Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 30 november 2021

Micro-intolerantie

Als ik mijn appartement verlaat, staat er een SUV op half over de parkeerplaats die voorzien is voor elektrische wagens aan een laadpaal, en half op een parkeerplaats voorzien voor chauffeurs met een handicap. De vier knipperlichten staan aan: "één simpele truc om de verkeerswet te omzeilen - agenten haten het!" Het is overigens niet dat er in de buurt geen parkeerplaats meer is. Deze chauffeur was gewoon te lui om zich deftig te parkeren. Ik zou eigenlijk de politie moeten bellen, maar dat maakt me ook weer zo'n griezelig intolerant mannetje of een fascistische burgerwacht in de dop, en God weet dat we er daar al veel te veel van hebben.

Sommige mensen vinden dat, nu de tweede verjaardag van de pandemie nadert, beleefdheid en verdraagzaamheid in de maatschappij op een lager pitje branden dan ooit. Misschien is dat wel waar. Er wordt alleszins openlijker en directer met de vinger gewezen en zowat iedereen en zijn moeder hebben onderhand hun eigen theorieën ontwikkeld over hoe we uit de pandemie moeten raken, de ene theorie al simplistischer en verkeerder dan de andere. Ik heb heus geen veel betere ideeën, hoor. Bijna twee jaar na de start is de pandemie en het hele waanzinnige circus errond meer dan ooit een Rorschach-test: je ziet er in wat je voordien eigenlijk toch al geloofde. De periodes van gedwongen isolatie hebben mogelijk wel radicaliseringsprocessen bij enkelen op scherp gesteld. Daar gaan we nog jaren de politieke en sociale prijs voor moeten betalen.

Ik wacht om over te steken. Het is guur weer, typisch voor eind november. Alles ziet er vochtig en miserabel uit. Mijn voeten doen pijn, want al meer dan een maand speelt mijn oude vriend lupus weer op en omklemt hij de middelste drie tenen aan elke voet als hield hij van classicistische symmetrie en perspectief. Soms is de pijn zo hevig dat ik bijna door een voet heen dreig te zakken en dan schaam ik me. Ik ben nog geen 40 en mijn gewrichten kraken en knarsen al meer dan die van de gemiddelde CD&V-backbencher. Het is overigens omwille van die pijnopstoten dat ik naar buiten moest. Ik was gisteren voorschriftjes gaan indienen bij de apotheker, maar het was er zo druk dat ze me vroegen om de dag erop terug te komen. Mijn medicijnen zouden klaar staan.

Ondanks mijn lichamelijke ongemak moet ik de pas inhouden tenzij ik op twee lome tienerjongens wil in lopen die traag babbelend voor me uit gaan in vormeloze donkere jassen. Opnieuw een opstoot van ergernis. Het is niet dat ik onhoorbaar wandel, toch? Sommige mensen hebben geen flauw benul van hun eigen ruimtelijke positionering, ik daarentegen neem waar en beweeg in zeven dimensies tegelijkertijd (en toch kom ik nog ongelukken tegen, dus daar sta je dan met je hyperwaakzaamheid, domme lul). Rustig maar, Hilarius, spreek ik mezelf toe. Ik noem mezelf soms Hilarius omdat dat de naam is die ik zou kiezen als ik zou verkozen worden tot paus. Er is ooit al een paus Hilarius geweest, dus ik zou paus Hilarius II worden. De naam alleen al doet me altijd glimlachen.

