De hemel is al de hele dag loodgrijs en begint te verzwaren en verzwarten terwijl ik wacht op de trein. Ik rook een sigaret, wat hier niet mag, maar goddank zegt niemand er iets over. Het is twee dagen na wat misschien wel de meest noodlottige verkiezing zal blijken in de wereld na 1933 en ik ben al twee dagen in hopeloze vrije val. Ik maak me geen zorgen over wat de komende jaren allemaal gaat gebeuren, want dat staat als een paal boven water: we zullen nog maar eens een ongeziene cascade van goorheid over de wereld zien uitgutsen vanuit het Oranje Huis. Ik maak me zorgen over waar ik de hoop kan vinden om dit allemaal te overleven – om dit zelfs te willen overleven. Het heeft geen zin dat ik alles opsom, maar als je werkelijk denkt dat het allemaal zal meevallen, dan ben je zo hersendood als Rik Torfs. Elke weg terug naar een Westen als te bewonderend baken van democratie, vrijheid en gelijkheid zal lopen over immense pijn en in veel gevallen gewelddadigheid, en zelfs dan is niet zeker dat we tijdens ons leven dat pad terug zullen inslaan.
De voorbije twee dagen heb ik van gedachten gewisseld met vrienden, broers, collega’s. Ik wil hen niet mee onder water sleuren maar ik ga ook niet doen alsof ik al die dingen die ik zojuist heb gezegd, niet denk. Het toeval wil trouwens dat ik een nieuwe bundeling van columns en wat we maar dagboekfragmenten zullen noemen, aan het samenstellen ben terwijl ik tegelijk de eerste – ‘In de vorm van een vogel’ – nog eens herlees. Melancholisch ben ik altijd al geweest, maar de lichte toets die er nog was in de periode tussen 2008 en 2016 is niet meer dan een vage suggestie geworden in de periode tussen 2017 en nu. Ik lees veel woede, tegenover steeds dezelfde charlatans – ook lokaal. En met de fatale herverkiezing van die laffe baby van een 100 kilo rotte eieren in een te groot kostuum is er iets geknapt. Ik heb beseft dat mijn woede niets uitmaakt. Ook lokaal niet.
Het is druk op de trein en willens nillens volg ik enkele conversaties mee. Bijna iedereen heeft het erover. Ik heb bewust analyses in de media gemeden en heb me uitgeschreven bij enkele YouTube-kanalen die hedendaagse geopolitiek coveren. Nu ben ik verplicht ze toch bij te wonen, met dank aan mijn goedbedoelende medemens. Maar elke analyse die niet naar de kern van de necrose gaat is hooguit “interessant” en op zijn slechts even steekhoudend als Percival Lowell die in de 19de eeuw kanalen meende te zien op Mars maar in realiteit wellicht met zijn peperdure telescoop in een spiegelbeeld van zijn eigen oogbol aan het kijken was. De kern is: zolang we de toegang van de big business tot de politiek niet beteugelen, blijft de fabeltjesfuik intact en blijft de pijplijn van elke centristische en centrumrechtse beweging naar fascisme overuren draaien. Miljardairs en enorme multinationals willen hun macht en vermogen indien niet behouden, nog vergroten, en dat gaat altijd ten koste gaan van anderen. Omdat op dat principe gebaseerde politieke recepten ofwel enorm impopulair zijn, ofwel boerenbedrog à la Reagonomics, wordt er gesteund op diverse schakeringen van fascisme en moeten de mensen die je aan het bestelen bent geloven dat hun problemen de schuld zijn van iemand anders – of op z’n minst geloven dat ze hun woede mogen koelen op die ander, die ze eigenlijk toch al haatten.
Ik ga niet herhalen hoe onnozel ik de meeste andere analyses vind. Ook die van mijn medepassagiers. Ze proberen uiteindelijk net als ik ook maar hun best te doen hier een touw aan vast te knopen en ze zitten tenminste vanavond niet in een praatprogramma hun ideeën af te doen als genuanceerde, weloverwogen theses. Maar weet je wat het is? Ik moet denken aan ‘Cloud Atlas’ (als je die nog niet hebt gelezen: doen), zeker nu het volledig donker is geworden buiten, op verspreide lichten na van hoge kantoorgebouwen. Op het einde breekt tegelijk het eerste en laatste hoofdpersonage een lans voor menselijkheid als daad van verzet, zelfs tegenover schier eindeloze, duistere golven van geweld, haat en leugenachtigheid die misschien ooit wel de mensheid zelf zullen verdoemen. Het zijn juist die daden van verzet die ooit kunnen ontkiemen tot iets dat echt de moeite waard is, en er zullen steeds mensen zijn die die keuze zullen willen maken, ongeacht hoe kansloos ze lijken. Dat is waar menselijkheid om gaat. “Our lives are not our own. We are bound to others, past and present, and by each crime and every kindness, we birth our future.”
In de nachtspiegel van de treinvensters zie ik m’n eigen ogen, verborgen. Ik ben maar één persoon en ik kan het wereldleed niet op mijn schouders nemen, laat staan oplossen. Ik mag mezelf de tijd geven om even niet al het nieuws in me op te nemen over rampspoed, verlies, oorlog en vernedering, dat de komende jaren enkel erger zal worden. Ik kan het leed en de pijn erkennen en tegelijk blijven proberen, zoals ik hoop dat ik dat al heel lang doe, het leven van anderen aan te raken. En dat op een manier dat eens ik opgelost ben in de eindeloze zwarte zee, dat mijn korte bestaan het leven van die anderen blijer heeft gemaakt, vreugdevoller, getrooster, meer gehoord, meer gezien – meer mens. Je mag dat belachelijk vinden, of sentimenteel. Het kan me niet schelen. Dat maakt het de moeite om te overleven, dat ik de liefde die mij gegeven is kan doorgeven aan anderen, zelfs als dat is op de meest bescheiden manieren of in moeilijke omstandigheden. De grimmige uitsmijter is dat wie nu de messen zit te slijpen, zot van eigen glorie, wellicht even ongelukkig en miserabel is als ikzelf. Maar zij zijn bij leven eigenlijk al dood en als ze komen te gaan, van de meest misogyne incel op zijn kamertje tot de grootste tiran, zal niemand hen missen. Zij hebben al verloren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten