Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zaterdag 28 juli 2018

Caesar trok af met zijn manschappen

Onlangs zat ik op een barbecue bij vrienden, waar een vriendin opmerkte dat er met mij geen middenweg mogelijk lijkt. Ofwel discussieer ik met veel passie over de implicaties van het boeddhistische concept van anatman voor de taalspel-theorie van Wittgenstein, ofwel zit ik me te verlustigen in scatologische of puberale jongensgrappen. En ja, ik moet ook nog altijd lachen met namen als het Titicaca-meer, Honoré de Balzac of ongelukkige ouderwetse vertalingen zoals in de titel van dit stukje.

Toch is dat niet zo raar allemaal, denk ik als ik later door een loden nachthitte naar huis wandel langs het kanaal. Markies de Sade was ook tegelijk een intellectueel en een enorme goorlap. James Joyce, één van de grootste schrijvers aller tijden, schreef de meest ranzige brieven aan zijn vrouw, en muzikaal genie Mozart was verlekkerd op alles dat met pipi te maken had. Geen grootsheid zonder diepe bodem, of, zoals de charlatan van een Jung het stelde (en ik parafraseer): hoe grootser de persoon, hoe langer de schaduw.

Ik passeer een late fietser in sporttenue. Geen goed idee, denk ik, maar zotten hou je niet tegen. Misschien is hij geïnspireerd door de Tour de France. Wielrennen boeit me niet, maar wat me elk jaar wel opvalt is hoe ontzettend zwaar die koers is. Misschien te zwaar. Te lang. En om bij grootsheid te blijven, vraag ik me af of die theorie klopt over de giganten van de sport. Liet Michael Schumacher zich graag in een pamper behandelen als een baby? Zou Serena Williams een fetisj hebben voor vieze oude voeten? Dat lijkt me minder waarschijnlijk, om de één of andere reden.

Wat ook niet klopt is dat openbare monsters ergens een tegenovergestelde verfijnde kant hebben. Slechte en domme mensen zijn doorgaans vrij eendimensionaal. Het is genoegzaam bekend dat Hitler een enorm banale smaak had in kunst, cuisine en muziek. Als je kijkt naar Trump zie je ook constant meer geld dan goede smaak. Maar ja, voor dat soort lui valt geld samen met smaak, of is macht smaak.

Weinig bewolking maar ook weinig sterren. Wanneer zou 'ster' zijn figuurlijke betekenis hebben gekregen voor een beroemdheid? Natuurlijk vernoemden de Oude Grieken en Babyloniërs al sterren en sterrenbeelden naar hun mythische personages en goden, maar ze zouden het niet in hun hoofd gehaald hebben om een ster te noemen naar een Plato of zelfs een heerser als Hammoerabi. Onze eigen - overdrachtelijke - sterren zijn mensen van vlees en bloed, maar alweer geen intellectuelen. Ja, Stephen Hawking was wereldberoemd, maar het verschil tussen het aantal mensen die hem kan identificeren op een foto en wie een boek van hem gelezen heeft, zal erg groot zijn.

Misschien dat de tweespalt tussen de verheven geest en de bizarre fascinatie met het abjecte en het taboe bij een diepere denker or artiest onvermijdelijk is. Nieuw territorium bestaat immers in beide richtingen. Zelfs Isaac Newton, een briljant wiskundige en de vader van de moderne fysica, geloofde tezelfdertijd in alchemie. Zijn Duitse evenknie Leibniz was een even geniale wiskundige maar flanste een filosofie in elkaar die bijna komisch is in haar potsierlijkheid.

Maar wat is nu dan grootsheid? Ik had het er vorige week nog over met Roman terwijl we in de luwte bier dronken onder een boom op de Gentse Feesten. Wellicht is groots zijn niet bier drinken onder een boom op de Gentse Feesten, noch is het hevig zwetend uit alle poriën naar huis wandelen 's nachts. Maar we waren het erover eens dat wat het genie onderscheidt van de rest, een soort consistent excelleren is in één of meerdere gebieden, vaak al vanaf de jeugd, plus het vermogen om die uitmuntendheid te demonstreren.

Bij sportlui kan je dat natuurlijk opvangen met statistieken, maar bij pakweg een Einstein of Curie kan je dat niet afmeten. Het is vaak pionierswerk dat genieën doen, soms in en soms ondanks de Zeitgeist waarin ze opereren. Bij leven werd Picasso wijd en zijd erkend als geniaal, maar voor zowel Kafka als Van Gogh was het kinnenklop. Soms zeggen mensen dat ook tegen mij om mij troost te bieden: ach, als schrijver kan je gelijk wanneer debuteren en een groter publiek vinden. Dat is misschien wel waar, maar een lijk kan je geen plezier doen met succes, en het is ook niet dat ik zit te wachten op succes - laat staan een bonafide ster worden - maar wat meer weerklank mag wel.

De jeugdige overmoed om mezelf te gaan bij zetten in who's who van de genieën der eeuwen heb ik al lang opgegeven. Ten eerste omdat iedereen toch ooit vergeten wordt, en vroeger of later maakt in het kader van die onnozele speldenkop hier in een eindeloos heelal zo goed als niets uit. Voor sommige mensen is die relatieve, haast absurde kleinheid van het individu tegenover die kosmische krachten angstaanjagend, maar ik put er een gevoel van troost uit. En des te meer het idee dat we ons op deze speldekop niet al te veel hoeven aan te trekken van nutteloze conventies en mak de massa volgen. 

En des te meerder (taalnazi's mogen nu een spontaan aneurysma krijgen) dat wat echt telt, is of je het leven van jezelf en je medemensen een beter leven hebt gemaakt. Ook als dat is door nog altijd te gniffelen met Caesar die aftrok met zijn manschappen.

In mijn late tienerjaren schreef ik ooit een pornoverhaal. Boris vroeg me ooit om te kiezen tussen na mijn dood onmiddellijk vergeten worden, of eeuwenlange postume roem te krijgen voor mijn porno. Ik antwoordde geschrokken dat ik dan liever vergeten zou worden, maar onderhand denk ik er anders over. Tenslotte kan dat ook mensen blijer maken in hun leven. Ik zou liever zien dat ze blij worden van mijn ernstige teksten of mijn verhalen, of desnoods anekdotes die na mijn verscheiden verder leven, maar als het moet met porno, dan maar porno.