De kans is ontieglijk klein dat het pauselijke Conclaaf me zou verkiezen tot paus, natuurlijk (ik ben - komt-ie - geen pausibele kandidaat), maar technisch gesproken kan het. Elke volwassen, door de Katholieke Kerk gedoopte man die zich niet heeft bezondigd aan de verkoop van kerkelijke privileges, is volgens de Kerk in theorie verkiesbaar tot paus. Als de multiversumhypothese klopt, bestaat er bijgevolg ergens een versie van deze wereld waarin ik paus Hilarius II ben. Die zou wellicht niet onderweg zijn naar een apotheek in dit verzopen stukje Gentse buitenstad maar behandeld worden door een lijfarts terwijl hij flauwe moppen vertelt. Ben je protocollair verplicht te lachen als de paus een grap maakt? Ik herinner me een hele subplot in 'De naam van de roos' waarin monniken hevig en bitter discussiëren of Jezus al dan niet ooit zou gelachen hebben. Indien wel, dan is komedie goddelijk, houden de voorstanders vol. Indien niet, dan is humor verwerpelijk en ketters, zweren de tegenstanders. De monniken raken het er niet over eens tot (spoilers!) hun abdij afbrandt.

Intussen ben ik binnen in de apotheek. De man van wie ik vroeger verkeerdelijk aannaam dat hij de apotheker was, is er niet. Als ik over hem spreek, noem ik hem altijd de Sceptische Apotheker, omdat hij je telkens lijkt te monsteren, kijkend van je voorschriften naar jou, alsof hij zich er echt van moet vergewissen dat je geen fraudeur bent die drugs komt kopen. Je ziet hem denken "zozo vriend, Piroxicam, hebt gij dat echt wel nodig?". Maar hij blijkt dus niet de Apotheker te zijn, enkel Sceptisch, want mijn huisarts vertelde me dat hij enkel helpt in de winkel - het is zijn echtgenote die het farma-diploma heeft.

Er staat een man met grijs haar en een zwaar Denders accent voor mij zijn leven te vertellen aan de balie door het plexiglas. En de apotheker plus haar assistente wérken goddomme al zo traag. Aan het andere loket zit een vreemd baby-achtige vrouw in een rolstoel te wachten op haar medicijnen. Denderman heeft minstens 15 dozen verschillende medicijnen nodig en blijft maar lullen, in het apotheek-equivalent van die ene persoon in de frituur die komt bestellen voor de hele voetbalkantine. Achter mij komen nog twee mensen binnen. Uiteindelijk vertrekt Denderman en rolt Babyvrouw, die blijkbaar zwanger is, kan ik opmaken uit de Franstalige conversatie met de assistente, terug de gezwind de zaak uit. Ik vraag me af of ik iemand zou daten die in een rolstoel zit en ik realiseer me dat ik me nog nooit eerder iemand heb voorgesteld in een rolstoel die zwanger is. Is dat fout? Of is het eigenlijk nog fouter indien ik daar wel veelvuldig aan zou denken?

"U kwam een bestelling ophalen, niet?" vraagt de apothekeres - of moet ik het genderneutrale "apotheker" gebruiken? Apothekerin? Nee, dat klinkt pas echt verkeerd.
"Inderdaad."
Ze kennen mij hier al, want dit is hier mijn stamapotheek.
"Gij doet mij aan iemand denken," had de Sceptische Niet-Apotheker ooit tegen me gezegd.
"Wie dan?" vroeg ik nieuwsgierig.
"Ik weet het niet. Maar ge komt me bekend voor."
Ik had toen misschien moeten zeggen: "Ja, het zal geweest zijn van die gangbang bij Hot Marijke", maar dat dacht ik toen niet dus het is maar Treppenwitz, en zelfs als ik het al gedacht had, had ik het zeker niet gezegd.
"U kent alle medicijnen al?" vraagt de apothekeres, die nu het bakje leegt en elk doosje inscant.
"Ja, we gaan elk jaar samen op fietsvakantie naar de Dolomieten," fantaseer ik.
"Wat bent u toch grappig, Monseigneur Hilarius," fantaseer ik verder. In werkelijkheid knik ik gewoon.

