Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de afdeling columns en microstories daarvan. In 2017 bracht ik 'In de vorm van een vogel' uit, een bundeling van de beste 99 teksten van dit genre tot op dat punt, netjes geredigeerd en per seizoen geordend. Je kan die antologie gratis downloaden als je Patron wordt. De weg een beetje kwijt? Mijn eigenlijke website, die ook 'Onklare taal' heet, verwelkomt je.

woensdag 22 oktober 2025

Code oranje

Op de bus bedenk ik me niet voor de eerste keer deze ochtend dat op dagen dat ik niet hoef te werken, ik eigenlijk beter niet voor de middag afspreek met mensen, omdat het bioritme dat ik van nature aanneem me eigenlijk sterk in de richting duwt van slapen tot de middag. Je kan dat decadent vinden, maar ik heb even veel productieve uren op een dag als iemand anders, ik zit alleen langer op en hou ervan om te verpozen in het warme deken van de nacht, waar ik niet gestoord word door toeterende auto’s, schreeuwende kinderen, aanbellende pakjesbezorgers of de buurt bijeen blaffende honden. Wat dus nu wel het geval is. De buspassagiers tonen zich in al hun superdiverse marginaliteit. Dat riekt naar classisme en is tegelijk ironisch, want ik zit hier zelf ook, in mijn joggingbroek waarin de contouren van mijn beenbrace duidelijk zichtbaar zijn. Ik zit ergens halverwege mijn revalidatie na een operatie, en het is lastig om te dragen. Misschien daarom dat ik me zo veel sneller erger aan de ander, want ik zou dat ook wel willen, complexloos en schaamteloos zijn in mijn volslagen gebrek aan stijl, goede manieren of weigering om nog te doen alsof ik deze maatschappij iets wil betekenen. Maar het is niet anders.

Onderweg merk ik dat de opmars van de Engelse ziekte onverdroten verdergaat: “vis winkel”, “sfeer café”, “sleutel maker”. Ook veel kleine brolzaakjes die erin slagen kennelijk drie namen tegelijk te dragen, of in hun opschriften twee verschillende lettertypes combineren. Ik passeer de rijschool in de Brugse Poort die “NU SLAGEN” afficheert, wat voor iemand van Antwerpen of Brabant wellicht onbedoeld komisch overkomt. Maar weet je, liever dit soort semi-gereglementeerde kleine ondernemingen dan protserige petit bourgeois-huizen in fake fermettestijl met affiches in de voortuin waar zo’n snerende rechtse N-VA-smoel op staat. Want daar heb je er in de buurt waar ik woon al meer dan genoeg van. En de mentaliteit waar die vaak mee samengaat associeer ik met de ijskoude luchtstromen van de communicaties die ik de laatste weken weer mag ondervinden van verzekeringen, huisbazen en nutsmaatschappijen. Altijd weer die kille, haast robotische toon, afstandelijk vousvoyerend, verordenend, beschuldigend, eisend, afketsend. Nergens een vriendelijk woord. Gisteren schreef een verzekeraar zelfs m’n achternaam achteloos verkeerd. En er is niet eens kwade wil mee gemoeid: die mensen denken vast dat dat zo hoort. Wel, ik nodig hen uit eens door het proces te gaan van wat ik intussen zelf al 8 maanden moet doormaken, en ik zou dan willen zien hoe het gesteld is met hun goede luim.

Er zijn ook lichtpunten. Initieel zag ik enorm op tegen de kinesitherapie waar ik weer doorheen moest, maar de fysio is een aangename jonge vrouw met een wat ongepast gevoel voor humor waar ik goed op ga en is nog niet samengedrukt tot een bal bruine plasticine zoals zo veel andere mensen op deze wereld. De dame die ik even geleden aan de lijn had om m’n internet te fiksen toonde zich ook erg medelevend en menselijk – zoiets moet niet, het is niet verplicht, maar het maakt het aan mijn kant van de lijn allemaal zo veel draaglijker.

