Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 2 juni 2009

Cycles d'oppositions

Ik probeer het. Ik zweer het – ik probeer het echt. Elke dag probeer ik mezelf ervan te overtuigen dat het beter zal gaan, dat als ik dit of dat doe, dat als ik iets kan bereiken en dat als ik dat maar kan veranderen, dat ik me door therapeutische daden zal stellen, ook daadwerkelijk beter zal voelen. Maar het gebeurt niet. Niet omdat er geen reden lijkt te zijn om gelukkig te zijn. De zon schijnt, de rokken zijn kort, de liefde zit in elke uithoek van mijn appartement verborgen, er breken andere tijden aan, ik heb vrienden met busladingen en ik heb geen hangsnor of een bilgewij in de vorm van Paris Hilton. Toch is mijn gevoel in tegenspraak met deze indicaties, die allemaal zouden moeten wijzen op een voortdurende, in zichzelf genoegzaam neuriënde vrolijkheid en tevredenheid. Ik ben terminaal ontevreden. Voor de neus van mijn konijnenziel hangt een onzichtbare wortel die zichzelf elke dag opnieuw herstelt, zelfs al heb ik hem de dag tevoren nog kunnen pakken met veel stunt- en vliegwerk.

Ik ben geen weeskind in Darfoer, ik zit niet in een rolstoel, noch ben ik een teneergeslagen randvedette die met droefheid moet vaststellen dat hij zelfs de fait divers van de TV Story niet meer haalt. En toch kan ik niet uit dat drijfzand raken. Woorden die mogelijk gedichten zouden kunnen vormen over deze toestand zijn slecht bijeen passende kraaltjes die ik bovendien al veel eerder, vaker en beter gebruikt heb. Teveel ongewilde deixis, teveel terugkerende patronen en verbale graancirkels. Het doek gaat open en een spot schijnt fel, maar de schrijver zit op zijn emotionele tandvlees. Ik zal vandaag geen moppen vertellen of een politiek geladen mening verkondigen, eenvoudigweg omdat ik dankzij de chemische achtbanen en het onstuitbare heen-en-weer-vuren van neuronen in dat hoofd van me ergens in een sloot ben gesukkeld. Daar bestaat medicatie tegen (die ik al een tijd niet meer gebruik) en er zijn ook nog veel mensen zoals ik (die me bij het schrijven van deze tekst maar matig kunnen boeien).

We leven dan wel in een cultuur die in sommige van haar aspecten emotioneel exhibitionisme vergoddelijkt en zinloos lijden in een luxecultuur tot een ware levensstijl verheven heeft, maar dat hoeft niet te betekenen dat ik trots ben omdat ik stemmingswisselingen moet belijden die komen en gaan op een willekeurig tempo en op willekeurige tijdstippen die zich nog het best laten vergelijken met het treinschema in een bananenrepubliek. Steeds blijf ik koppig proberen er weerstand aan te bieden, alsof positieve gedachten en nuttige activiteiten deze stromen zouden kunnen beïnvloeden. En opnieuw en opnieuw moet ik tot de conclusie komen dat dat niet gaat. Dat ik gebroken en zwak ben, een speldenkussen of een voodooslachtoffer van een mysterieuze sjamaan die per ongeluk het verkeerde slachtoffer gekozen heeft. Die conclusies maken me bang. Ze verwijderen me verder van de man die ik bijna kan zijn als ik dit masker op hou of als die long and winding road door mijn neuronengebergte weer een nieuwe top bereikt heeft.

En steeds opnieuw komt daar de niet aflatende, gloeiende druk bij van het Moeten. Ik moet een gevecht leveren tegen de entropie die alles in mij en rond mij aantast – de orde op de kamer, de veelheid aan stofvangende boeken en nostalgische parafernalia, de projecten die niet af raken, de spieren en de pezen, en tenslotte ook het brein dat langzaam maar zeker degenereert. Ik vlieg elke dag opnieuw uit de startblokken van de dagelijkse wedlopen met een achterstand, en na een matige prestatie ben ik doodmoe. En elke keer als de volgende cyclus met zijn verpletterende vermalende wiel weer een dieptepunt bereikt, dan schaam ik mij diep omdat ik me zo klein en nutteloos voel, en word ik boos omdat dat recht me tegelijk ook ontzegd wordt door de niet aflatende kritiek die ik heb op mensen die in mijn ogen dat recht ook al niet bezitten en het toch doen.

Vandaag scheen de zon, en men zong een lied. Vandaag was ik op het werk, en deed ik naarstig voort. Vandaag kwam ik thuis en moest ik al snel ergens anders heen. Vandaag was ik de hele dag een open wonde van nauwelijks beheersbare gevoelens en ingedamde woorden. Vandaag schreef ik een trieste tekst die des te tragischer werd omdat hij zoveel onblusbare waarheid bevatte.