Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 30 augustus 2016

De engel met gebroken vleugels

Telkens als ik begin aan mijn looptocht voel ik me precies als een dier dat ergens uitgezet wordt uit een fuik en dan door een plastic tube door een bos moet rennen, terwijl er ergens een goddelijke observant met een klokje in de hand mijn tijd opneemt. Ik ren zonder muziek, zonder apps. Ik probeer enkel te tellen, in reeksen van acht, om hetzelfde ritme te kunnen aanhouden. Al de rest zou enkel afleiding zijn. "Vergelijken heeft geen zin als je loopt," zei iemand ooit tegen me, "Iedereen loopt zijn eigen race." Daarom ga ik graag lopen. Of beter: ik hou van het gevoel gelopen te hebben. Nu het is een beetje afzien. Het eerste deel van de looptocht gaat noordwaarts langs wat ik schertsend onlangs de Mariakerkse Rivièra noemde.

Door de concentratie op adem, ritme en afstand komen en gaan gedachten zonder veel samenhang, alsof het een meditatiesessie is op wielen. Bijvoorbeeld: dat op dagen van vermoeidheid een oude ring van pijn opgloeit rond mijn linkerenkel, die ik 12 jaar geleden lelijk verzwikte ergens diep in de bossen van Vlaams-Brabant. Sinds dit jaar heb ik hetzelfde met het rechterschoudergewricht, dat bijna heel 2015 ontstoken was. En ik denk: met dit soort artefacten van pijn moet ik eens iets doen in een verhaal, tot ik me bedenk dat Donna Tartt iets vergelijkbaar schreef over een kwetsuur die tijdens een grimmige winter opgelopen was. Origineel zijn is moeilijk, maar moet dat dan? Ik ben alweer 64 tellen verder en rond de kaap van wat ongeveer twee kilometer is, onder een brug door. Ik word ingehaald door een lopend koppel, zij aan zij in lycra. Als wandelaar ben ik het die meestal mensen inhaal maar als loper is het omgekeerd en soms knaagt dat een klein beetje. Duikt bij deze rat dan toch weer wat competitiedrang op?

Ach, een beetje competitiegeest is gezond. Zeker in de letteren. Als mensen mij vragen waarom ik lees, geef ik doorgaans de voor de hand liggende redenen: omdat het verrijkend is, omdat een schrijver zelf ook hoort te lezen en te weten wat anderen zoal uit hun pen hebben gewrongen, of omdat het inspirerend kan werken. Een reden die ik meestal niet vermeld is dat ik graag ook de ingebeelde competitie aanga met een andere schrijver. Soms is het appelen met peren vergelijken: ik sta qua thematiek, stijl en verhaalstof veel te ver af van een Paul Auster om een vergelijking zinnig te maken. Dan drijf ik gewoon even mee door de stroom waar zo'n schrijver me doorvoert en probeer ik onderweg te genieten van het landschap. Soms moet ik concluderen dat ik te maken heb met een slechtschrijver of een matige schrijver met een slechte dag. Dan voel ik me nadien een beetje gebruikt, alsof iemand me een restaurantbezoek beloofd had maar we een fletse pannenkoek zijn gaan eten in een tearoom die ruikt naar bejaarden en steunkousen. Intussen zit ik op drie kilometer, met als ijkpunt het politiekantoor aan de Rooigemlaan, een gebouw dat er niet meer jaren '70 had kunnen uitzien als het gewild had.