Ik word uit de bus gekieperd aan de Korenmarkt en stap dan naar de Wasbar aldaar, waar mijn brunchafspraak op me wacht. Ik probeer te letten op mijn postuur en wandelritme, beiden intussen misvormd door opeenvolgende revalidaties. Recht de rug en de nek. Hiel van de linkervoet eerst, niet de wreef. Het is niet al te druk en veel zaken zijn nog dicht. Weinig toeristen, ook. Ik sta er soms niet voldoende bij stil dat ik in een stad woon waar werelderfgoed huist omdat het voor mij al decennia gewoon het decor is waarbinnen mijn dagelijkse leven zich afspeelt, maar het is zeker een privilege. Net als, ondanks mijn bitterheid, in een land te mogen wonen waarin mijn gezondheidsproblemen geen enkele reis richting financiële ruïnering zijn. Als het lag aan de instanties die me nu zo belagen en bejegenen met de menselijkheid van een fascistische stationschef, zou dat wellicht anders zijn. Ik wil er niet aan denken. 

Ik vind de Wasbar, intussen al jaren een keten met vestigingen overal in Vlaanderen, maar initieel een Gents hipsterconcept waarvan het idee eigenlijk goed gevonden is, maar het was-gedeelte mettertijd verdwenen lijkt. Om een stom punt te maken had ik misschien wat vuil ondergoed moeten meebrengen. Ik zie opvallend veel mensen met oranje gekleurd haar op straat. Pas onlangs realiseerde ik me dat mensen die we roodharig noemen, eigenlijk oranje haar hebben, maar dat de term voor roodharigen ouder is dan de term voor de kleur oranje in onze taal. Ik heb zelf ook wat oranje in m’n baard, al beginnen de eerste grijze haren zich daar eveneens te tonen. En ik ga er vast nog een paar bij krijgen als ik nog vaak vroeg uit de veren moet op een dag dat ik niet hoef te werken, maar voor goede vrienden heb ik het er voor over. Als ik binnenstap, word ik op een brede, verwelkomende glimlach getrakteerd, en daar doet een mens het voor. Wel, en een grote kop koffie. 

maandag 25 augustus 2025

De meest humane executie ter wereld

Ik wenste dat ik niet zo veel voelde. Mijn hoofd gaat in en uit focus op het werk en ik ben misselijk. Ik sta op de rand van een hoge klif waar ik voortdurend over dreig te struikelen, het zwarte water in. Gisterenavond is het doek definitief gevallen over twee erg intense maanden met een persoon waar ik de hoop van had gekoesterd dat er iets duurzaams kon uit groeien - al van in het begin was het een riskante propositie, maar er bestaan ook bomen die tegen alle verwachtingen in kunnen groeien uit de kleinste barsten in beton en toch groot en sterk worden. Emotioneel exhibitionisme vind ik pathetisch en getuigen van weinig smaak, dus veel meer details over de persoon wil ik niet aan de publieke bühne toevertrouwen. Ik ga Nea nooit vergeten maar ik zal hen meer dan waarschijnlijk ook nooit meer zien.

Als ik naar buiten ga om te roken, gaat m'n zonnebril mee. Voor het eerst in een week moet ik weer nu en dan huilen. Ik wil het niet maar ik kan het niet tegenhouden.
 
Je kan je geen weg redeneren uit een gebroken hart en dat vind ik ontzettend frustrerend. Een afwijzing is geen discussie, geen kwestie van gelijk of geen kwestie van feiten en fictie: de afwijzing zelf IS het feit. Nea zei in essentie dat onze temperamenten te verschillend zijn. Aan de oppervlakte zou je nochtans zeggen van niet, want allebei ADHD-bijen met een biljoen interesses en een zin voor diepgang tot aan de aardkern. Maar ik denk dat ik hen eigenlijk al een beetje aan het uitputten was tegen dat we elkaar voor het eerst in levende lijve zagen. We zeiden zelfs tegen elkaar dat die enorme intensiteit van de eerste weken dat we contact hielden, op termijn nooit houdbaar zou zijn geweest en ons zou opgebrand hebben. Maar kennelijk beseften we toen nog niet dat het eigenlijk al te laat was. Of beter: het was te laat voor hen.

