Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 30 november 2021

Micro-intolerantie

Als ik mijn appartement verlaat, staat er een SUV op half over de parkeerplaats die voorzien is voor elektrische wagens aan een laadpaal, en half op een parkeerplaats voorzien voor chauffeurs met een handicap. De vier knipperlichten staan aan: "één simpele truc om de verkeerswet te omzeilen - agenten haten het!" Het is overigens niet dat er in de buurt geen parkeerplaats meer is. Deze chauffeur was gewoon te lui om zich deftig te parkeren. Ik zou eigenlijk de politie moeten bellen, maar dat maakt me ook weer zo'n griezelig intolerant mannetje of een fascistische burgerwacht in de dop, en God weet dat we er daar al veel te veel van hebben.

Sommige mensen vinden dat, nu de tweede verjaardag van de pandemie nadert, beleefdheid en verdraagzaamheid in de maatschappij op een lager pitje branden dan ooit. Misschien is dat wel waar. Er wordt alleszins openlijker en directer met de vinger gewezen en zowat iedereen en zijn moeder hebben onderhand hun eigen theorieën ontwikkeld over hoe we uit de pandemie moeten raken, de ene theorie al simplistischer en verkeerder dan de andere. Ik heb heus geen veel betere ideeën, hoor. Bijna twee jaar na de start is de pandemie en het hele waanzinnige circus errond meer dan ooit een Rorschach-test: je ziet er in wat je voordien eigenlijk toch al geloofde. De periodes van gedwongen isolatie hebben mogelijk wel radicaliseringsprocessen bij enkelen op scherp gesteld. Daar gaan we nog jaren de politieke en sociale prijs voor moeten betalen.

Ik wacht om over te steken. Het is guur weer, typisch voor eind november. Alles ziet er vochtig en miserabel uit. Mijn voeten doen pijn, want al meer dan een maand speelt mijn oude vriend lupus weer op en omklemt hij de middelste drie tenen aan elke voet als hield hij van classicistische symmetrie en perspectief. Soms is de pijn zo hevig dat ik bijna door een voet heen dreig te zakken en dan schaam ik me. Ik ben nog geen 40 en mijn gewrichten kraken en knarsen al meer dan die van de gemiddelde CD&V-backbencher. Het is overigens omwille van die pijnopstoten dat ik naar buiten moest. Ik was gisteren voorschriftjes gaan indienen bij de apotheker, maar het was er zo druk dat ze me vroegen om de dag erop terug te komen. Mijn medicijnen zouden klaar staan.

Ondanks mijn lichamelijke ongemak moet ik de pas inhouden tenzij ik op twee lome tienerjongens wil in lopen die traag babbelend voor me uit gaan in vormeloze donkere jassen. Opnieuw een opstoot van ergernis. Het is niet dat ik onhoorbaar wandel, toch? Sommige mensen hebben geen flauw benul van hun eigen ruimtelijke positionering, ik daarentegen neem waar en beweeg in zeven dimensies tegelijkertijd (en toch kom ik nog ongelukken tegen, dus daar sta je dan met je hyperwaakzaamheid, domme lul). Rustig maar, Hilarius, spreek ik mezelf toe. Ik noem mezelf soms Hilarius omdat dat de naam is die ik zou kiezen als ik zou verkozen worden tot paus. Er is ooit al een paus Hilarius geweest, dus ik zou paus Hilarius II worden. De naam alleen al doet me altijd glimlachen.

De kans is ontieglijk klein dat het pauselijke Conclaaf me zou verkiezen tot paus, natuurlijk (ik ben - komt-ie - geen pausibele kandidaat), maar technisch gesproken kan het. Elke volwassen, door de Katholieke Kerk gedoopte man die zich niet heeft bezondigd aan de verkoop van kerkelijke privileges, is volgens de Kerk in theorie verkiesbaar tot paus. Als de multiversumhypothese klopt, bestaat er bijgevolg ergens een versie van deze wereld waarin ik paus Hilarius II ben. Die zou wellicht niet onderweg zijn naar een apotheek in dit verzopen stukje Gentse buitenstad maar behandeld worden door een lijfarts terwijl hij flauwe moppen vertelt. Ben je protocollair verplicht te lachen als de paus een grap maakt? Ik herinner me een hele subplot in 'De naam van de roos' waarin monniken hevig en bitter discussiëren of Jezus al dan niet ooit zou gelachen hebben. Indien wel, dan is komedie goddelijk, houden de voorstanders vol. Indien niet, dan is humor verwerpelijk en ketters, zweren de tegenstanders. De monniken raken het er niet over eens tot (spoilers!) hun abdij afbrandt.

Intussen ben ik binnen in de apotheek. De man van wie ik vroeger verkeerdelijk aannaam dat hij de apotheker was, is er niet. Als ik over hem spreek, noem ik hem altijd de Sceptische Apotheker, omdat hij je telkens lijkt te monsteren, kijkend van je voorschriften naar jou, alsof hij zich er echt van moet vergewissen dat je geen fraudeur bent die drugs komt kopen. Je ziet hem denken "zozo vriend, Piroxicam, hebt gij dat echt wel nodig?". Maar hij blijkt dus niet de Apotheker te zijn, enkel Sceptisch, want mijn huisarts vertelde me dat hij enkel helpt in de winkel - het is zijn echtgenote die het farma-diploma heeft.

Er staat een man met grijs haar en een zwaar Denders accent voor mij zijn leven te vertellen aan de balie door het plexiglas. En de apotheker plus haar assistente wérken goddomme al zo traag. Aan het andere loket zit een vreemd baby-achtige vrouw in een rolstoel te wachten op haar medicijnen. Denderman heeft minstens 15 dozen verschillende medicijnen nodig en blijft maar lullen, in het apotheek-equivalent van die ene persoon in de frituur die komt bestellen voor de hele voetbalkantine. Achter mij komen nog twee mensen binnen. Uiteindelijk vertrekt Denderman en rolt Babyvrouw, die blijkbaar zwanger is, kan ik opmaken uit de Franstalige conversatie met de assistente, terug de gezwind de zaak uit. Ik vraag me af of ik iemand zou daten die in een rolstoel zit en ik realiseer me dat ik me nog nooit eerder iemand heb voorgesteld in een rolstoel die zwanger is. Is dat fout? Of is het eigenlijk nog fouter indien ik daar wel veelvuldig aan zou denken?

"U kwam een bestelling ophalen, niet?" vraagt de apothekeres - of moet ik het genderneutrale "apotheker" gebruiken? Apothekerin? Nee, dat klinkt pas echt verkeerd.
"Inderdaad."
Ze kennen mij hier al, want dit is hier mijn stamapotheek.
"Gij doet mij aan iemand denken," had de Sceptische Niet-Apotheker ooit tegen me gezegd.
"Wie dan?" vroeg ik nieuwsgierig.
"Ik weet het niet. Maar ge komt me bekend voor."
Ik had toen misschien moeten zeggen: "Ja, het zal geweest zijn van die gangbang bij Hot Marijke", maar dat dacht ik toen niet dus het is maar Treppenwitz, en zelfs als ik het al gedacht had, had ik het zeker niet gezegd.
"U kent alle medicijnen al?" vraagt de apothekeres, die nu het bakje leegt en elk doosje inscant.
"Ja, we gaan elk jaar samen op fietsvakantie naar de Dolomieten," fantaseer ik.
"Wat bent u toch grappig, Monseigneur Hilarius," fantaseer ik verder. In werkelijkheid knik ik gewoon.

Op de terugweg doe ik nog een kleine inkoop in de Match. Ik word vlot bediend aan de broodjesbalie door een dame met een vaag Slavisch accent die altijd ontzettend professioneel is. Racisten vechten een achterhoedegevecht, denk ik dan. Mensen van niet-Belgische origine zijn overal en dragen vlot mee bij aan onze maatschappij en economie. Meer nog, in dichtste vriendenkring ken ik maar een drietal koppels waar beide partijen Belg zijn. Twee van mijn beste vriendinnen zijn respectievelijk samen met een Rus en een Italiaan, de partners van twee bevriende schrijvers zijn achtereenvolgens Peruaans en Duits, de vriendin van één van mijn broers is een Bulgaarse en die van mij is Roma-Roemeens. De door bedompte béchamelboomers en frisse scoutsnazi's gevreesde omvolking is al lang bezig, man. Time to get with the program.

Ik moet me even nog wurmen langs een stoet kinderen in fluohesjes en hun lerares. Op de trein is je coupé delen met een klas kinderen een kermis uit de hel, maar op hen op straat passeren vind ik eigenlijk prettig om al die energie en levendigheid samen te zien, die semi-coördinatie tussen al die blozende keuteltjes en hun iele stemmetjes incluis. Bij aankomst aan m'n appartement zie ik dat de knipperlicht-SUV er nog altijd staat. Ik ga de flikken niet bellen. Dan maar beter boos tweeten.