Er komen titels en woorden in me op. 'De engel met gebroken vleugels', dat klinkt wel mooi. Maar wat kan ik ermee? De dagen dat ik in het wilde weg teksten zat te schrijven zonder te weten waarheen de reis ging, zijn voorbij. Een man die ik volg op Twitter betreurde ooit dat hij erg veel projecten opstart maar er zelden langer mee doorgaat dan een paar maanden, waarna het digitale stof neerdaalt en er weer een onbereikt doel aan zijn lijst wordt toegevoegd. Opnieuw: hoeft alles een doel te hebben? De reis is zelf het doel, preekt een boeddhist uit een kauwgomautomaat, maar is een reis een doel als je het zelf niet weet en is het doel dan niet simpelweg het inzicht? Ik hijg me een weg langs een heraangelegd stukje Groendreef aan het konteinde van de Brugse Poort. Gent doet zijn best om de stad te verfraaien en verliest daarbij de achtergestelde wijken niet uit het oog, wat er verder ook van aan is met die hele Optima-zaak. Siegfried Bracke denkt dat daardoor zijn tijd gekomen is, maar hij lijkt niet de beseffen dat hij de Grima Slangentong is van het verhaal. Het is niet omdat zijn rivaal nu misschien onherstelbare imagoschade geleden heeft, dat de prinses Grima plotseling niet meer weerzinwekkend zal vinden.

Ik ben al een fors eind over de helft en op de terugweg. Ik moet glimlachen door het zweet heen omdat ik weet dat ik het zal halen en m'n jaarrecord ga breken - zeven kilometer is weinig indrukwekkend in vergelijking met mensen die routineus halve marathons uit lopen of aan een verschroeiende 10km/u rond de Watersportbaan denderen, maar het kan me niet schelen. Ik kijk enkel over de schutting als ik nuttige tips kan krijgen van andere lopers. Dat brengt me ook weer terug bij de schrijverij. Nu en dan lees ik een boek of beland ik op een blog waar ik me niet alleen gretig te goed doe aan de woorden, zinnen en paragrafen, maar dingen zie waarvan ik denk "dit moet ik toch maar eens onthouden om zelf uit te proberen". Voor de duidelijkheid, ik steel geen ideeën van andere schrijvers, het gaat me veel vaker om bepaalde stijlprocédés, wendingen of woordkeuzes. Dat klinkt weinig romantisch en is het ook niet.

Lezen en vooral schrijven hebben veel minder te maken met goddelijke inspiratie, Weltschmerz en met een laag over de lippen hangende sigaret onder sloten koffie gitzwart proza uit te braken, maar hebben meer gemeen met wat een R&D-afdeling doet in een machinefabriek. In het lezen van een tekst zie ik vaak de blauwdruk of heb ik oog voor het buizenwerk dat de grondslag vormt van het idee dat gepresenteerd wordt. De besten kunnen dat bijzonder goed verbergen, of onthullen op cruciale momenten zodat je weet met wat voor genie je te maken hebt. Niet dat alles techniek is. Er is ook het nous, en datzelfde nous is nu met korte, diepe stoten uit mijn longen aan het puffen (terwijl het thuis al honderden taaie pagina's Ulrich bezighoudt in 'De man zonder eigenschappen'). Ik loop langs een lang hekken dat een wilde boomgaard afschermt. Overal liggen al bladeren en kleine takken. Ik denk eraan dat ook bomen ademen en 's nachts hun takken iets meer laten zakken - alles buigt voor de almacht van de aswenteling. De horizon is roze, oranje en ik sluit m'n ogen terwijl ik hem in mijn hoofd probeer na te schilderen met woorden.

Mensen romantiseren te veel en tegelijk te weinig. Te veel: flauwe citaten herkauwen van Oscar Wilde of doen alsof het leven prachtig is gewoon omdat je ergens een kleine hebt zien lachen aan de oevers van een meer. Te weinig: hoe techniek en bezieling soms kunnen samensmelten in kleine concerten van eenheid en je beseft dat, ook al loop je hier alleen je longen uit je lijf aan de Mariakerkse Rivièra, alles voortdurend leeft in dialoog met iets anders. Want dit lopen zal misschien ook ooit iemand anders aanzetten om in sportkleren te springen en de eerste stap te zetten, en wie weet zijn er nu andere schrijvers die pizzicato door m'n zinnen gaan om zich te ergeren of te verwonderen. Ik rond de laatste hoek terug naar m'n appartement en de fuik klapt weer dicht. De man met de chronometer drukt af.