Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 26 februari 2012

De kleinst mogelijke eenheid

.
Eerste bedrijf


Zoals de Spaceape mc't met zijn dreigende basstem, vol van ingehouden intellectuele woede: "As day becomes night, so much of our space evaporates from sight". Er is al heel wat gezegd over die overgang die elke dag plaatsvindt, als de aarde meridiaan per merediaan in of uit het zonlicht schuift. Het is niet zozeer dat de zaken verdampen, denk ik, als ik dwars door de stad wandel met Roman, maar dat de vage trekken van kunstlicht ervoor zorgen dat hun ware aard naar boven lijkt te komen. Oneffenheden verdwijnen of krijgen lange, artistieke schaduwen. Gedachten keren zich binnenstebuiten. Het is na middernacht en we zijn fors aan het doorstappen, maar het voelt niet alsof deze dag echt ten einde is (wat eindigt er ook ooit echt?). Roman ontwijkt een dronken man die naar ons roept in een mix van Engels en Arabisch. Ik ruik in de ene straat de volslagen afwezigheid van mensen, in de andere straat een geur van gefrituurd voedsel.

Op school leerden we ooit dat verhalen lopen volgens een patroon: aanvang, breuk, dynamiek, evenwicht en slot. Ik ervoer die reductie als een belediging en verknoeide opzettelijk de creatieve schrijfopdracht die ermee verbonden was. "Pak aan, katholiek onderwijssysteem!" zal ik vol trots gedacht hebben. Vandaag is het dan weer ok om af en toe eens een geijkt pad te volgen. Een ware rebel is een ware karikatuur. Roman en ik nemen afscheid. Hij gaat huiswaarts terwijl in zijn hoofd de stemmen nagisten van Del Naja en Fraser. "Flickering I roam, till daylight sends me home". Ik, van mijn kant, ga nog Georgy gelukwensen met zijn verjaardag. Kleine mensenclusters en oude bekenden zitten op het eind van het café opeengehoopt en halen hun beste bullshitkunsten boven. Het is één van mijn lievelingstaalspelen omdat het geen enkele persoonlijke betrokkenheid vergt. Van daaruit kan je nadien nog overstappen op ernstiger thema's. Niet deze nacht. De mensen zijn moe. Ik ben aan het extrapoleren.

Aldous Huxley dacht door zijn ervaringen met mescaline dat het brein een complex netwerk is aan sluizen. Bij baby's moet dit systeem zich nog ontwikkelen - vandaar dat ze beschikken over superkrachten als supergehoor, supersnel leren en het vermogen om lichaamstaal veel effectiever te lezen dan volwassenen. Hoe ouder we worden, hoe meer we onszelf afsluiten en opsluiten. Onze geestelijke gezondheid wordt erdoor bewaard. Huxley geloofde verder ook dat er bij religieuzen, zotten en artiesten iets scheelde aan die sluizen. Zo kernachtig had ik het nog nooit gelezen, maar het voelde aan als waarheid. In filosofie kan het net zo gaan: je leest iets dat je vanzelfsprekend vindt en hoewel het de eerste keer is dat je het ziet staan, lijkt het iets dat je zelf al lang wist. De mens is een brok steen waar een standbeeld in zit. Sommigen noemden dat uithouwen een vorm van autochirurgie, anderen duwden de mensklompen het onderwijs binnen om in serie gebouwd te worden. Huxley was er pessimistisch over - ik niet zo.

Tweede bedrijf

Er zit iets van subvocale poëzie in het geluid van een bos sleutels. De anticipatie, de geruststelling. Grote geluiden zijn alleen maar geweldig vanop afstand. Een trein rijdt voorbij, helemaal in de verte, veel te ver om te kunnen horen. Ook daar zitten mensen in, denkt een banaal deel van mezelf. Als ik nu over de reling val, ben ik mogelijk dood door shock nog voor ik de grond bereik. De ergste dood is de dood waar je maar een paar seconden voor krijgt om hem te beseffen. Ik blijf liever nog even leven.

Inspiratie is zo tastbaar dat ik maar m'n ogen en oren hoef open te houden om haar in me op te nemen. Het lijkt vanzelf te komen, maar het is het resultaat van een jarenlange conditionering. Aandacht voor de kleinst mogelijke eenheden van signalen, een intuïtie voor het grotere geheel. En toch gaat nog zo veel verloren. Het ligt niet aan de woorden die we links laten liggen of de onafgewerkte gedachten die we nooit meer kunnen terughalen, maar opnieuw aan indruk die boven indruk gestapeld wordt en tot één moeilijk te ontrafelen netwerk wordt aan gevoel, instinct en valse herinnering. Dat klinkt tragisch, maar is het niet. We kunnen niet anders, dus kunnen we er maar evengoed proberen het beste van te maken.

