Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 15 juni 2015

De klauwen van de banaliteit

Ik weet niet hoe het zit met de gemiddelde mens, maar banaliteit is zowat mijn ergste vijand. Ik heb het daarmee over het 'busywork' dat een groot deel van de dag in beslag neemt en waarvan ik maar niet kan begrijpen dat we er in de 21ste eeuw in het Westen nog geen oplossing op hebben gevonden. Bijvoorbeeld: files, treinvertragingen, administratieve rompslomp, de 9-to-5-dag, stoppen met roken. Banaliteit en haar circumstantiële begeleider, verveling, zijn de lijken in de kast van een leven dat naar historische menselijke normen comfortabel is. Ik ben niet elke dag bezig met me afvragen of ik eten zal hebben of een dak boven m'n hoofd, ik heb vrienden om me heen, m'n familie leeft nog en is min of meer functioneel, en al bij al verkeer ik niet in slechte gezondheid. Maar dat niet per se positief. De afwezigheid van duisternis betekent nog niet dat het licht is.

Meer dan tien jaar geleden gaf een toenmalig lief als één van de redenen om me te dumpen dat ze me nooit zag functioneren in een dagelijks bestaan met een typische dagjob. Los van het feit dat dat een hard oordeel is om te vellen over iemand van 19 die nog heel wat groei voor de boeg heeft, zag ze daar een symptoom in van een gebrekkig en onvolwassen karakter. Ik was kwaad over dat verwijt. Maturiteit betekende immers niet zich neerleggen bij het dictaat van het eeuwige "omdat het zo hoort", maar met wilskracht het eigen pad effenen. Maar waar sta ik nu? Ik heb een dagjob, ik dobber rond tussen de massa forenzen die van Gent naar Brussel gaat en weer terug en ik heb er even grote stronthekel aan als dat ex-lief van me voorspeld had. Ironisch dat het deel van haar voorspelling dat ik niet kon functioneren in zo'n leven niet uitkwam. Ik kan het dus wel. Maar het vermindert me. Het dingt af op wat ik kan, wie ik ben.

Als ik m'n klaagzang aanhef over dit burgerleven, zegt een optimistische vriend wel eens dat ik het misschien eens allemaal achter me moet laten. Waarom geen ontslag nemen, enkele maanden tot jezelf komen, vrijblijvend rondsolliciteren? Dat klinkt feestelijk, maar de huur betaalt zichzelf niet. Ontsnappen aan de dwingelandij van de banaliteit is makkelijker als je die ontsnapping kan afkopen met kapitaal op reserve. Het enige kapitaal dat ik bezit, is van geestelijke aard. Met het geld dat ik heb, zou ik nauwelijks drie maand kunnen leven voordat ik door een paar gorilla's van een incassobureau beurs zou geslagen worden. Maar, zeggen goedbedoelende mensen dan, spaar dan wat meer. Dat is als zeggen tegen een hongerlijder dat hij meer moet vasten. Vanaf hier kan ik een paar kilometers wegvreten over hoe onrechtvaardig rijkdom verdeeld is, dat de fiscus een bandiet is of dat ik het recht heb op een bewonderende mecenas, maar dat is slechts pissen in de zee.

Sommige mensen verdedigen het banale omdat zonder dat achtergrondruis grootsheid niet meer tot zijn recht zou komen. Dat geloof ik niet. Er is een verschil tussen complexloze alledaagsheid, zoals een krant kopen of een kop koffie drinken, en de agressieve grotesquerie van lompe medepassagiers op de trein of een nutteloze memo zitten schrijven die toch geen hond zal lezen. Mensen raden me ten langen leste aan om het me allemaal niet zo aan te trekken. Maar hoe doe je dat? Als je constant in je hoofd een systeem kan construeren die oplossingen biedt voor al dat banale, is het om tegen de muren op te lopen om te zien dat we mijlenver verwijderd zijn van de realisatie ervan. Banaliteit is elastisch en resistent tegen wie haar uitdaagt.

Begrijp me niet verkeerd - het leven hoort voor mij geen ongeremde speeltuin te zijn. Weerstand, pijn en verlies kunnen en moeten deel uitmaken van een essentieel groeiproces. Ik zou nooit de liefde hebben kunnen waarderen als ze niet verloren had in de eerste plaats, of ik zou nooit verbluft kunnen staan van een mooie tekst als ik me eerst niet jaren had ingelezen in andere teksten. Zo gaat dat. Maar wat leert de zoveelste gruwelijke file me bij? Welk nut heeft het dat je bij een verhuis tot drie, vier keer toe moet passeren bij de administratie van de stad (en dat uiteraard tijdens de werkuren, waar je dan "vakantie" voor moet nemen)? Ik kan toch niet de enige zijn die zich ernstige existentiële vragen stelt bij de zoveelste confrontatie in een snackbar met een persoon voor je die pas begint na te denken over wat hij wil eten als het al zijn beurt is. Staat iedereen te slapen?