Misschien verklaart dat die curieuze holte die ik was beginnen voelen ongeveer twee weken voor we elkaar zouden zien. Alsof er iets uit de foto weggeknipt was. Ik weet het toen en ook op het moment dat die me een eerste keer afwees bij m'n bezoek aan het feit dat ik verliefd was en die niet. Maar misschien was het wat anders en misschien maakt het ook helemaal geen bal uit voor de gevoelens die de Grand Prix van Monaco door m'n lichaam en hoofd racen, rondje na rondje na rondje na rondje, zinloos, ziedend, onnozel.

En dan denk ik: "maar hoe kan ik nu te intens zijn als jij dat ook was?" Ik herinner me een dag waarop ik uit het niets meer dan 10 berichten had gekregen op diverse tijdstippen doorheen de dag. Of dat die een volledige playlist naar me gooide. Of nog volop voice notes zat te sturen om 4 uur 's ochtends. Ik zou m'n eigen intensiteit nooit zo opgeschaald hebben als Nea niet eerst begonnen was, want het was Nea die eerst suggereerde om op een app verder te praten, het was Nea die me eerst foto's stuurde, het was Nea die eerst voice notes stuurde en het was Nea die voor het eerst in mijn bijzijn huilde.

Maar ik geef toe dat er ook een ander aspect was aan Nea dat ik soms voelde als licht dat nu en dan flinterdun geschild van tussen dicht vergroeide boomkruinen kan komen. Nea was soms koel als een steen. Niet hard of ongevoelig, maar koel zoals veel mensen koel kunnen zijn. Ik denk dat ik dat niet wilde zien of beleven en bleef intussen zelf branden met de intensiteit van Betelgeuse zelf. Die had het vuur in me aangestoken en het ging. Gewoon. Niet. Meer. Uit. In m'n dagelijkse leven heb ik na meer dan vier decennia geleerd om dat te maskeren en te doseren. In m'n dichtste vriendschappen vertoont dat masker vaak barsten en m'n broers herinneren het zich maar al te goed: Matthias vroeg me ooit waarom ik altijd zo "relentless" was. En in liefde kan ik het simpelweg niet. Omdat het ook één van de meest intense emoties is die ik voel.

Wat ik me ook herinner is dat mijn relatie met Inna, nu 14 jaar geleden, in wezen opbrandde op een gelijkaardige manier, maar dan omgekeerd. Ik had haar toen al gevraagd niet meer alle kanalen te gebruiken voor ons contact (sms, Messenger, e-mail), maar na een tijdje gebeurde het toch weer opnieuw en hadden we allebei de onhebbelijke gewoonte snel op elkaars berichten te reageren, waardoor we op de duur weer aan tientallen berichten per dag kwamen maar geen ademruimte hadden om nog iets op te bouwen waar we effectief wat over te vertellen hadden.

Zo ging het niet bij Nea en we waren ook al niet samen. Ik dacht zelfs dat ik goed aan het doseren was. En luister, ik weet dat ik veel kan zijn, zeker voor mensen die een ontzettend groot verlangen in me weten aan te wakkeren. Het ging hier niet over zoiets banaals als berichtfrequenties, maar wellicht ook de volledige man die ik ben. Die man die ontzettend veel dingen voelt, de hele tijd, op elk moment, zelfs in de diepste droomtoestand. Soms verwonderen mensen er zich over hoe ik dat eigenlijk klaarspeel, gemiddeld op minder dan zes uur slaap een volledige werkdag afwerken, lezen, schrijven, nadenken, tijd maken voor vrienden en familie en er toch niet uitzien als een onverzorgde, half-verwilderde zonderling. Nea liet het ook eens vallen: "hoe ben jij zo productief?". Ik schampte dat ik gewoon niet veel beters te doen had maar eigenlijk is het gewoon een vloek.

Even later tank ik koffie en zit ik bij HR. Ik ben de vriendelijke werknemer met productieve ideeën. Het masker zit goed vast, het past bij me. Het is ook niet zo moeilijk - ik wil namelijk niet echt iets van deze dame, buiten hoe ik min of meer kan invullen wat die van me verwacht op het werk zodat m'n job niet in gevaar komt. Voor sommige mensen is dat vast al hachelijk genoeg en zoals Sia ooit zong hebben sommige mensen inderdaad echte problemen. Wat sneu voor me, al die gevoelens, die gevoeltjes, de dichter met hartzeer, de idioot die zich met wijdopen ogen te pletter smeet tegen een koele steen en zichzelf had wijsgemaakt dat het een verkwikkend bad zou worden. Als er al iemand is die me mag uitlachen, ben ik het zelf wel.

En Nea, ach Nea, wees me af op de meest vriendelijke, lieve en menselijke manier. Ik deed niks verkeerd, ik mag niet vergeten dat ik ook liefde verdien maar we gaan zelfs de platonische meubelen hier niet kunnen redden. Op het moment dat ik die woorden las was ik geraakt maar vooral door hoe hun laatste communicatie zo netjes was, zo genuanceerd en met zo veel mededogen geschreven. Ik denk niet dat ik ooit al op een liefdevollere manier ben afgewezen. Maar dat is natuurlijk ook wel wat als de meest humanitaire executie ter wereld. En dat voelde ik deze ochtend, het spinrag weggeblazen van hun woorden in de nacht. Tegen hen had ik de nacht zelf nog gezegd wat ik te zeggen had, hun bedankt voor een ongelooflijk mooie, intense periode van kennismaking, en geen spijt van het op z'n minst te hebben geprobeerd. Met iemand die heel, heel eventjes in m'n leven de mooiste persoon op Aarde was voor me. Ik wenste gewoon dat ik niet zo veel hoefde te voelen. 

zaterdag 9 augustus 2025

Graven

Aan de ingang van het werk is er een overhangend, vierkant afdak dat gestut wordt door dikke pilaren. Boven die pilaren bevindt zich een kantoorruimte, eveneens vierkant. Omdat de rokers niet mogen gezien worden bij de ingang zelf, moeten we een ruimte innemen om de hoek, waar het vuilnis staat en waar we dus kennelijk thuis horen als de gedegenereerden die we zijn. Maar daardoor sta ik ook telkens vlak onder de scheidingslijn waar de schaduw valt van de overhang en het kleine koertje dat nog mag genieten van zonlicht. Daarnaast is er de haag van een aanpalend bedrijventerrein, voorzien van een ook al hoekig, kortpittig kapsel. Als ik naar boven kijk, strekt de strenge lijn van de overhang zich vooruit de hemel in, wat een schilderachtig contrast geeft met de hemel en zijn wolken. Als ik de enige roker ben, is het een paar minuten meditatie van lijnen en lijnloosheid, leegte en vorm.

Over vormen gesproken: na drie weken knellen de vreemde contouren en rituelen van het nieuwe werk al niet meer zo. Sic semper corporatis. Adaptatie heeft haar limieten, maar er zit kennelijk nog rek in mijn neurale circuits. En in mijn gedachten ben ik altijd vrij. Ik denk eraan om een boek of een novelle te schrijven met de werktitel ‘Graven’ en omdat ik het openlijk heb neergeschreven dat ik dat heb gedaan, heb ik het wellicht vervloekt en ga ik het nooit schrijven. Voor een man waarvan velen geloven dat hij tamelijk intelligent is, betrap ik mezelf voortdurend op magisch denken. Misschien is dat nog een grotere zwakte dan roken. Maar ja, Tweelingen is een lucht-teken en wat past daar beter bij dan geloven in onzichtbare verbanden en rook inhaleren? Voor m’n werk-avatar in de diverse softwaretabernakels waar ik constant ingelogd hoor te zijn heb ik gekozen voor de ‘jera’-rune en ik hoop dat mensen daardoor niet denken dat ik een crypto-nazi ben. Het is gewoon een mooi teken, en zou symbool staan voor de wende, de verandering, de cyclus.

