De laatste tijd trek ik weer grote banen door de stad, want een fietser is een zwemmer of hoe zei Paul Snoek dat ook alweer. Ons kantoor is definitief verhuisd van Gent-Sint-Pieters naar een locatie die geprangd zit tussen de Bloemekenswijk en de Muide, niet bepaald de meest verheffende kwartieren van de stad. Het nieuwe kantoor is gelegen op de dakverdieping van de Eskimofabriek, waarover ik een paar keer het grapje maakte dat die naam eigenlijk niet meer kan en dat ze de locatie de Inuitfabriek zouden moeten noemen. Maar goed, het was een voormalige textielfabriek uit 1906, en politieke correctheid of rekening houden met interculturele gevoeligheden was toen nog sciencefiction (en is het pijlsnel opnieuw aan het worden). Het is een hol en koud gebouw en zelfs twee dozijn hippe startups, scale-ups, repairshops en hipsterboetiekbodega’s en -bakkerijen kunnen de ware aard van het monster niet verbergen. Ons kantoor zelf is gelukkig tamelijk warm, maar buiten ondoorzichtige dakvensters ook een afgesloten eiland ergens lost in space. Ik moet er nog wat gewoon aan worden, na bijna 3 jaar de luxe te hebben gehad van voor mezelf een eigen kantoortje te kunnen claimen in het huiselijke maar uitgewoonde oude kantoor, dat ook wel zijn beste tijd gehad had.
Omdat het kantoor ongelukkig ver ligt van mijn frequente Gentse avondafspraken, moet ik dus heel wat aftrappen door de stad. Er zullen dagen zijn dat ik er meer dan 30km op heb zitten, maar met een goede elektrische fiets is dat eigenlijk zo erg niet. Meer nog: de nieuwe of herontdekte straten zijn hun eigen avontuur(tje). De weg van thuis naar kantoor verloopt grotendeels zonder meerazend autoverkeer, langs groene stukjes stad die de splinters zijn van hoe de hele omgeving ooit moet geweest zijn voor massale menselijke bewoning. De Romeinen noemden dit Belgica Secunda, en het was een woest amalgaam aan gure moerassen, laagstammige bossen en natte heiden waar de brullende noordwestenwind soeverein heerste. Letterlijk de rand van de toenmalige beschaving. Het is een wonder dat hier grote metropolen konden ontstaan, en wel door rijkdom via textiel, waardoor een dikke wollen draad loopt tussen de Middeleeuwen en de Eskimofabriek.
Als ik door de goed aangelegde, brede fietslanen koers, ben ik dankbaar dat ik in Gent woon. Het hoongelach over die groene Gentenaars weerklonk onlangs tot ver buiten de landsgrenzen nadat een ambtenaar zou geadviseerd hebben aan mensen om hun kerstbomen op te eten in plaats van te verbranden, maar niemand hier liet het echt aan zijn hart komen. Ik eet liever een sparrentak dan in een stad te wonen waar kinderen kunnen doodgeschoten worden in onbeheersbare drugsoorlogen of een stad waar wanbestuur geïnstitutionaliseerd is. Hier wordt voor de fietser gezorgd. Niet altijd perfect, maar men doet zijn best. Ook in het rommelige café waar één van mijn recente omzwervingen me heen voerden om mijn vriend Gavril nog eens te zien, die er een tijd op had zitten in een kliniek, waar we een onzalig grote portie Indonesische stoofpot voor de kiezen kregen. Laatst droeg ik ook mijn toevallig Indonesische sjaal (een cadeautje van een studente die op bezoek was gekomen). Een collega vond dat ik er plots uitzag als Martin Meiland, die halvegare patriarch die vooral bekend staat om zijn gezellig alcoholprobleem.
Daarover gesproken: het is droge februari, en ik doe m’n best om mee te doen. Ik ga eerlijk zijn: plezant vind ik dat eigenlijk niet. Maar met vallen en opstaan moet ik leren dat ik af en toe liever moet zijn voor mijn lichaam. Ik ben nooit een grote fan geweest van dat lichaam, maar het is het enige dat ik heb en ik doe het al zo veel de duvel aan door te roken. Op aanraden van een cardioloog ben ik tevens ook zo goed als gestopt met caffeïne – ook al een drug – in te nemen. Vooralsnog merk ik eigenlijk weinig verschil, buiten dat ik ’s avonds wat sneller moe ben. Maar kennelijk moet ik zelfs met argusogen kijken naar Cola Zero Decaf, want er gaan nu stemmen op dat aspartaam kankerverwekkend zou zijn. Zoals ik ooit schreef in een satirisch nieuwsartikel uit 2014: “Artsen formeel: alles veroorzaakt kanker”. Waarschijnlijk verschijnt er over een jaar of 5 een studie dat ook fietsen kankerverwekkend is. Het is soms moeilijk om niet moedeloos te worden terwijl al die gedachten door m’n hoofd malen en ik probeer om niet verkeerd te rijden in de stad waar ik geboren ben en al 23 jaar woon. Terwijl ik denk aan de Eskimofabriek, probeer ik de gedachte weg te duwen aan de echte Inuit en Groenland, waar ik ooit graag op vakantie zou zijn geweest. Een zekere Amerikaanse dictator-gangster wil het eiland heel graag kopen en desnoods manu militari veroveren. Ik kan daar toch niets aan doen. Maar ik kan er wel voor kiezen om helder vooruit te kijken. Dezer dagen denk ik vaak aan die meme die ik ooit zag, waar in sierlijke letters te lezen was: “Disappointed, but not surprised.” Ik zal wel verderfietsen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten