Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 19 november 2023

Drie uren

Ik heb vannacht maar drie uren geslapen en zonder een slaapmiddel was dat wellicht zelfs niets geweest. De reden valt volledig op de schouderloze schoudertjes van mijn nieuwe huisgenoot, de jonge kitten-kater Pascal. Die heeft zo goed als de hele nacht kabaal gemaakt: gekke sprongen maken op en rond het bed, rondracen door het appartement of luid spinnen terwijl hij met mijn hand probeerde te spelen. Ik reageer me niet af op het arme dier, hij doet maar wat zijn natuur hem ingeeft en hij is tenminste niet meer zo bang en zielig als hij was tijdens zijn eerste twee weken bij mij, toen hij de hele tijd liep te piepen, op zoek naar zijn mama en groetjes en zusjes, gedesoriënteerd en klein.

Mijn zenuwen zijn shot to shit. Het voorbije weekend heb ik integraal moeten gebruiken om niet in te storten. Voor de goede verstaander: dat is niet hetzelfde als de batterijen opladen, maar eerder voorkomen dat je batterijen exploderen. Het is de gebruikelijke cocktail die verantwoordelijk is voor die toestand: geldzorgen (plotselinge achterstallige belastingen!), gezondheid (een hele week ziek zijn en toch werken zoals elke rechtgeaarde Vlaming!) en mentaal geswaffeld worden door veeleisende klanten op het werk. 

Dat, samen met een gebrek aan slaap, kan al eens leiden tot donkere gedachten. Donkerder dan anders. Ik bedenk me dat ik eigenlijk niet had mogen bestaan, misschien een vergissinkje ben in het universum. Ik heb letterlijk elke slechte eigenschap geërfd van mijn beide ouders en heb er zelf nog een paar bijgekweekt doorheen mijn leven. Men zegt vaak dat ik best intelligent ben maar het enige wat je ermee koopt is hoe veel scherper je alles ziet dat verkeerd loopt. 

Soms lijkt het alsof mijn leven zelf een verhaal is dat ik heb geschreven en dat alles wat er werkelijk toe gedaan heeft in dat leven, geen contact heeft gemaakt met de realiteit. Dat er nergens een aanwijsbaar resultaat is geboekt en dat de voorbije vier decennia zich bondig laten samenvatten als een vage vetvlek zonder belang. Een droom waarin ik zelf niet eens echt lijk te bestaan. Dat soort gedachten is vergif, ik weet het, maar ik heb ze wel.

Tevens ben ik niet zomaar een onschuldig schaap. Bijvoorbeeld de dating app die ik gebruik confronteert me dagelijks met mijn lelijke kanten door de instant-oordelen die ik vel over de profielen die ik te zien krijg. Zo veel mensen lijken gewoon geen enkele moeite te doen om zich leuk te presenteren. Ik sluit de app af en kijk door het venster. Het is ook gewoon een miezerige herfstdag en veel mensen lijken er de pest in te hebben. Intussen heb ik al mails gehad van drie knorrige klanten. Soms wil ik wel eens zeggen dat ik ook maar mijn best doe, dat ik ook maar een overlever ben die zo goed als machteloos is om de structuren en systemen waar we deel van uitmaken te veranderen.

Is dat echt zo? Men zegt dat ware verandering begint bij jou thuis, maar zoals the Spaceape ooit zei: “Look, look upon the state of your home.” 

Ik sluit mijn ogen en stel me voor dat ik op Mars ben, als lid van de eerste menselijke kolonie aldaar, met vista’s van oneindig rode woestijnen, stofstormen en permafrost. Geen mens die er me kan bereiken met een pinnig e-mailtje, geen oude lullen in pantserbakken die me van het fietspad kunnen rijden, geen nachtmerries over inadequaat zijn. Maar ach, ook in dit utopisch mijmeren vindt de bagagetrein van miserie je vroeg of laat wel, want wie weet zijn je collega-astronauten onuitstaanbare eikels en ben jij diegene die de meest misvormde patatten heeft gekweekt.