‘Graven’ zou kunnen gaan over momenten als deze, waarin ik graafwerken uitvoer in mezelf, of weken als deze, waarin voortdurend zaken opgegraven worden (gesprekken van jaren geleden, momenten die plots met elkaar verbonden worden als een lichtsnoer), of jaren als deze, waarin ik dingen juist afleg en ten grave heb gedragen. Dat hoeft niet negatief te zijn. Vele bitterheden zijn niet langer deel van mij en daar ben ik opgelucht over. Bijvoorbeeld de trauma’s van de eerste helft van mijn carrière liggen feestelijk onder een hoop lachende aarde samen met m’n eerdere werkzelven. Graven – ook het meervoud van de graaf, de oer-aristocraat en vampier, oneigentijds verfijnd tegenover de opgeblazen, hatelijke en domme kakistrocraten waar we vandaag mee opgezadeld zitten. Graven in hun meer gebruikte betekenis als plaatsen waar de doden liggen zijn dan weer overal, talrijker dan ooit, de oogst van brutale moordpartijen en genocides.

Ik zou er aanspraak op kunnen maken een zonderlinge melancholicus te zijn als ik ook niet soms zo’n belachelijk figuur zou zijn. Gisteren was bij m’n thuiskomst mijn rugzak doorweekt door tomatensaus die uit een opengescheurd pak gehaktballen in tomatensaus was gelopen. Het zag eruit alsof er een klein dier in mijn rugzak gestorven was, en tot nog een stuk in de nacht bleef de rugzak door mijn wasmachine en droogkast reutelen onder hevig protest. Hij ziet er nu wel nieuwer uit dan ooit, klaar voor zijn volgende samsara. Het is allemaal ontzettend lullig, afgewogen tegen de pretparkkar waar we allemaal samen in zitten en die bijna aan terminal velocity naar beneden aan het razen is. Daar heb ik niks betekenisvols meer over te zeggen, ik kan alleen maar doen wat in mijn macht ligt om de warmte (en de sigaretten) die ik heb met anderen te delen. En te delven, delven, delven zoals ik al van oudsher heb gedaan. Misschien vind ik zelfs goud. 

dinsdag 29 juli 2025

De vijfde dag

Op de vijfde dag van de Schepping zou God de wezens hebben geschapen die de hemel en de oceanen bevolken, en op mijn vijfde werkdag op de nieuwe job voel ik me ook een beetje alsof ik daar tussenin hang. Aan de ene kant wordt m’n hoofd door een overdaad aan nieuwe kennis uitgerokken tot in de wolken, aan de andere kant zijn mijn voeten verzwaard door de even grote overdaad aan nieuwe gewoontes en gezichten die naar me lonken vanuit een poel van waanzin. Als dat geen veel te barokke metafoor was, weet ik het ook niet. Je bent opgerezen uit katholieke klei of je bent het niet, ook al is de Kerk in dit land een holle crypte geworden vol oude griezels.

