Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 14 juni 2012

Quadrophonica

Ik ben ooit eens gaan kijken naar een postmoderne interpretatie van Heijermans' 'Op hoop van zegen'. De opvoering had zijn verdienste, maar het spook van het cerebrale lag er voortdurend op de loer. Twee beelden zie ik nog erg helder voor me: drie actrices die op de vloer zaten, achter elkaar, en deden alsof ze roeiden - dàt beeld me dan weer deed denken aan een reclame voor Neckermann uit 1990 die ik erg vaak gezien had omdat ze mee opgenomen was op een tape van 'The empire strikes back' - en één eenzame, in verschoten kleren gestoken Britse acteur die zong door noot na noot zo lang mogelijk te laten weergalmen. Ik herinner me dat die zang me raakte, en zich op een snijpunt bevond tussen pathetiek, overweldigende emotie en het belachelijke. Niet makkelijk te bereiken, dat punt, of toch niet in opvoering van kunsten.

Ik zit in een vergaderzaal met een microfoon onder mijn neus en lees in mijn beste Engels een tekst voor die ik zelf heb geschreven en die onze klanten een korte introductie moet geven tot ons kernproduct. Het lezen vind ik leuk, het beluisteren nadien minder. Ik ontdek altijd wel een klank die niet helemaal juist zit, een aarzeling die me te lang lijkt te duren, een lettergreep die ik net niet inslik. Performance, het is niet zo evident, ook al laaf je je graag aan de aandacht van een publiek. Is dat verlangen naar een publiek een sublimatie van een tekort aan liefde? Misschien. Was ik gelukkiger geweest indien ik er niet zo'n sterke behoefte aan had in het volle licht van de spot te staan en te verdrinken in gehoorstrelend applaus? Mogelijk. Maar ik bevind me ook graag achter het gordijn, kijkend, wachtend. Ik ben een man van coulissen par excellence. Zelfs als ik recht een zaal in kijk, een tekst voorlees of een anekdote vertel aan vrienden, is er een back office dat met uiterste zorgvuldigheid alle reacties bekijkt en vergelijkt, een gratis redactie met gevoelige seismografen. Privé ga ik er prat op een warm persoon te zijn. Een publiek geef ik graag wat ze willen zien.

Een tekst voorlezen heeft onvermijdelijk iets knulligs. Er zijn vele momenten dat ik me afvraag of ik niet te kritisch ben, of ik niet aan het veranderen ben in één van die hyperkritische, mislukte intellectuelen voor wie het nooit eens goed en leuk kan zijn. Nobody likes a party pooper. En ik zie zo véél dat verkeerd is: iemand op het werk die een beige blazer draagt die absoluut niet past bij zijn huidtint en zijn glimmende kaalkop, een vrouw op de metro die zich verdiept in 'Twilight' of een verloren gelopen racistische opmerking op café waar ik wel wat op wil zeggen maar er dan maar halfslachtig mee omga. Perfectionisme, dreunt een commentaarstem als de lopende teksten in Peter Handkes frustrerende 'Kaspar', heeft altijd een ethische dimensie en de woede die je voelt tegenover de wereld is een verwrongen vorm van woede tegenover jezelf. Ik had new age-schrijver moeten worden, een blanke Deepak Chopra of de minder wollige versie van Alain De Botton.

De klanken rollen eruit. Beschaafd Engels, maar niet te bekakt. Een niet nader gespeficieerde variant van Zuidengels, waarin mannen mates en blokes zijn en je wel 'ns een fit bird ziet op een avondje uit. Ik mis Engeland soms voor zijn grotere openheid en norse vorm van sociaal contact. Ik mis Engeland niet voor zijn smerige straten en zijn gebrek aan verfijning. Vlamingen mogen de Franstaligen dankbaar zijn dat er een substraat van Latijnse gecultureerdheid door de Vlaamse cultuur loopt die je niet vindt in de Duitse, Nederlandse of Engelse cultuur. Ik denk terug aan de zingende Engelsman, een zeeman, een wanhopig man. Wie aan de kade bleef, hoopte vergeefs op de behouden terugkeer van de mannen op zee, wie op zee was, wenste niks liever dan daar niet meer te hoeven zijn, in een traditie die teruggaat op het ijzingwekkend mooie 'The seafarer' uit de achtste eeuw. Bij alle goden, ik wacht ook op een boot en mijn ogen gaan pijn doen van het staren.

