Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zaterdag 17 november 2012

De onrust groeit

God schrijft recht met kromme lijnen. Ik vlucht langs die lijnen weg. Noem het een vorm van wanderlust, of holtes opzoeken in de tijd. In de allerdiepste uren van de nacht, nadat ik vrienden en cafés achter me gelaten heb, glip ik soms binnen in andere bars, alleen. Ik drink er water en installeer me aan de toog. De herfstbladeren van dronkenschap laat ik naar beneden dwarrelen terwijl niemand me stoort en ik niemand lastig val. Als ik dan toch al in een conversatie beland, is ze van de allerlichtste soort, die niks verandert aan de traag golvende processie van gedachten en gevoelens die eronder ligt. Soms ga ik ook nog een rit maken met de auto, de binnenring rond en af, parkeer ik me waar ik niet mag staan en rook ik uit het venster een sigaret. Een krachtveld van verdenking dampt dan van me af en houdt nieuwsgierigen op een afstand. Wie me dan aanspreekt is allicht zelf verdacht, en dat besef is wederzijds geruststellend.

Geen mens in cafés waar ik alleen binnenwaai, zal me zich herinneren, en daar put ik een pervers genoegen uit. Het is de nachtzijde van mijn daggedrag, maar het gaat voorbij de goedkope paradox, want ook hier speelt een verlangen op opgestuwd te worden in de vaart van het volk, aan niks te denken, niemand te zijn, alle littekens te verdoven. Wat is m'n spontane standuproutine onder vrienden anders dan hetzelfde gebrek dat moet gevuld worden?

Ik druk het gaspedaal in. Het einddoel van Friederich Nietzsches Übermensch en de Boeddha was in wezen hetzelfde: alle limieten opheffen tussen zichzelf en de buitenwereld, uitgaande van het basisidee dat de in zichzelf begrensde mens een illusie is die opgelegd wordt voor de lieve vrede, door staat, kerk en ego. De Übermensch wist de grenzen uit door overal zijn wil op te leggen, door elke definitie van moraliteit te tarten. De verlichte keert terug naar een stand waarin ontsnapt wordt aan oorzaak en gevolg. Ik rem voor een kruispunt. Ook als nachtdier ben ik geen onbesuisde rebel.

Of er nu glas is tussen mij en de wereld of niet, van auto's of van korte drank, het nettoresultaat blijft hetzelfde: er zijn altijd barrières waar ik niet over kan. Ik stel me voor dat er kastelen en clubs zijn waar ik niet binnen mag omdat ik de juiste toverwoorden niet ken, en dat ergert me omdat ik overal wil zijn. Er zijn ook kringen die zich hoog boven of ver buiten me bewegen, die af en toe één van hen in de spots duwen van de media, de aandacht en de interesse van duizenden oppikken. Dorst naar roem wordt gezien als een stomme ambitie voor egomanen of een gevolg van diep verankerde menselijke onzekerheden, maar het is ook een wil tot macht.

Alleen ikzelf kan het glas breken. Als iemand anders zich er door heen wil slaan, zal er een nieuwe vesting verschijnen. De schrijver die zichzelf verdoemt, het blijft toch een betrouwbaar cliché. Ik ga zitten in de portiek van een buurthuis. Het wordt er al gauw koud. De mengeling van alcohol en nicotine danst cirkels om me heen, de wagons zijn opgesteld tegen een denkbeeldige aanval van indianen. Vierletterwoorden komen in me op, ik blader lusteloos door m'n adresboek. Waarom staat niet de hele wereldbevolking erin? Hoe komt het dat ik met een gigantische pijp en valse wenkbrauwen nog niet aan boord ben gehesen van een talkshow om verstandige meningen te verkondigen?

Een stomdronken nachtkever vraagt me om een sigaret. Dit scenario had zich op een andere manier voltrokken als hij of ik een vrouw geweest waren. Hoe is het mogelijk dat ik tegelijk mensen graag zie zonder uitzondering en toch altijd verdenk van een tweede plan, een rotte plek die ze ergens verborgen houden. Hij krijgt z'n sigaret niet aan en mompelt tegen zichzelf dat hij niet goed bezig is. Ik leen 'm mijn aansteker. De verlossende vlam komt er. Woorden blijven binnendruppelen met de regelmaat van het laag ruisende, nachtelijke verkeer. Ik ben er zeker van dat ik in elk van die auto's gesprekken zou kunnen gaan voeren, maar ook wereldroem als copassagier zou me geen mooier of beter mens maken.

Het is goed om deze uren te stelen van alle anderen. Niks hoeft nog, buiten ademen, omlijnd zijn door gedimde lichten, de blik naar beneden houden. Het is tijd om weer thuis te zijn.