Op de terugweg doe ik nog een kleine inkoop in de Match. Ik word vlot bediend aan de broodjesbalie door een dame met een vaag Slavisch accent die altijd ontzettend professioneel is. Racisten vechten een achterhoedegevecht, denk ik dan. Mensen van niet-Belgische origine zijn overal en dragen vlot mee bij aan onze maatschappij en economie. Meer nog, in dichtste vriendenkring ken ik maar een drietal koppels waar beide partijen Belg zijn. Twee van mijn beste vriendinnen zijn respectievelijk samen met een Rus en een Italiaan, de partners van twee bevriende schrijvers zijn achtereenvolgens Peruaans en Duits, de vriendin van één van mijn broers is een Bulgaarse en die van mij is Roma-Roemeens. De door bedompte béchamelboomers en frisse scoutsnazi's gevreesde omvolking is al lang bezig, man. Time to get with the program.

Ik moet me even nog wurmen langs een stoet kinderen in fluohesjes en hun lerares. Op de trein is je coupé delen met een klas kinderen een kermis uit de hel, maar op hen op straat passeren vind ik eigenlijk prettig om al die energie en levendigheid samen te zien, die semi-coördinatie tussen al die blozende keuteltjes en hun iele stemmetjes incluis. Bij aankomst aan m'n appartement zie ik dat de knipperlicht-SUV er nog altijd staat. Ik ga de flikken niet bellen. Dan maar beter boos tweeten.

maandag 5 juli 2021

Op een jetstraal van stront de rijkdom in

Al zowat sinds ik kan lezen en schrijven krijg ik geregeld het verwijt dat ik arrogant zou zijn, zeker niet van veel mensen en meestal niet van mensen die me goed kennen. Arrogant zijn houdt voor mij in dat je neerkijkt op bepaalde personen of groepen, en wat dat betreft is dat verwijt misschien terecht. Toch kijk ik niet neer op mensen die minder fortuinlijk zijn dan ik, maar eerder op mensen die vanuit een machtspositie gretig naar beneden trappen; mensen die alle kansen in de wereld krijgen maar die kansen verkwanselen of ten slechte gebruiken; en mensen die aannemen dat hun afkomst, kapitaal, gender of verwezenlijkingen hen een gratis ticket geven om zich verheven te voelen boven anderen. In wezen ben ik dus niet écht arrogant, net zoals je moeilijk kunt stellen dat een antiracist niet meer is dan een soort racist, of dat intolerant zijn tegenover intoleranten je geen haar beter maakt dan wie je beweert te bekritiseren.

Het bovenstaande moet verklaren vanuit welke positie ik over mijn kantelen kom piepen en mijn kruisboog aanleg. Sowieso ben ik al geen grote festivalganger om diverse redenen, maar steeds als ik hoor over het Kamping Kitsch-festival, bekruipt me een onaangenaam gevoel. Niet enkel omwille van de verhalen over grensoverschrijdend gedrag, maar ook omdat het precies een soort minstrel-show lijkt voor middenklassers die zich verkleden in mensen die ze eigenlijk uitlachen. Maar mogen we dat niet eens lachen, Anton? Moet alles altijd zo serieus tegen het licht gehouden worden? Luister, ik verplicht je niet om bevriend met mij te zijn en het is niet dat ik op dat vlak altijd smetteloos en wrijvingsloos door het leven ben gegaan. Laat staan dat ik de goede Samaritaan word als ik (zoals bijvoorbeeld vanavond) een verwilderde sukkelaar de bus op zie struikelen met vet grijs haar, zijn mondmasker op zijn kin en in één hand een half-lege Schultenbräu, intens rondkijkend om te beslissen wie hij zal lastigvallen met zijn gewauwel.

Maar mijn punt blijft, in tegenstelling tot de homo cervisius van deze avond, overeind: vanuit een hoger diep je kont naar buiten steken door het venster en schijten naar wie beneden moet leven in de miserie, is toch al te makkelijk? En het goede voorbeeld wordt als vanouds gegeven door onze leidende klasse van de vlaamskiljons. Het is naast laakbaar ook gewoon laf om je politiek te profileren ten koste van mensen die geen weerwerk kunnen bieden. Matthias Diependaele, de vleesgeworden bobblehead des Vlaanderens die bij elke Kaakslag voor de Vlaming één cm in elkaar krimpt, die op 30 juni zegt dat een sociale woning geen "win for life" mag zijn, alsof iedereen staat te springen om in een sociale woning in te trekken en dat daar ongehoorde luxe heerst. 

