Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 9 september 2022

De verpletterde rugzak

De teambuilding met het werk zit er bijna op, en mijn lichaam ook. Glunderende collega's zitten op bankjes na te praten over de outdoor lasershooting die net is afgelopen. In drie sessies van 20 minuten heb ik achtereenvolgens één keer, twee keer en drie keer raak geschoten en bengel ik onderaan het klassement. Op zich is dat niet erg en het is maar een spel, maar het is vooral dat ik zelf zo veel ben afgeschoten dat zuur smaakt, alsof ik een infrarood-piñata ben geweest voor wie makkelijk punten wilde scoren. Het diept onaangename herinneringen op aan sportdagen waarin ik in eender welk klassement altijd zoniet de rode lantaarn was, toch dicht in de buurt kwam. In atletiek eindigde ik steevast net voor de ectoplasmische vel-over-been-jongens en de dikkerds, in badminton sloeg ik vaker naast dan op de shuttle bij de opslag en mijn turnleraar in het middelbaar weigerde om mij een achterwaartse nekrol te laten proberen omdat hij bang was dat ik mijn nek ging breken (die man meende dat echt, hij deed het niet om mij te pesten). 

Ik haal diep adem en ga mijn handen wassen. Ik probeer die gedachten aan vroeger weg te jagen. Er is niemand die me uitlacht hier, en mijn collega's zijn stuk voor stuk fijne mensen. Bovendien houdt men hier rekening met me. Activiteiten met klimmen of hoogtes waren al uitgesloten, onder andere op mijn vraag. De dag ervoor waren we op e-step-tocht gegaan. Voordat we instructies kregen van de vader en zoon die het bedrijfje uitbaatten - en die als buurjongen een psychopatische kleuter hadden die met een schaar op straat liep te zwaaien terwijl er auto's passeerden - keek ik argwanend naar de steps samen met een collega. Blijkbaar delen zij en ik een verleden. Altijd als er iemand viel, materiaal verloor, net die enige slecht functionerende roeispaan, motor of helm had, was zij dat. En ik was dat ook. Een kwartier later smakte die collega op straat van haar step. Ik hield het toen ook maar voor bekeken want ik wist dat ik het noodlot aan het tarten was. Je kan dat gevoel eigenlijk niet echt uitleggen aan iemand die niet uit dat pechhout gesneden is.

Wel ja, 't is wat je pech noemt ook, natuurlijk. Pas toen ik 23 was stelde men vast dat ik eigenlijk astma heb. Dat verklaart nog altijd niet mijn oncontroleerbare neiging tot massale zweterij van zodra het kwik boven de 22° komt in openlucht. Steeds weer voelt het aan alsof je lichaam je aan het verraden is - het zet je voor schut zonder dat je er iets aan kan doen. Intussen zijn mijn handen gedroogd in de wind. Er was geen handdoek en geen papier in het toilet, dat de charme had van een typisch Ardeens bostoilet dat je nooit volledig proper kan krijgen omdat er altijd wel aarde binnenrolt, bladeren naar binnen waaien en het zeldzame dier er iets heeft achtergelaten. Geef het 10 jaar en er groeit een boom uit, zoals in het vorige appartement van mijn Ardeens-Britse vriendin Azure. Dat appartement stond weliswaar in Brussel, maar ze had kennelijk een beetje Ardennen meegebracht naar de grote stad.

We kuieren terug naar de parking terug over een weerbarstig rotspad en ik probeer niet te veel te piekeren over al die zaken. Ik verbijt de pijn aan mijn voeten en kuiten, die ik zelf heb doen lijden tijdens de wandeltocht eerder op de dag. Als mijn lichaam mij mag aanvallen, dan mag ik het ook aanvallen. Ik kijk omhoog en zie veel wolken. Gisteren was het weer bijna 30°, vandaag iets minder. Ik las dat het deze zomer op sommige plaatsen in India en Pakistan tot 50° was en dat vogels er dood uit de lucht vielen. Birds dropping dead from the sky, you know how I feel. Maar het is angstaanjagend. Ik rommel in mijn tas en drink het laatste beetje water op, alsof ik dorst heb gekregen van die gedachte. Er zit geen eten meer in, en ik denk aan die keer in de lagere school, dat ik na het uitje Planckendael plots geen lunch meer had. Het was te zeggen, door met mijn rugzakje aan te klauteren langs een klein klimrekje, waren de aluminiumfolie en mijn boterhammetjes tot één object verworden en was de thermos chocolademelk in mijn rugzak uitgelopen. Een vriendelijke begeleidster bood me toen een boterham aan van haar. Jammer genoeg was het een vieze boterham met préparé, maar ik at hem toch op, want ik was een beleefd kind. Nu is het een licht amusant verhaal, ook. Toen minder, omdat ik plots het centrum was van ongewenste aandacht, spot en medelijden.

Op de parking verwissel ik discreet mijn hemd met een t-shirt, want een andere collega zal zo vriendelijk zijn om me tot aan een treinstation aan de Brusselse rand te brengen, en ik wil niet met een hemd met zoutvlekken van het zweet in haar passagiersstoel plaatsnemen. Ze had misschien nu liever rechtstreeks naar huis gereden zonder passagier, maar een afspraak is een afspraak, en ik neem me voor de rit toch wat op te leuken door haar te vragen naar haar hobby's. Bovendien wil ze zelf alert kunnen blijven, want ze is net als ik moe na drie dagen samenzijn met een man of 20. Daardoor hangt er een ongesproken begrip tussen ons. Dat is ook fijn aan volwassen zijn. Je ontdekt altijd wel lotgenoten die weten hoe Bepaalde Dingen zijn en je hoeft die niet uit te leggen. Des te beter dat dat eens in een blauwe maandag kan onder collega's. Ik leun met m'n hoofd tegen de leuning van de passagiersstoel en laat de gesprekken van de teambuilding nagisten. Het verhalen uitwisselen met de SEO-experte, de ontdekking dat een collega-PM graag hard gaat op dezelfde fuifnummers als ik, de geweldig geestige afpoeiering van een andere collega ("We hebben je intelligentie nu niet nodig, Anton"), de onzekerheden van nog een andere collega, en zo voort en zo verder.

In de auto spelen musicalnummers. De Ardeense horizonten maken langzamerhand plaats voor het Brabantse beton. Het is een cliché, maar we dragen allemaal ons verpletterd rugzakje mee. Thuis en gewapend in een verkwikkend voetbad, leg ik Özgür Can op - 'Over Nothing At All'. Ik moet glimlachen bij de weerbarstigheid van de titel.