Als ik mijn ogen open is het nog altijd volop herfst buiten. Ik hou me voor dat mijn stemming toch vooral te maken heeft met het slaapgebrek, dat mijn gevoelens niet ik zijn, en zo voort en zo verder. Voor iemand in mijn naam de Zelfmoordlijn belt of een wellness-interventie op poten zet met Dirk De Wachter, Marie Kondo en president Zelensky. Vanavond ga ik best maar wat vroeger gaan slapen en mijn plannen stilletjes opbergen om me te houden aan m'n voornemen om te schrijven. Want dat is natuurlijk het vreemde aan dit alles: ook al was ik de laatste persoon in de kosmos, ik zou schrijven. Niet alleen is dat mijn ventiel, maar ook mijn dialoog met mezelf als niemand anders er is of als ik tijd nodig heb om gesprekken te voeren in opperste stilte.  

maandag 18 september 2023

Een permanent lagedrukgebied

Als mensen mijn teksten lezen, doen ze dat ofwel om mij een plezier te doen, ofwel omdat ze oprecht willen weten wat ik te vertellen heb. Dat is één van de meer vergulde kanten aan het feit dat ik een grotendeels (en overigens volstrekt onterecht) onbekende schrijver ben. Je kan met m’n teksten niet uitpakken in eindejaarslijstjes of met m’n literatuur pronken op de schoorsteenmantel zonder één letter in m’n oeuvre gelezen te hebben. Ik heb daar grotendeels vrede mee en voel tegenwoordig hooguit milde wrevel als er nog maar eens iemand gelanceerd wordt die mogelijk nog niet eens geboren was toen ik al serieus begon te schrijven voor de Eeuwigheid. Jaloezie is lelijk en onproductief, en is het niet mijn goede vriend Gavril die me er al jaren op wijst dat ik eigenlijk geen moeite meer doe om nieuwe connecties te maken?
 
Ik zou mezelf kunnen heruitvinden als een gluipkop eerste klas die zich met een overdosis vaseline in de kont wurmt van het uitgeversgild, ik zou me kunnen hyperfocussen op een bepaalde niche op sociale media of ik zou met een wanhopige gretigheid culturele evenementen, podia en vernissages plat kunnen lopen, maar ik doe het niet want ik wil het niet.

Ik denk ook dat ik er de energie niet meer voor heb. Ik heb een veeleisende dagjob en ben daarnaast zelfstandig in bijberoep, en als ik dan moet kiezen tussen me een avond wijden aan de voortzetting van een nieuw boek, een nieuwe bundel of het lezen van literatuur enerzijds of me stierlijk te staan vervelen op een literair evenement waar misschien 30% van wat gebracht wordt de moeite is om naar te luisteren en het leeuwendeel van het publiek me ergert, dan is de keuze snel gemaakt. 

En toch ben ik soms bevangen van een soort aporie – weten dat ik iets voel maar niet weten wat het is – als ik alles overschouw vanop mijn taiga. De grootste voorspellende factor van hoe morgen er zal uit zien, is hoe vandaag geweest was. Ik metsel een beetje voort aan een verhaal. Ik maak eten. Misschien komt er een vriend op bezoek. Ik bekijk een documentaire of een reeks op Netflix of Disney+. Ik swipe op een dating app en ik ga na middernacht slapen. Ik voel me niet slecht, maar al jaren hangt er een soort permanent lagedrukgebied om me heen, een malaise op laag niveau die aanzwelt en wegebt als het getij zelf. En het ergste is dat ik dat als een overwinning moet beschouwen.

Bij het avondeten moest ik in mijn bord kijken en me focussen op het kauwen om niet te huilen bij het avondnieuws: in Soedan alweer oorlog en rampspoed met alle gevolgen van dien, een macabere herdenking van de honderden vluchtelingen die in 2013 voor de kust van Lampedusa verdronken en het relaas van de dokter die met zichtbare moeite vertelde hoe die dode kinderen op hun paasbest gekleed waren, alsof de ouders hadden willen zeggen: “wij zijn eerlijke, deftige mensen – geen half-verdierlijkte wilden” – en dan de klimaatprotesten die radicaler worden omdat er simpelweg te weinig gebeurt in de goede richting.
 
Intussen nemen onze politici ons letterlijk in de zeik – aan een combi, in een Brusselse bloembak. Dit is niet de strandstoelen op de Titanic verplaatsen terwijl hij zinkt, maar onbekommerd lachen met wie aan al aan het verdrinken is. Als je denkt dat het “maar asielzoekers” zijn voor wie de rechtstaat nu terzijde wordt geschoven, dan moet je maar eens het lemma “precedent” opzoeken in het verklarend woordenboek. Anderen die in de sociale pikorde onder jou staan als uitschot behandelen is terug van eigenlijk nooit echt weggeweest, en wie tegen dat onrecht opkomt, wordt zelf als het probleem afgeschilderd.