Of wat dacht je van deze: Sammy Mehdi, die nog het geluk heeft tenminste fysiek te lijken op een goede Samaritaan, die op dezelfde dag zegt dat je zwartwerkende illegalen niet mag steunen in hun hongerstakingen omdat dat hen enkel aanmoedigt, alsof dat hongerstaken een stunt is en geen wanhoopsdaad. Maar natuurlijk gaan mensen die het extreem moeilijk hebben niet reageren op wat Diependaele zegt: ze hebben zijn uitspraak vermoedelijk niet gezien, of ze hebben het te druk met overleven. Natuurlijk gaan illegalen geen plek opeisen in de studio van De Afspraak om weerwerk te bieden als hun bouwpatron hen 16u per dag doet werken aan een hongerloontje. Zo lang dat kan, zullen veel mensen hun jobs nog niet snel naar robots zien verschuiven, want directe uitbuiting is vooralsnog goedkoper.

Wie overigens in naam van de stemlozen, de machtelozen en zo meer opkomt, die moet er in rechts Vlaanderen liefst ook zo snel mogelijk aan geloven. Artiesten, academici, juristen, idealistische jongeren, vakbonden en intellectuelen worden op zijn best gebrandmerkt als "wereldvreemd" en op zijn ergst wakkert rechts haatcampagnes aan tegen die mensen tot er ergens een Jürgen Conings opstaat die besluit dat een Marc Van Ranst de dood verdient omdat hij uitgesproken opkomt tegen onrecht en racisme. Dat "wereldvreemde" is overigens ook een ironische beschuldiging, komend van mensen met minstens €5.000 netto maandloon, chauffeurs, fiscale voordelen en politieke partijen die meer lijken op investeringsbanken dan wat anders. Hoe kan je ooit van die lui verwachten dat ze iets gaan doen aan rechtvaardigheid als ze op de jetstralen stront die ze onophoudelijk uitstoten zichzelf naar boven blijven stuwen tot grote rijkdom. Je zou een dergelijke raket 'Brown Origin' kunnen noemen.

Misschien dat ze dan ook een festivalletje kunnen organiseren waarin ze zich verkleden als u en ik, in onethisch gestikte confectiekleding. Aan de standjes kan je FPOS-omeletten krijgen, er zijn piñata's in de vorm van alleenstaanden waar gratis belastinggeld uit kan gemept worden en in een fake gladiatorenarena kunnen als politie-officieren verklede festivalgangers bruut ongewapende betogers in elkaar meppen. Fun voor het hele gezin (uit Brasschaat of Sint-Martens-Latem), en je mag ook je gang gaan met robots à la 'Westworld'. 

Het vast niet erg kuis om die mensen verbaal door mijn houtversnipperaar te draaien. En God weet dat ik in mijn leven wellicht al mensen heb beledigd, een slecht gevoel gegeven heb of hen heb doen twijfelen aan zichzelf waar dat helemaal niet nodig was, want ik ook ik reageerde me af in dit jeder für sich und Gott gegen alle. Ook daar had ik het vandaag over, op het werk, na het me inlezen in dieptrieste verhalen over pesten op het werk. Is er in mijn werkomgeving ooit gepest geweest en zag ik het niet? Statistisch gezien kan het bijna niet anders. 