Tot vandaag wist ik niet dat er in Gent gebouwen waren die zo hoog reikten. Ik zie de hele westkant van de stad. Een sigaret brandt op tussen mijn vingers, tuimelt, rolt, verspreidt zijn lokroep. "All sparks will burn out," declameert Tom Smith in m'n binnenoor. Een goed nummer met waarheden die plat en cliché klinken als je ze loshaakt uit hun geluidscontext. Context is alles. Ik kijk in noordelijke richting, dan in zuidelijke richting. Er is weinig wind en de zon wordt tegengehouden door één grijze wolk. Niemand heeft dit ooit geschilderd. Wat als we één moment oneindig konden bestuderen en laag na laag blijven toevoegen tot dat ene kleine moment alle andere momenten in zich draagt? Het zou volstrekt ondraaglijk zijn. Kunst die te veel kunst is, is onmenselijk. Ook de volmaakt ethische mens is per definitie een onmens.

Ik draai me om maar laat het laatste eindje van de sigaret niet meedraaien. Roker met zijn instrument. De miniscepter van een koninkrijk van ongezondheid. Binnen is er nog koffie, en koffie is goed. Ik weet niet waarom caffeïne uit koffie een onmiddellijke impact heeft, en niet als het in andere dranken gesmokkeld zit. De zon schijnt in m'n rug. Het is geen dag om zwart te dragen, maar esthetiek heeft lak aan praktische bezwaren. Deze hele wereld lijkt er lak aan te hebben, maar het is nog te vroeg om me te wagen aan ideeën die de hele wereld willen omarmen. De kleine eenheden. Ik doof en plet de sigaret in een daarvoor bestemd bloempotje, en vind de enig overgebleven plek waar ik dat kan doen. Het triviaalste van alle successen.

Derde bedrijf

Teodor heeft een magnifieke woonkamer. Er staat een portret in van hemzelf als een soort dandy-Satan, met snor. Teodor is één van die mensen die erg goed is in kleine groepen, zoals vandaag. Het valt me op dat hij zijn mensen behandelt als kostbare wijn, met een mix van uiterste zorgvuldigheid en cynisme dat los uit de pols komt. Hoe kan je nu niet houden van hem? We zitten met vier mensen verspreid over zetels. Drie van ons werken in marketing en geven volop kritiek op de tv-reclame, maar er is geen race om de cleverste commentaar te geven. De kamer beweegt op een seesaw-ritme van conversatie naar conversatie, van observatie naar pointe. Teodor toont een filmpje op z'n smartphone van een beroemdheid die volledig opgefokt op drugs en eigenwaan een surreeël potje maakt van haar passage bij flegmaticus Jonathan Ross.

Opnieuw sijpelt Tom Smith mijn oor binnen, deze keer van de andere kant: "People are fragile things, you should know by now." Toen ik dat nummer voor het eerst hoorde, verstond ik de tekst verkeerd. Ik dacht dat hij zong: "People will laugh at you, you should know by now." Zeggen mondegreens iets over wie we zijn? Wij zijn niet echt, maar worden voortdurend, groeien en krimpen. Elke analyse is een opgeschort oordeel. Het gezelschap palavert over telefoons en junkfood en iedereen zit z'n eigen vergif te drinken. Ook hier bevind ik me weer op een balkon. Aan de overkant van de straat is het altijd dezelfde grote, groene poort die mijn aandacht trekt. Ik heb er nog nooit bij stilgestaan wat erachter ligt. Sommige dingen neem je gewoon aan zoals ze in de wereld geplaatst zijn.

Na middernacht, opnieuw een dag die eindigt na wanneer hij hoort de eindigen volgens de bevoegde overheden, koers ik terug door de straten. Het is te lang geleden dat ik gefietst heb, en het doet deugd. Anders gaat alles te voet, of met de auto. Bergaf is er tegenwind, bergop is er rugwind, en zo is deze kleine wereld, de kleinst mogelijk eenheid daarvan, even een rechtvaardige plaats.

donderdag 16 februari 2012

Parallelle levens

Het is een milde, natte februari-avond als ik naar buiten stap zonder sjaal. Meteorologisch gezien is het een doodgewone, zelfs saaie, miezerige dag. De avond doet geen recht aan de omwentelingen om ons heen, maar zo gaat dat nu eenmaal - de banaalste contexten kunnen de belangrijkste feiten in zich dragen. Hannah Arendt mag dan gesproken hebben over 'die Banalität des Bösen', ik hou persoonlijk meer van de fractaalachtige structuur die modernisten uit het banale wisten te puren. Tegen het aanstromende verkeer moet je met zulke lulkoek natuurlijk niet komen aanzetten, ook al is lullen mijn broodwinning. Aan de poorten van de appartementsgebouwen staan vuilzakken buiten als dikke vrouwtjes met een gele regenjas, ongracieus natgeregend. Ik snuif de lucht op. Dat doe ik vaak, alsof ik er mee zou kunnen aanvoelen wat voor sfeer de omgeving regeert.

