaadaardige winter. Laten we dan maar stevig elkaars hand vasthouden voor de laatste kilometers.