Een mens zou er voor minder van gaan drinken, maar dat is niet aan de orde. Ik heb Jupiler 0.0 in de koelkast staan en dat zal moeten volstaan. Ik denk ook weer terug aan die robots en de robotica. Een collega vertelde dat ze hun robot-stofzuiger de 'Kristofzuiger' genoemd hebben, wat bij een tweede aanblik nog zou kunnen doorgaan voor een omineuze bijnaam van iemand die aanpapt met appelblauwzeegroene Wunderboy Kristof Calvo. Nog zoiets: die seksrobots, voor wanneer zijn die eigenlijk? En gaan die zorgen voor de revolutie? Wellicht niet. Aangezien ze door mensen in elkaar zijn gedraaid, zullen ze waarschijnlijk ten onder gaan aan zichzelf, nog voor ze een beledigend festival kunnen organiseren waarin ze de spot drijven met lager geplaatste robots van de assemblage, de fruitpers en het digitale dambord.


zondag 25 april 2021

Met de ijsjeskar de afgrond in

Sinds ik hier woon, is het vanaf de lente tot in de nazomer bijna elke avond rond 9 uur vaste prik: de ijsjeskar die passeert in de buurt. Ik heb me al ontelbare keren afgevraagd of je geen sociopaat moet zijn om elke avond opnieuw datzelfde onnozele deuntje superluid te moeten horen uit je eigen luidsprekers. Ik vind de luttele minuten dat ik het moet horen al ergerlijk, laat staan dat ik er elke avond middenin zou zitten. Dat, of de ijsjesverkoper is doof. Maar dat is dan weer niet handig als mensen iets willen bestellen.

Tegelijk heeft zo'n kar iets romantisch. Ik herinner me als kind dat we nog een mosselboer hadden en een melkboer die aan huis kwam - en ja, ook een man van IJsboerke, die we uiteraard helemaal metonymisch 'den IJsboer' noemden. Mijn vader spreekt zelfs nog over messenslijpers die aan huis kwamen, zelfs in wat nu de aangekoekte fusiekernen van Gent zijn. De enigen die nu nog aan huis komen zijn getuigen van Jehova en leurders met energiecontracten. Ik had ooit zo'n hevig zwetend exemplaar in een te groot kostuum toch eens zijn parlé laten doen en wees er hem voorzichtig op dat het contract dat hij voorstelde duurder was dan wat ik toen betaalde. Hij droop half-stotterend af. Ik had medelijden met die jongen, eerlijk gezegd.

Nu, morgen moet ik zelf weer de hort op, maar dan digitaal. Het is ondertussen een stolperstein van een boutade geworden dat de meest 'essentiële werkers', die wel nog elke dag moeten gaan werken (verplegers, politielui, bouwvakkers, garagisten, hulpverleners, en zo voort) en zich blootstellen aan gevaar van de pandemie, vaak ook niet erg goed betaald zijn. Terwijl één of andere overrijpe consultant in een bak van een BMW leeft van lulkoek en het driedubbele opstrijkt (ik wàs ooit een overrijpe consultant, weliswaar met een Mercedes, dus ik wéét waarover ik spreek), laat staan onze belachelijk overbetaalde cumulards in de politiek, waarvan 75% wellicht nog niet competent genoeg is om een computer aan te zetten.

Het volk kraakt en barst en het verlangen naar iets wat lijkt op een normaal leven is groot. Net zoals messenslijpers, melkboeren of de postbode die bij de mensen thuis een glaasje cognac kwam drinken voorgoed verleden tijd zijn, hopen velen onder ons dat er enerzijds een hernieuwd respect komt voor het essentiële personeel, liefst in een mooie opslag, en anderzijds dat de witteboordenbedienden in de norm van thuis uit mogen werken als ze dat willen. Maar de inertie is groot. Als 1/3 bedrijven de coronaregels al niet goed naleeft, maak ik me geen illusies dat zeker het dubbele daarvan terug zal willen naar business as usual.