Naarmate de precessie van de jaren voorbij tikt, voel ik m'n ongeduld groeien. Door dom genetisch geluk heb ik een gespierd talenbrein en een blijkbaar ook de stem die erbij hoort. Door stom ongeluk lijken kansen om dit te gaan verzilveren me steeds door mijn vingers te glippen. Waar blijft mijn onontdekte publiek - en sterker, is het dat wat ik nodig heb? Zal die ene pennenstreek van waanzin in m'n karakter ooit uitgewist worden, of steeds opnieuw die bron blijven van het mooiste en het lelijkste waartoe ik in staat ben? Ik romantiseer het alleszins niet. We moeten blij zijn met wat we hebben, we mogen nooit tevreden zijn, we moeten ons openstellen voor nieuwe ervaringen, we moeten vertrouwen op wat we al weten, we moeten een schizofrene puzzel zijn die een interpretatie is van allerlei verwachtingen. Waar kan ik me nog voeden en waar kan ik nog drinken? Literatuur is het bewuste stuk ballast aan m'n luchtballon dat ervoor zorgt dat het niet al te ijl wordt in m'n kop. Na alle ideologie, al het gezwam over hoe mooi of hoe vettig je een ash-klinker kan uitspreken en welke metafoor nog geen hopeloze knoeiboel wordt in een gedicht, ben ik net als de dikzak met het tapse voorhoofd ook een mens die verdriet heeft, optrekt met vrienden en die liefde geeft en krijgt. Het verschil is relatief.

Toen ik kind was, dreven mijn broers soms de spot met m'n megalomane kant: als we speelden met de auto's en daarna met de dinosaurussen, moest ik een manier vinden om hen te plaatsen in hetzelfde universum. De keuken was een continent met staten en geschiedenissen, voor elk type speelgoed één. De GI Joe's hadden geprobeerd de tuin te koloniseren en waren er in mislukt. Legoland was een archipel aan anachronistische samenlevingen. Onder mijn leiding zetten we een tentoonstelling op van alles en vroegen we inkom aan onze ouders (de volle twintig Belgische frank). Er loopt een draad door. Ik wil niet zomaar wat woorden neerzetten op papier, ik wil er mensen mee schokken, kwaad maken, verdrietig, vertederd en verliefd. Als een hongerige geest uit Tibet wil ik meer en besef ik dat het woord 'genoeg' maar een voetnoot is in dat verlangen.

Mijn baas en de multimediaman zijn tevreden van de eerste opname. Ik doe hard mijn best om niet te luisteren naar de stem die uit de luidspreker komt. Luuk Gruwez zei dat schrijven altijd strafschrijven is voor een niet achterhaalde schuld en hij had gelijk. Mentaal weeg ik tweehonderd kilo en ben ik een botsbal die van heuvel naar heuvel kaatst, groot en vlammend als een hadouken. Ik zit te wachten op iets heftiger dan corporate volzinnen aan elkaar rijgen, een openbaring of een toevalstreffer, een impressario die me binnenleidt in een verborgen onderwereld vol champagne en groupies. Je eigen lot maak je zelf, zegt de liberaalgezinde boer die z'n land omspit, maar dat is niet helemaal waar. Ik zit in m'n negende week van een loopprogramma, drink elke dag anderhalve liter water en ga zo maar verder, maar het maakt me fysiek noch beter, noch sterker. Geduld, bezweert de stem van mijn gepensioneerde prof Duitse Taalkunde, alles immer mit der Ruhe. Laat die onrust nu net de bom zijn die alles blijven in lichterlaaie zet en de pot doet overkoken. De ambitie en de goesting doen mijn gezicht vervellen tot er een nieuwe ambitie in de plaats komt als een eindeloze rij schildpadden die de wereld stut. Ik zou graag een lied zingen op hoop van zegen, maar ik weet niet hoe.