Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zaterdag 15 augustus 2020

Schim op de schuimkop

Na een kleine drie weken verlof en met als aanloopje een paar dagen thuiswerk, bevind ik mij weer op kantoor. Hier is airco, een luxe als het buiten zo drukkend warm is dat ik het gevoel krijg dat mijn gedachten zelf verdampen. Tijdens mijn verlof is de wereld er alweer niet beter op geworden. Zelf ben ik twee lelijke muggenbeten rijker, al zou ik het liever hebben over mooie dingen, want die bestaan ook. De reden daarvoor is dat ik er simpelweg de pest in heb te klagen over dat waarover iedereen klaagt, dat het niet helpt als ik boos word over alles wat misloopt en dat ik enkel maar de zoveelste druppel schuim ben op een schuimkop in de woeste zee van de mensheid.

Hoe makkelijk ik het ook vind om op te komen voor anderen, hoe veel geweld ik me soms moet aandoen om op te komen voor mezelf. Dat kan gaan over kleine dingen. Zoals zeggen: "nee, dat gaat niet" tegen een vriend of vriendin. Of zoals mijn kaarten op tafel leggen tegenover iemand waar ik nu al maanden berichten mee aan het uitwisselen ben maar slechts één keer kon zien. Plaats innemen zonder direct een veroveraar te zijn door de clown uit te hangen, plaats afstaan zonder op te lossen in het niets, zoals op mijn nachtelijke zwerftochten vroeger.

Ik baalde er deze ochtend van om te moeten opstaan om zes uur, maar het was wel fijn om eens buiten te komen in iets koelere buitenlucht. Het gras in de berm was gemaaid en het was rustig op straat. Ik weet beter dan deze micro-snapshot van eenvoudig, kalm en leuk, maar heb ik zo veel andere dingen om me aan op te trekken? Ik kan een groot deel van mijn vrienden voor God weet hoe lang weer niet zien, mijn liefdesleven voelt aan als de laatste vonkjes die uit een lege aansteker geperst worden met een pijnlijke duim, en voor de rest lijkt het alsof ik leef in stroop.

's Middags eet ik een koud slaatje uit de Spar. In de late namiddag stroomt het zweet uit alle poriën terwijl ik op het tereinperron hoop om een zuchtje wind te vangen. Mijn oog valt op het skelet van een vogeltje tussen de rails. "Birds flying high you know how I feel," denk ik, maar ik denk niet aan de versie van Nina Simone, omdat de eerste versie van die tekst die ik leerde kennen van Viper was, een Belgisch clubhouse-project uit de late jaren '90. Op de trein vermijd ik een wagon joelende Brusselse kinderen en denk ik in een tussengedeelte wat meer rust gevonden te hebben.

Ik blijk echter in het gezelschap te zitten van een jonge vrouw die de hele treinrit haar lief op andere gedachten probeert te brengen dan de relatie te beëindigen. Onderhandelen, het tweede stadium van de rouw. Ik heb het ook nog gedaan, altijd vergeefs. Nog erger is als de andere partij, waar het in dit geval ook op lijkt, niet eens wil of kan zeggen wat die dan wél wil. Emotionele geletterdheid, gooi het ook maar in de eindtermen van ons overbevraagde en onderpresterende onderwijs.

Het landschap laat zich lezen als kilometerpalen op een autostrade: hier dat oorlogsmonument, daar die kluit doorzonwoningen, in de verte die toren die me zegt dat we binnen een kleine 10 minuten de Gentse agglomeratie zullen binnenrollen. In het felle zomerlicht ziet alles er tenminste mooi en helder uit, behalve mijn gedachten. Je kan hetzelfde zeggen van een winterzon. Tijd is een illusie, maar ik word wel ouder. Ik ben al lang geen gave Enceladus meer maar een verweerde Ganymedes, voor wie tuk is op astronomische vergelijkingen.

Het meisje naast me is nog altijd haar noodlot aan het tegensmeken als ik uit moet stappen. Mijn mondmasker knapt los aan één kant en als een stoethaspel moet ik de trap af met mijn rechterhand tegen m'n oor. Ik besluit niet te wachten op nog maar eens een bus, maar trakteer mezelf op een taxi. De chauffeur is een zwijgzame, kale man. Ook daar ben ik dankbaar voor. Soms zijn palliatieve zorgen de enige zorgen waar we troost in kunnen vinden.