In de hall van mijn appartement, waar ik me nu met elke volgende stap verder van verwijder, ligt een stapel bruine enveloppen te wachten op postzegels. Ik ben realistisch over mijn kansen bij uitgevers, omdat ik intussen weet dat ik kan schrijven, maar daar niet alleen van afhangt of je een uitgever vindt of niet, en ook omdat ik weet dat de kans klein is dat ik het stratosferische niveau zal halen van mijn eigen literaire helden. De ambitie is altijd groter geweest dan het resultaat. Net dat heeft me ook wel in staat gesteld uit te stijgen boven mijzelf. Uit een venster weerklinkt ruzie. Op straat staat een groepje West-Vlamingen rond een auto luid te praten over bier. De hemel zelf ziet er zompig uit. Zoals steeds word ik achtervolgd door muziek. Een grote auto rolt door de straat. Hij is wel tien meter lang, volledig groen geschilderd en op het dak staat een zwembad waar een harige travestiet in bikini in zit.

Overal lijk ik mensen te herkennen maar dat komt omdat het donker is, de verlichting schaars en ik elke dag ouder word. Een meisje met een strenge tred en een Frans uitziend kapsel doet me denken aan iemand die ik bijna alle dagen tegenkom in de metro en altijd kauwgom eet. Misschien om te proberen stoppen met roken. Misschien als bezigheidstherapie. Misschien is het qat. De slotsom van de vergelijking is dat niemand er een moer om geeft, en dat is ok. Aanvaarding is een deugd. Niet dat we niet meer aan onszelf mogen werken, maar wild in het rond blijven zwaaien met sloophamers is nooit een oplossing geweest. Aan een smeedijzeren hekken waar ik langs stap zit een leeuw die me indolent aankijkt, en ik krijg er zin van in een goeie lap biefstuk.

Ik ben onderweg naar een café (waar zou ik 's avonds anders nog te voet naartoe gaan als het geen sociale gelegenheid was) waarvan ik weet dat de baas soms last heeft van buien van razernij en al een keer zonder aanleiding met stoelen was beginnen gooien. Cafébazen zijn een soort apart. Een draad muziek kruipt terug naar omhoog langs mijn been - een droef-dreigende baslijn die elk moment kan muteren tot een gesmoorde, onverstaanbare stem die zich verliest in ruisende percussie. Woorden doen de werkelijkheid weer eens geweld aan. Op de hoek van de straat kruisen zes studenten mijn pad en ze vragen me om vuur. Van mijn kant verbaas ik me er om dat ik dat nog steeds bij me heb, hoewel ik probeer te stoppen met roken. Proberen stoppen met roken, bestaat dat wel? Je rookt of je rookt niet. Voorlopig niet, dan. Eén van de studenten steekt een enorme pijp aan en begint de brabançonne te zingen.

Is niet elke werkelijkheid inbeelding? Als we beseffen hoe vaak onze geheugens liegen tegen ons en het brein het lichaam naar zijn hand probeert te zetten, waar staan we dan met onze pogingen tot controle? De dingen gebeuren. Mijn favoriete artiesten hebben nieuwe muziek uit, ik heb een bundel af vol poëzie van twijfelachtig allooi, uitgevers zitten niet te wachten op mijn werk en rondom me lijkt iedereen zich voortdurend schrap te zetten tegen economisch noodweer. Het werk gaat hard, de slaap gaat harder. Om het hele leven te omvatten, zou ik nood hebben aan een constante buitenlichamelijke ervaring, maar wat heb je daar aan zonder de kans iets mee te delen over die ervaring? De ware observanten zijn gedoemd tot steen. De rest praat. Ik stap over de drempel en zwaai de deur van het café open. Er zit binnen een aap met een enorme bril op de luster, en een groep Italiaanse carabieneri viert de opening van een gat in de grond waarin mensen al hun slechte herinneringen, schuld en schaamte kunnen weggooien. Ik denk dat ik er een extra voorhoofdsrimpel bijgekregen heb.