Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 8 april 2013

Imprint

Elke stad die groot genoeg is, heeft een eigen geur. Oostende is roest en zee. Antwerpen ruikt naar design en chauffages. In Brussel is het de mengeling van regenbuien die nooit verteerd werden, wafels en goten. Leuven, ontdekking van de laatste weken, heeft sporen van fruitsap door zijn straten zweven, net zoet genoeg om het te merken. Voor de rest: keurigheid. Al die geuren roepen associaties op die sporen terug trekken in m'n jeugd. Het is ongelooflijk als je er bij stil staat hoe veel patronen en codes er door onze lichamen en persoonlijkheden lopen.

We komen nog maar net ter wereld of we worden deel van een religie, een gemeenschap met eigen normen en waarden, en maken dingen mee die onuitwisbaar zijn, maar verborgen worden onder lagen en lagen gegevens die in onze hoofden geschreven worden met hete naalden. We staan vol tatoeages. Sommige markeringen zijn zichtbaar of zelfaangebracht. Weinig mensen weten dat we net als tijgers strepen hebben, maar ze zijn alleen maar zichtbaar onder infraroodlicht, maar ik zoek precies de dingen die niet waarneembaar zijn met gewone ogen en oren.

We zitten naast elkaar in het donker te kijken naar beelden van uitgekiende miniaturen die parlementen en insectachtige bloemen verbeelden. Aan de ene kant vertelt een Japanner een verhaal over een huwelijk en familiekwesties, aan de andere kant zegt een Ier ook iets, maar ik ben te druk bezig om me er van te vergewissen dat hij effectief een Ier is, dat ik niet luister naar wat hij zegt. Ik probeer samen te smelten met het nu. Geen makkelijke opdracht, omdat de imprint ter hoogte van mijn rug zegt: dit zijn de boodschappen uit het verleden, de dingen die niet zo maar weggaan als je je ogen dicht doet. Over mijn vingers staan tien andere zinnen geschreven, elk van hen onafgewerkt, zoekend naar ontbrekende zinsdelen.

Even later is er eten. Een koter loopt rondjes rond tafel. Ik kijk naar de persoon die tegenover me zit, en zie een gezicht dat niet kan liegen. Dat maakt conversaties zo veel makkelijker. Eerlijk zijn is de lagen afleggen. Een voor de hand liggende associatie is kleren laten vallen of pasgeboren of dood zijn, maar het is niets van dat alles. De lagen mens, verleden en hoop afleggen is geen kwestie van uitkleden of primitiviteit, maar rust. Observatie zonder oordeel. Een schematisch model van de mens opmaken als een wereld met geologische lagen die in elkaar overvloeien. De vergelijking is niet zo gek. Alles zit in een wereld, is een wereld en draagt werelden in zich. Het zou me niet verbazen als de pasta op haar bord een fractaal is, net als sommige schelpen en bloemen.

De wereld van elke mens heeft een middelpunt en dat is bij de meeste mensen verstoord. Ze beschrijven banen van het ene extreem in het andere, rusteloos zoekend, nu eens te ver van hun zon, dan weer te dicht. Bij het perihelium is de ene mens een hedonist of een sadist, bij het aphelium wordt hij een monnik en een masochist. Het is filosofisch gegoochel dat je ook wel kan vinden in talloze zelfhulpboeken, denk ik, terwijl ik later een paar kraaknette winkelramen in me opneem. Opnieuw fruitsap. Ik ken mensen die om de zo veel tijd zichzelf proberen heruitvinden, en dat is vermoeiend. Het is even vermoeiend om mensen te kennen die koppig weigeren hun volmaakt cirkelvormige banen te verlaten. Anderen blijven satellieten invangen, of worden er zelf.

Leuven en zijn netheid liggen nu achter ons, en het hinterland van Vlaamse lintbebouwing en industrie doemt op. Wat de horror is van het Amerikaanse suburbia met de witte tuinhekken, is fractaalversie van FC De Kampioenen voor het verkavelde Vlaanderen. Ook dat is een imprint, gebrandmerkt aan de onderkant van m'n tong: er zijn mensen die ik nooit zal begrijpen. Het maakt me hulpeloos. Aan de andere kant mogen we al van geluk spreken dat we onszelf begrijpen, en naast me zit iemand die die kunst ook lijkt te verstaan. We doen dat voorzichtig.

Hoe zou het zijn als ik alle lagen van alle dingen kon lezen door handoplegging? Vervelend, allicht. De meeste kennis is uiteindelijk banaal. Laat ik dus over middelpunten, kernen en para-zintuiglijke indrukken zeker ook niet te druk doen. Het is al wonderbaarlijk genoeg dat we ondanks de jaarringen die we allemaal hebben, met elkaar kunnen praten, en elkaar kunnen raken.