Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 8 maart 2009

De witte kamer

Deze kamer is groot, vierkant en wit. Een breed venster toont langs één kant de stad, langs de andere kant de heuvels en de velden van het platteland. Er kan vanalles in die kamer: bedden, tafels, stoelen, biedermeiermeubels, kitscherige stillevens en bloemenbehang. Er kunnen ook muren in gezet worden die kleinere compartimenten van elkaar afschermen, ze kan omgebouwd worden tot een nagebootst binnenste van een ruimteschip, en ze kan ook leeg blijven met slechts een matras op de vloer en enkele half-opgegeten etenswaren die nog ruiken naar wanhoop. De kamer kan een oneindig aantal mensen bevatten, werkend, wonend, ademend, slapend, manifesterend, roepend, liefkozend, dromend. Er is plaats voor politiek, voor herinneringen, voor toekomstvisies en utopieën. Het is het volmaakte onbewoonde eiland, verankerd in een landschap waar het tegelijk deel van uitmaakt en tegelijk ook niet bij hoort. De buitenmuren kunnen afgebroken worden om de gehele kamer te maken tot een alziend oog over de wereld. Desgewenst kunnen die vensters langs één kan ondoorzichtig gemaakt worden, om te vermijden dat de wereld op haar beurt kan binnenkijken in die kamer. Langs één kant kan er licht zijn, langs een andere kant duisternis. Er kunnen deuren uitgehakt worden, of de muur kan verlucht worden met religieuze inscripties die zich richten tot de mensheid, tot een godheid of tot alle wezens, ingebeeld of echt, die daar tussenin zitten. Er is plaats voor lampen en boeken, voor jazz en voor de bonkende basdrums van minimalistische techno of loeiharde rave. Het kan ook een tijdmachine zijn naar een vervlogen vooroorlogse manier van leven, volledig met oude staklokken en bijgewerkte zwartwitfoto’s van statige overgrootouders wier blikveld in de kamer beperkter was dan dit, en die ook de kamer op hun eigen manier zouden ingevuld hebben. Vast tapijt of parket? Of gewoon de koude witte vloer, die zich niet laat vervullen van menselijke en dierlijke warmte? Grote olifanten kunnen erin: Jumbo, Dumbo en desnoods ook Dombo. Alles wat bezield is, heeft zijn plaats in een lang magazijn met een veelheid aan gangpaden, sommigen zo smal als een kinderhand, anderen zo breed als een viervaksbaan voor tientonners en monstertrucks. Maar bovenal is de kamer vervuld van stemmen: dreunende monotonen die spreken over plicht, eer, trouw, moeten moeten moeten. Flinterdunne echo’s van vervormde vrouwen- en mannenstemmen, flarden van conversaties die nadampen en –gisten van alcohol, beledigingen en kreten van verbazing, of ook wel moppen en weinig amusante anekdotes. Geschreven woorden: de muren stonden er al vol van, en worden uiteindelijk volledig zwart, zodat men terug met witte inkt kan beginnen schrijven. Zwart wit wit zwart dag nacht. Het is een podium en een parlement, een tribune en een rechtzaal waar men op abstracte wijze tot besluiten komt en veroordeelt. Of men schort er alles op om gezellig te gaan barbecuen tussen vliegen en uitgezakte familieleden. Men speculeert er over de eindigheid van het bestaan en fantaseert hardop over zijn uitvaart, de muziek die daarbij moet horen en de voorganger die vooral niet mag vermelden dat de dierbare overledene rust in de vrede van God. Ook God kan bevat worden door de kamer, zij het dan fragmentarisch en met dien verstande dat Hij zich zowel binnen als buiten bevindt, maar uiteindelijk toch meer binnen dan wat anders. Is de kamer deel van een netwerk aan kamers, of is de kamer de enige witte kamer die er bestaat? Kunnen we tot een conclusie komen? Welk merk hondevoer is ook eetbaar door mensen, en wat zit erin? Hoe komen al die mensen hier die we helemaal niet uitgenodigd hebben, en waarom ligt het hier altijd vol troep en rommel? Laden en kasten puilen uit van de prullaria en komen soms met donderend geraas naar beneden. Alle foto’s grijnzen ons toe. En voortdurend die muziek en die stemmen. We kunnen moeilijk slapen. Het is een gevangenis en een bevrijding tegelijk, een ritmische oefening in vertrouwdheid en het vreemde. Men weegt af hoeveel men van beide nodig heeft en verdragen kan, zoals men ook probeert sinds mensenheugenis lood in goud te veranderen. Bovenal is de witte kamer een onbetwistbaar gegeven, het moederaxioma van alle axioma’s en de bron van de euclidische wiskunde. Zij is echter niet zo vierkant als men denkt: in principe is zij rond. In principe is zij in principe.