Ik trap al vijf dagen bijna 20 kilometer in totaal tussen thuis en kantoor, door groene fietslanen van de stad waarvan ik voorheen het bestaan niet eens wist. Ze zijn recent aangelegd en grotendeels netjes. Als een cybernetische bypass verbinden ze oude delen van de binnen- en buitenstad. Ik glij langs de idyllisch genoemde Vissersdijk maar moet daarna over een fietsersbrug die bedacht lijkt door iemand wiens breinkronkels enkel in hoeken van 90 graden liepen. Ik mag als een koning zweven over fietsersbruggen van waarop ik het verkeer kan zien op de Watersportbaan (dat in beide richtingen en aan beide kanten voor me moet stoppen!) maar ik moet ook sinistere bochten nemen waar zichtbaarheid een goede grap is en die er tegen het najaar wellicht ronduit naargeestig zullen uitzien.

Dan de werkplek. De fintech heeft me weer eens binnengehaald en ik ben er goed onthaald, ook. Omdat het middenin de zomer is, is het er laagtij, maar de uitbarstingen van zotte energie en het arsenaal aan tools, termen en trivia waarin ik moet bijbenen laat vermoeden dat het er op springtij een corporate rave is van ongeziene proporties. Het zit er ook vol zotten, maar ik ben er zelf ook één, ook al weten ze dat nog niet echt. Er wordt veel gevloekt ook en veel geclasht. Iemand zegt lachend dat hij de “anti-Zelensky” is, wat dat ook mag betekenen. Een ander heeft de foute leeuw van de Vlaamse strijdvlag zitten fotoshoppen in een LBGTQ+-vlag. Iemand aanziet me verkeerdelijk voor iemand van 33. Ik weet al het halve relationele leven van drie collega’s na amper drie gesprekken en zonder er naar te vragen. Toen ik op de tweede dag opmerkte dat het er best “neurospicy” was, kreeg een collega de slappe lach. De baas is een selfmade man, de zoon van een bakker, die elektricien werd. De koelkast opent aan de verkeerde kant. Maak je eigen metafoor maar.

Met elke volgende dag raak ik er een klein beetje meer van overtuigd dat ik deze job zal kunnen. Op vlak van wat ik allemaal kan en weet ben ik niet vals bescheiden, maar de overrompeling hier was reëel, en ik had het eigenlijk al kunnen weten door het intense sollicitatieproces. Het leven heeft niet de neiging te doseren. Rond m’n verjaardag zat ik vast op vliegenpapier na een revalidatie van een ongeval en het rioolputje van een opzegtermijn die ik niet langer uit hoefde te doen, met enkel een vage vlek aan de horizon. Nu ben ik aan hoge snelheid terug gelanceerd in de flipperkast van het werkleven, moet ik over twee maand onder het mes en ga ik over twee weken totaal onverwacht naar het buitenland voor een weekend. We zien dezer dagen terecht een schilder als Hiëronymus Bosch meer als een visionair dan pakweg de Renaissance-schilders met hun “realistische” perspectieven en hun strenge nabootsingen van klassieke lijnen en patronen.

Eén van de grappige dingen daaraan is dat die Renaissance-artiesten en vele generaties kunstenaars na hen met de grootste sérieux standbeelden namaakten in hagelwit, zuiver marmer zonder een spatje verf of kleurstof, terwijl de oude Grieken en Romeinen hen beschilderden in carnavaleske kleuren. Toegegeven, reconstructies van die kleuren zien er ook voor mij uit als wansmakelijk, maar dat die wansmaak doodsbange reactionairen boos maakt, is geweldig. Op die manier heb ik ook altijd al geweten dat gegevens als fietsbanen en fintech aan de buitenkant lijken als doordeweekse, zelfs relatief saaie zaken, maar binnenin vaak een constante explosie van contradictorische glitter zijn. Zoals een recente connectie die ik onverwacht maakte zei met een mengeling van berusting en amusement: “isn’t life… funny?”.  