Enerzijds is dat begrijpelijk. Mensen zijn gewoontedieren en voelen zich comfortabel bij gewoontes, ook al zijn het slechte of domme gewoontes. Dingen veranderen kost energie en vraagt een bijstelling van je wereldbeeld of je visie op jezelf. Zeker de huidige powers that be hebben er hoegenaamd geen belang bij om in een post-coronawereld dingen te veranderen. De machtsverhoudingen in onze steden, regio's en landen zijn ongewijzigd. Er is geen revolutie op til. Ik betwijfel of bijvoorbeeld Nederland zijn afbraakbeleid in de zorgsector zal omkeren of dat Boris Johnson minder een lul zal zijn tegen eind 2021.

Maar het kan ook niet zo blijven duren of we hebben tegen 2024 (of daaromtrent) een volgende superzware economische crisis aan ons been, een populistische nihilist als Orbàn of een pilaarbijter als Erdogan die ergens een democratie verder ontmantelt, een natuurramp die enkele miljoenen mensen wegvaagt, en ga zo maar door. 

In theorie kunnen we die dingen keren, hoor. Maar momenteel zijn we nog altijd de Paaseilanders die de laatste bomen aan het omhakken zijn voor bouwwerken. Misschien zijn velen doof geworden voor het altijd herhaalde muziekje van de ijskar als onvermijdelijk achtergrondgeluid, of het nu gaat over de professionele beunhazen die we elke dag op tv zien, of de waarschuwingen van wetenschappers en activisten dat het zo niet verder kan. Verandering - ten goed of ten slechte - lijkt altijd onmogelijk tot ze gebeurt.

woensdag 24 februari 2021

Wijsheid

Het is 10u ’s ochtends en ik zit in de nogal bric-à-brac ingerichte wachtzaal van de dienst stomatologie van AZ Jan Palfijn. De eerste keer dat ik dit ziekenhuis bezocht, bijna 20 jaar geleden, was het een aftands hospitaal met donkere gangen, afwisselend groene muren en muren die wellicht ooit wit of ecru waren geweest maar tegen dan al grijs- en beigegerookt waren. Nu is het een modern ziekenhuis als een ander. Maar in een wachtzaal zitten verandert fundamenteel nooit. Het is altijd onaangenaam, potentieel eindeloos, onnuttig en soms ook een treffen met medemensen die je instant ergeren. Hier liggen zelfs geen Libelles uit 2016 om de tijd mee te verdrijven.

Ik moet op pre-consult om een afspraak te maken om mijn wijsheidstanden te laten weghalen. Gelukkig zijn die alle vier uitgekomen waardoor de operatie niet al te ingrijpend zou moeten zijn en het is ook (nog) geen acuut probleem, al zei de tandarts twee jaar geleden al dat ik er gaatjes in begon te krijgen en dat ik ze dus best preventief laat verwijderen. Niet elke mens heeft ze alle vier, sommige mensen hebben er zelfs geen (35%, lees ik). Ik vroeg aan de tandarts lachend of dat betekende dat ik primitiever was, en ze zei doorernstig “ja, wellicht wel.” Gelukkig heb ik geen rugtapijt of teruglopend voorhoofd, denk ik dan maar.

Een half uur te laat roept de assistente van de stomatoloog mij naar binnen. De man zelf ziet er vermoeid uit en verontschuldigt zich voor het verplaatsen van de afspraak, die normaal deze namiddag zou zijn. Deze namiddag krijgt hij immers zijn coronaprik. Het zij de man gegund. Alle kleine prikjes helpen ons vooruit, want de hele wereld staat in overdruk, nog meer dan normaal en bovenop de druk om te presteren, te renderen en interessant te zijn. 

Waar moet al die stress heen? Er zijn mensen die furieus de hele dagen vingerwijzen: het is de slordige overheid, het zijn de asocialen, het zijn de doempredikende virologen, het zijn de perfide media, het zijn de zure bejaarden of de nonchalante jongeren, het zijn boomers die een jaar in de pandemie nog altijd met hun lulneus uit hun mondmasker lopen, het is iedereen buiten henzelf. Dan heb je de klagers: waarom mag ik dit niet, waarom mogen zij dit wel? Dan zijn er nog de redders des vaderlands, mensen die altijd een griezelig soort optimisme lijken te bewaren tegen beter weten in of vinden dat het hun publieke taak is om de mensen wat op te vrolijken. Als laatste is er een amorfe groep waartoe ik zelf behoor, denk ik: ik probeer dit kruis zo veel mogelijk in stilte te dragen, te doen wat ik kan om aan zelfzorg te doen (en daar frequent in mislukken), en de rest te negeren.

