Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 10 februari 2015

De Hitler van de Sleepstraat

Mijn therapeut is een belezen vrouw (gouden tip voor literatuurliefhebbers, dat). Bij het verlaten van haar kabinet valt mijn oog op het boek 'Over normaliteit en andere afwijkingen' en ik moet lachen met de titel. Het is van Paul Verhaeghe, waar ik al eens een pamflet van gelezen heb. Als Verhaeghe iets te zeggen heeft, heb ik de neiging te luisteren, omdat hij veel zinnige dingen zegt. Dat is jammer genoeg een zeldzaamheid geworden. Ze ziet me kijken naar de kaft van het boek, en ziet ook dat ik wrang glimlach.
"Wat is dat, 'normaal', hé?" zegt de therapeut.
"Tja, het is een containerbegrip, zeker. Normaliteit is per definitie vaag, ook al is de norm welomschreven. Normale mensen zullen vast niet bestaan."

Even later, als ik richting auto wandel, bekruipt me niet de eerste keer dat angstige gevoel dat ik ben opgegroeid met één versie van normaliteit die vervangen is door een andere. Ik ben niet veranderd, maar de wereld wel. Het nulpunt ligt elders dan waar het werd gevormd in mijn jeugd.
Francis Wheen beschrijft in zijn boek 'How mumbo-jumbo conquered the world' de gestage opmars van onzin sinds de late jaren '70, in alle geledingen van de maatschappij. Het is als een pletwals gerold over de normen en waarden die we voor zinvol en consistent houden, zoals logisch redeneringsvermogen, bewijsvoering, solidariteitsdenken en pragmatiek.
Ik passeer langs een Turks café waar een groep oudere mannen in een kring zit te babbelen en af en toe naar tv kijkt, waar een sportwedstrijd bezig is. Het is één ding om te zeggen dat die mannen en ik andere werelden bewonen en bevolken, en over weinig gedeelde ervaringen beschikken. Het is een andere zaak wat er gemeenschappelijk boven onze hoofden hangt. Denkers en opinieerders proberen in uithoeken van de media die nog niet meegezogen zijn in het Nieuwe Normaal, dapper weerstand te bieden aan onze cultuur van socio-economische nonsens. Zij doen dat met logica, met empathie, met cijfers. Ik zeg: het haalt niets uit. De religieuze ijver waarmee deze generatie marktzeloten hun geloof belijdt, is compleet immuun tegen logica. Moedwillige irrationaliteit valt niet te bekampen. Niet de beestachtigheid van ISIS, niet de wetenschapsontkenners van Amerika, niet opeenvolgende regeringen die onschuldigen doen boeten voor de financiële misdrijven van een elite.

Gelaten wacht ik aan het zebrapad om over te steken. Het is weer een drukke avond hier in dit transitdeel van Gent, waar de buurt van de dokken verstrengeld raakt in de buurt van de Sleepstraat. Op het plein aan de overkant staat een frituur te puffen uit zijn rookpijpje. Er priemt door de smalle venstertjes licht, voor zover die vensters al niet beplakt zijn met advertenties voor allerlei vettigs. Het verkeer luwt en ik steek over. Een auto stopt en ik steek m'n hand op. Dat moet niet, maar hoffelijkheid kost geen cent. Behoort dat soort fatsoen nog tot het Nieuwe Normaal? Rechtse partijen zetten nochtans graag in op beleefdheid, ook al hebben hun volgelingen vaak een stuitend gebrek aan manieren. Meer nog: in de cenakels van de macht is ploertigheid vaak een tactiek om het debat te doen ontsporen.
Ons Nieuwe Normaal is een hydra met duizenden koppen. Nadat progressief gezinden zich jarenlang murw hebben laten slaan door de voorposten van het theatrale regionalisme en de nonsensicale "Derde Weg" insloegen, waren ze in feite al rijp voor de slachtbank. Para's in het straatbeeld? We kunnen niet anders. Dienstverlening van het openbaar vervoer wurgen? Gaat niet anders. De superrijken vragen om een proportioneel iets grotere bijdrage? Staat niet in het regeerakkoord. Dat regeerakkoord dat zomaar ergens uit het niets materialiseerde alsof Gabriel het zelf in het oor van BDW gefluisterd had. En nu ben ik toch weer bezig in de val aan het trappen van met logica te bevechten wat helemaal niet logisch is.

Ik begraaf m'n handen dieper in m'n jas en verschuil m'n neus onder m'n sjaal. In de verte staat de auto trouw te wachten. Toen ik hierheen reed, een dik uur geleden, waren andere chauffeers naar me aan het flitsen omdat ik per ongeluk zonder lichten rondreed. Pas toen ik kon parkeren, had ik tijd om uit te vissen hoe die lichten aan moesten (normaal gaan ze altijd automatisch aan). Hier, nog een metafoor uit de grabbelton: de koplampen van de tientonner van de onzin zijn zo fel dat veel mensen er verbaasd in blijven staan als een bevende ree. Ik wacht nog op de eerste mainstreamanalist die uit zijn verdoving wil ontwaken en rechtuit zegt: "Dit gebeurt allemaal opzettelijk, we leven nu in een wereld waar irrationaliteit terug de bovenhand heeft."
De ironie ontgaat me niet dat de auto die ik nu van het slot haal, een bedrijfswagen is en dat ik deel ben van het probleem. Maar laat dat soort passieve medeplichtigheid geen goedkoop mikpunt worden om m'n punt minder scherp te maken. Ik ben immers niet diegene die macht heeft. Ik moet bitter lachen als ik mensen zich hoor opwinden over een vermeende politiek correcte elite. Was het maar waar dat die bestond en machtig was, maar elitaire intellectuelen hebben feitelijk geen fluit te zeggen in deze maatschappij, tenzij hun wereldbeeld oplijnt met onze hegemonie.

De motor slaat aan, de lichten worden ontstoken, de radio vult de auto met een track van Caribou. Dat kon erger. Ik vertrek en rol voorbij een buurtcafé. Ik spied naar binnen door de aangeslagen vensters om te zien of Homans' imaginaire marginalen daar met hun kinderen het belastinggeld zitten op te zuipen van de modale Vlaming. "Ik ben verkeerd begrepen!" Sure. Hitler was ook verkeerd begrepen. Hoe durf ik iemand met Hitler vergelijken? Mijn verontwaardiging is tenminste echt. Hitler staat nergens meer voor, behalve de Hij Die Niet Genoemd Mag Worden in één of ander debat.
Ach, niemand denkt over zichzelf als een slecht persoon. Onze zelfverklaarde zalmen van De Morgen zitten eveneens vol goede bedoelingen, maar een racistische uitschuiver wordt ook snel met de mantel der liefde bedekt. Intussen ben ik al bij het ovale punt waar de Turkse bakkerij die simpelweg 'Den Türk' heet, de omgeving domineert. Een jong koppel danst een woning uit. Zij met zwart haar, verliefd opgeslagen ogen, hij stoer en zelfzeker, in een modieuze jeans. In het donker is het het raden naar hun etnie, en wat maakt het ook uit? Voor mij alleszins niets. Mijn eigen Normaal bestaat nog altijd, zij het sterk bedreigd en omheind binnen m'n eigen leefwereld, een plek waar superdiversiteit een gegeven is waar mee moet geleefd worden, waar mensen niet per se uit zijn op enkel het eigen gewin, en waar ik in de eerste plaats niet in therapie had moeten zitten omwille van de corrosie van deze maatschappij. Maar ik functioneer. Ik druk het gaspedaal in als het groen wordt, en schiet de binnenring op in één rechte lijn.