dinsdag 1 juli 2025

Moordzomer

Noodlot was mijn deel dat ik gisteren en vandaag middenin een hittegolf en op het heetst van de dag moest fietsen, maar op de fiets heb je tenminste nog de wind die wat verkoelt. En een voordeel is dat er weinig volk op straat is, dus weinig idioten die midden op het fietspad staan te sms’en, weinig bakfietsouders die de hele rijstrook innemen, weinig gejaagde mannen die driest vooruitstormen met hun speedpedelecs alsof hun leven ervan af hangt. Gisteren ging ik solliciteren. Gelukkig hadden ze daar ten kantore airco zodat ik niet vloeibaar ging wegstromen door een vloerraster in de vergaderzaal. Ik denk dat ik het er daar zo goed van af gebracht heb als mogelijk was en kwam goed voorbereid voor de pinnen – de dagen vooraf brachten herinneringen terug aan examens, en het was opvallend hoe snel mijn geestestoestand zich terug kon plooien in die werkzaamheid. Ik heb nooit graag geblokt en ook dat is niet veranderd, maar de enige twee voordelen die me altijd over de barrière tilden waren dat eens ik aan iets begin, ik het ook afwerk, en dat ik een bijna potsierlijk goed geheugen heb als me er op toeleg om iets vanbuiten te leren. Soms werkt het ook zonder dat ik het per se wil. Op beide fietstochten luister ik naar albums die ik vroeger opzette tijdens lange(re) autoritten, wat als vanzelf uitnodigt tot die periode toen vergelijken met nu.

Buiten dat wie ik was in 2009, 2011 en 2013 duidelijk zou kunnen zien dat ik ouder ben geworden – vorige maand heb ik m’n eerste grijze haren gespot in mijn baard – zou die kunnen zien hebben dat ik professioneel zelfverzekerder ben geworden, makkelijker in de small talk, vriendelijker vanuit een eigen sterkte. Maar gelukkiger? Dat niet echt. Al moet ik bijvoorbeeld mijn romantische relaties uit die periode ook niet al te zeer herbeleven op basis van de #spotifywrap die mijn geest ervan probeert te maken. Single zijn betekent ook geen romantische jaloezie voelen, geen zorgen maken om een partner die het ergens tot een gat in de nacht uithangt, me niet afvragen of er nu te veel dan wel te weinig seks is, niet steeds moeten kalibreren of ik te intens ben of juist te saai, niet twijfelen of dit het is (dat was het kennelijk niet!). Maar ik vraag me vooral af of mijn oude zelf zou kunnen zien wat mijn huidige zelf niet meer heeft – die dromen over een leven dat nog niet bestond maar zich zeker ophield achter de volgende hoek, het nieuwe jaar, de nieuwe job. Die vage zekerheid dat het nog allemaal moest gebeuren. Dat kietelende gevoel van dromerige anticipatie ben ik kwijt, meer nog, ik heb het over de jaren zelf vermalen tot griest omdat het een parabooltraject was dat anders ging eindigen in bitterheid.

Want dit is het ding wel: we zijn zo goed als allemaal flink belogen geweest. De verpletterende hitte van de voorbije twee dagen is maar één van de biljoen symptomen van die leugens. Als we immers allemaal flink ons best zouden doen om te recycleren, afval te sorteren en te letten op ons energieverbruik, dan konden we allemaal zelf mee bouwen aan een betere wereld, maar de grootvervuilers doen gewoon verder. We moesten studeren en hard werken om welstand te bereiken, maar de ladder werd al voor ons onderuit geschopt nog voor ik afstudeerde. Mijn generatie en zeker die nadien heeft mogelijk nog meer dan anderen een collectief trauma moeten overleven van op te groeien met het idee dat de wereld relatief eerlijk is voor wie zijn best doet, om dan geconfronteerd te worden met een wereld die almaar oneerlijker is geworden, willekeuriger ook. Je kan dat narratieve dysforie noemen, of metanoia (toevallig ook één van de titels van de albums waar ik naar luister op de fiets).

Daarna heb je in wezen drie keuzes: je gaat terug naar de status ante quo en je blijft koppig vasthouden aan je toekomstbeelden, je dromen en een maatschappijbeeld dat niet strookt met de realiteit, tot je uiteindelijk weer met je kop naar beneden in de Senkgrube des Realen belandt. Of je zakt door de vloer van je metanoia en hult je gewoon in de volgende laag leugens: bijvoorbeeld dat klimaatverandering niet echt is, of dat je geen huis kan kopen door de Marokkanen, of dat je niet de liefde van je leven hebt gevonden omdat iedereen te woke is. De derde optie is accepteren dat het een leugen was en dat je je moet heroriënteren in een bizarre, bittere wereld. Ik heb mijn idealen niet opgegeven, ik zou zelfs durven zeggen dat ze nog scherper geprofileerd zijn dan vroeger, maar ik aanvaard dat ik me daarmee lijnrecht opstel tegen de vigerende echte normen en waarden. 

De fietsrit van vandaag bracht me naar de kapper, de bank, het tankstation (voor sigaretten) en de supermarkt. De hitte woog nog drukkender door dan gisteren en er was nog minder volk op straat. De kapster had het over Code Oranje en dat er recent een man aan de dokken in Gent verdronken was die verkoeling zocht. En ik denk dan: de stad heeft in wezen toch genoeg ruimte om ergens publieke waterparkjes te voorzien? Maar ja, het collectieve belang wordt gediend met groeiende tegenzin. Gisteren viel eindelijk dat er toch een belasting komt op winsten uit rente, en het bochtenwerk waarin sommigen zich draaiden om pakweg mensen met meerdere woningen, twee wagens en drie vakanties per jaar af te schilderen als niet veel meer dan middenstandspaupers was bijna komisch. Dit soort leugenachtigheid zal enkel groteskere proporties aannemen naarmate de kloof tussen de maatschappij die we beweren te willen zijn groeit met de maatschappij die we in realiteit zijn. 22 jaar geleden bijvoorbeeld was het zonneklaar voor iedereen met drie gram hersenen dat Irak geen massavernietigingswapens had, nu is er een “debat” of het genocidale Israël toch geen punt heeft als Iraanse infrastructuur bombardeert en leidinggevende burgers van het land vermoordt omdat het land wel eens massavernietigingswapens zou kunnen maken.

In twee wachtruimtes, gisteren en vandaag, las ik een fictieverhaal over ecoterroristen. Ik zou er nooit één kunnen worden omdat ik nog te veel gehecht ben aan mijn creature comforts en bovendien een ziekelijk gestel heb dat het nooit zou redden in de barre natuur, maar het is een perfect logische daad van geweld. Geweldloosheid is een nobele luxe. Het verbaast me soms dat er niet meer geweld is tegen de ranzige systemen van macht en kapitaal, maar misschien is dat omdat de mensen die het gretigst grijpen naar geweld die systemen juist zelf vertegenwoordigen – de pijplijn van pestkop naar politieman, zeg maar. Allemaal gedachten die ik niet direct ga delen met de kapster of de kassierster, die ook maar hun job doen en wellicht al voldoende worden geconfronteerd met de zotte gedachten van mensen die misschien niemand anders hebben om tegen te oreren. Ik vraag me af of mijn oude zelf mijn nieuwe zelf zou begrijpen, en ik denk eigenlijk van wel. Regelmatig lees ik oudere teksten terug en soms vind ik met tussenpozen van vijf, tien of vijftien jaar gelijkaardige redeneringen terug. Kennelijk is niet enkel mijn geheugen in staat om terug te gaan naar een oudere gebruiksmodus, ook de wapenrusting van mijn redeneringsvermogen heeft al lang hetzelfde bouwplan. Maar ze is beter geslepen nu, juister afgesteld, ontdaan van onnodig sentiment. Dat sentiment bestaat nog, maar elders, in een koele wijnkelder, waar ik het niet probeer te vermengen met gedachten aan een verleden waarin ik mijmerde over een toekomst die nooit zou komen.