Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 15 maart 2022

Spaß an der Arbeit

Ik sluit zachtjes mijn laptop en leun achteruit. Er is weer een werkdag voorbij en straks maak ik eten aan de hand van een weekmenu, een volwassenmensenitem waar ik me al jaren van had voorgenomen het te maken, maar het pas vorig weekend ben beginnen doen. Daarna strekt zicht een avond uit met weinig plannen. Dat is zeker niet slecht, want meer dan de helft van de keren dat ik 's avonds nog buiten kom, kost het me moeite om mezelf over de drempel te duwen (of te rollen, met mijn komieke vouwfietsje). Aan de andere kant, die avonden die ik opeis voor mezelf, wat doe ik daar eigenlijk mee?

Al maanden schrijf ik bijna niets meer - relatief gezien, want in vergelijking met sommige andere schrijvers heb ik alweer een half oeuvre bij elkaar geschreven. Maar het is dan ook geen race. Ik verwonderde me er vandaag over hoe snel de voorbije vijf jaar zijn gegaan en hoe ver significant positieve, inspirerende of simpelweg gelukkige herinneringen zich terug clusteren. Het is niet dat er na 2017 niks fijns meer gebeurd is in mijn leven, het lijkt er eerder op alsof er een zichzelf oneindig delende staat van ongenade gekomen is waarin er voor elk positief feit telkens twee negatieve meereisden. Een spoedig herstel van iets wat een lang aanslepend gezondheidsprobleem had kunnen zijn dat vergezeld wordt van een plotse monsterbelasting en een jobverlies. Een erg fijne eerste date waarop onmiddellijk een dood huisdier volgt en een pijnlijke rechtsgang. Meer kunnen thuiswerken, maar - en je voelt 'm al komen - het moest gebeuren middenin de eerste pandemie in 100 jaar waarin de fiscale duimschroeven bij de werkende single nog wat harder werden aangedraaid.

Ik en vele anderen met mij zijn boksballen geworden. We moeten almaar incasseren. De gevolgen incasseren van beslissingen die gemaakt zijn door dictators die dromen van hun eigen glorie, maar ook die van het legioen dommeriken, beunhazen en middelmatigen dat in de stratosfeer wordt gekatapulteerd eens ze een microfoon onder hun neus krijgen of een column in de krant. Wat we zelf verkeerd doen, daar dragen we ook nog altijd de gevolgen van, natuurlijk. Responsabilisering bestaat er enkel voor wie al weinig heeft. De lijnen zijn allemaal afgevlakt. Mogelijke inreiswegen in de literaire wereld zijn dichtgeslibd. Ik heb geen paniekaanvallen meer, overslaap me nog maar zelden en zou mezelf niet direct depressief noemen, maar er is veel vreugde die weg is, veel radeloze kwaadheid die in de plaats gekomen is. Ik ben ouder, zwaarder en armer geworden, maar niet veel wijzer. Maar laat dit niet mijn Klaagmuur zijn, ook al ben ik aan geen mens verplicht hierover te zwijgen.

Dingen die recent aanvoelen, blijken plots al vier jaar geleden. De tijd zelf is een stroperige rivier geworden waar elke nieuwe oever lijkt op de vorige, of er een ergere versie van is. We waggelen precies al zo lang op het randje van de totale ineenstorting dat we eigenlijk niet meer opkijken van de zoveelste zot die op het nieuws zijn of haar eigen complottheorie mag verkondigen, dode kinderen en nominaal democratische politici die armen, zieken en minderheden bejegenen met kille onverschilligheid of pesten met een sadistisch genoegen. Het is ironisch dat waar ik 15 jaar geleden elke dag zo tegen op zag, tegenwoordig mijn meest stabiele bron is van vreugde: mijn werk. Ik kijk naar het dunne laptopje op zijn verhoog, nu al bijna twee volle maanden mijn compagnon op de nieuwe job. Het is er vaak druk, maar die drukte helpt om het spinrag in mijn hoofd weg te blazen, en bovendien kan ik competenties verder ontwikkelen die wat lagen te sluimeren. Dat alles met kantoordagen waar vers brood is 's middags, en het station gezellig dichtbij. Treinen zien aankomen en vertrekken doet altijd een beetje dromen. Of neem nu het rendez-voushotel naast ons kantoor, steeds met stug gesloten gordijnen en rolluiken, maar een fascinerende wereld vlak naast de deur.

Op een andere job moesten een collega en ik indertijd erg hard lachen met een Duitser die we op LinkedIn waren tegengekomen, een man van middelbare leeftijd met een strenge, vierkante kop en een grote kin, die bloedserieus in de lens keek. Bij zijn profiel stond: "Mein Motto? Spaß an der Arbeit." Een type dat wellicht met zijn mond in een überneutrale streep na een goede grap zou zeggen: "Das war lustig, Ulli. Aber jetzt wieder die Betriebserfolge, bitte." En toch, der Spaßmacher had geen ongelijk, en plezier beleven aan je job is nu ook niet elke dag schuddebuiken van het lachen. Het ligt soms verscholen in kleine dingen zoals een gesprekje aan de koffieautomaat, een complimentje of een nabespreking van hoe het bij een klant was.

Ik maak mijn elektrische waterkoker schoon door die te ontkalken met azijn. Als ik de laatste jaren al iets ben geworden, dan is het een veel betere huisvader, ondanks de afwezigheid van een gezin. Als weleer ontvang ik nog altijd graag mensen. Feestjes zijn er niet echt meer, en interesseren me ook niet zo veel meer. Ik had altijd gedacht dat ik die vrijgekomen tijd, met minder verplichtingen dan ooit, zou opvullen met literatuur en noeste schrijfarbeid, maar het tegendeel is waar. Ten andere heb ik er tijdens de pandemie een manuscript uitgeperst, dus laat ik ook niet te veel aan katholieke zelfkastijding doen omdat ik niet drie boeken heb geschreven in plaats van één, maar aan dat manuscript is nog heel wat redactiewerk. Het boek speelt zich ook hier af, in dit appartement, en probeert een indexatie te zijn van de voorbije zes jaar aan liminaal bestaan in deze ruimtes, met of zonder mensen en dieren die zich al dan niet nog in mijn leven ophouden. Maar ik wil er zo langzaam wel eens uit. Ik ben al iets te lang de gevangene van zowel de keuzes van anderen als de griezelige cipiers in mijn brein. Maar ik ga eerst nog mijn bed opmaken.