Even later zit ik weer in een wachtzaal, samen met twee dames waar ik daarnet al in de eerste wachtzaal mee zat, een koppel klagers die het hospitaal beschuldigen van hebzucht en egoïsme, wat waarschijnlijk meer zegt over henzelf dan over het ziekenhuis. Ik vul een pre-operatieve lijst in – ik ben nog nooit eerder onder narcose gegaan en nog nooit geopereerd. Het is toch een serieuze boterham, die lijst. Ik probeer me alle medicijnen te herinneren die ik moet nemen, met hun onmogelijke namen. Vroeger zou ik er sneller op gekomen zijn, maar ook mijn geheugen is langzaam aan het wegmalen onder de molensteen van de tijd, net als al de rest. Ik kan overigens nog altijd niet klagen over datzelfde geheugen. Ik kon me onlangs bijvoorbeeld nog alle namen herinneren van leraars die ik had gehad in de middelbare school, alles in totaal zo’n 50-tal mannen en vrouwen. Je iets herinneren is overigens ook zeker niet altijd een zegen. Door dingen te willen weten, zijn we verbannen uit het Aards Paradijs, wijsheidstanden en al.

Rond de middag rust ik even uit op een bankje aan de Watersportbaan. Een fit jong koppel doet er oefeningen die het midden houden tussen fitness en yoga. Ik kijk in het water. Wat zou er gebeuren als je al het water in de Watersportbaan zou vervangen door urine? Dan blijft het gewoon de Watersportbaan, maar van een ander type watersport. Kan de Watersportbaan overstromen bij aanhoudende regen? Daar bestaan zeker berekeningen voor, wat me doet denken aan de uitspraak van zo’n positivist die zei dat wetenschap superieur is aan religie omdat je met wetenschap altijd tot dezelfde conclusies komt, ongeacht je achtergrond, geslacht of taal, terwijl dat niet geldt voor religie. Wat kort door de bocht, vind ik. Je kan ook een perfect uitgebalanceerd dieet van astronautenvoeding in een soort pap naar binnen spuiten en gezond zijn, veel gezonder dan als je elke week een pakje frietjes met mayonaise eet, maar mag er ook iets fijn zijn? Religie lenigt een andere nood. Voor sommige zelfverklaarde euforische fedoradragers en sciëntisten heeft de idee van wetenschap trouwens zelf de plaats van een religie ingenomen, waarin onkritisch vooral de “wetenschappen” worden uitgedragen die al passen in het ideologische kraam van de volger, met onzin tot gevolg als evopsych en het godcomplex dat veel ingenieurs aangepraat krijgen.

Ik strijk met mijn tong langs mijn tanden, de wijsheidstanden inclusief. Die tanden hebben me alleszins niet wijzer gemaakt, moet ik zeggen. Wijsheid kan je overigens niet claimen. Je kan het je laten aanpraten, maar of het waar is of niet, is uiteindelijk een mysterie. Wat het alleszins niet is, is betweterigheid. De pandemie is een oefening in proberen zien wat werkt en daarop voortborduren. Vind ik dat sommige mensen met grote verantwoordelijkheden hier serieuze blunders hebben gemaakt? Absoluut, en dat die nog niet geroyeerd zijn is stuitend. Maar zouden de roepers en klagers het allemaal zelf zo veel beter doen? De kans is zo goed als nihil. Ik adem diep uit onder de vroege lentezon en in de verkoelende bries. Veel beter wordt het niet meer vandaag.