Over dergelijke afschilderaars gesproken, je zou ook denken dat mijn malaise komt omdat ik stilaan de Bart De Wever ben geworden van het burgermansbestaan en telkens mijn “afspraak met de geschiedenis” lijk te missen. Ik heb geen gezin en geen relatie, en ik verdenk er sommige mensen van medelijden met me te hebben om die reden, maar ik voel me daardoor niet per se slecht. Ik heb geen eigen huis maar ook dat is geen catastrofe. In mijn eersteling ‘Fragmentariërs’ vreesde ik een dergelijk toekomstbeeld, in ‘Constellatie’ worstelde ik er nog mee. Nu is het er is, is het merkelijk verdraaglijker dan gevreesd. De positieve pool van het lagedrukgebied om me heen schenkt geheel op zijn eigen, rare manier een vorm van waardigheid.
 
Dat slecht wereldnieuws me raakt en dat ik nog begaan ben met de wereld, daarin schuilt een onuitwisbare menselijkheid waarvan ik overtuigd ben dat velen die voelen. Ook al staan ze niet op de barricaden of houden ze hun gedachten voor zich. Het heeft me ook afgeleerd, na al die jaren, om te denken dat ik uitzonderlijk of speciaal ben. Ik zal wellicht de wereld niet meer veranderen, en zei onlangs tegen mijn goede vriend Joeri nog dat al wat ik bij mijn dood zal kunnen hopen, is dat ik misschien dat ene keitje heb verlegd in de rivierbedding ten goede. Dat is geen valse bescheidenheid of als eenvoud verpakte, pretentieuze platitude. Intussen rook ik een sigaret en vertaal ik enkele zinnen van ‘Fragmentariërs’ naar het Engels (na bijna 3 jaar zit ik al aan 272 van 372 pagina’s). Altijd weer trek ik verder over de taiga. Altijd weer werk ik. Want zo hoort het. 

maandag 7 augustus 2023

Oppenheimer style

Drie dagen geleden ben ik naar ‘Oppenheimer’ gaan kijken, alleen. De reden dat ik alleen ging kijken was omdat ik te ziek was om een eerdere afspraak met vrienden te kunnen huldigen. Bovendien vind ik alleen een film gaan bekijken niet zielig of raar, integendeel. Er is geen gebabbel links en rechts van je, geen afleiding. Gewoon de film en ik. En dat is heerlijk.

Christopher Nolan is onderhand gekend voor zijn bombast en zijn oorverdovende soundtrack, soms ten koste van de film zelf. Intussen is ook zijn obsessie met tijd genoegzaam bekend. Een obsessie die ik in mijn teksten trouwens deel – Fragmentariërs is opgebouwd volgens een omgekeerde, logaritmische tijdspiramide, Constellatie is een huis clos dat zich beperkt tot 12 uur op één locatie, en mijn nog onuitgegeven Conduit-cyclus stelt zich naderhand de grootste vraag van allemaal: hoe kunnen we de ultieme entropie tegenhouden?

Ik zat in de Sphinx, omdat ik onafhankelijke cinema’s steunen belangrijk vind en omdat de Sphinx het dichtste ligt bij m’n appartement. Er waren niet al te veel mensen. Tenslotte was het een namiddagvoorstelling. De micro- en quantumcosmos kregen veel visuele aandacht in de film. Ik heb het altijd een bevrijdend gevoel gevonden op te kijken naar een sterrenhemel en te beseffen dat ik in de ongevoelige, titanische tijdschalen van het universum helemaal niets beteken. Maar wat met het omgekeerde? Mensen en hun acties zijn omgekeerd net als onverschillige titanen tegenover de microcosmos, waarvoor ze vreemd genoeg ook niets betekenen.

Toen ik buiten kwam, was er veel stof tot nadenken. Voor een vrijdag was het kalm op en rond de Korenmarkt, zeker voor een zomerse dag. ‘Oppenheimer’ is twee films in één. De eerste film is een selectieve biopic van Robert Oppenheimer zelf en zijn wording van potentieel maar frustrerend genie tot de vader van de atoombom, plus de fallout daarvan. De tweede film is bijna een rechtszaaldrama waarin Oppenheimer via schimmige procedures in achterkamers door de machiavellistische Lewis Strauss buiten beeld wordt geduwd om later een koekje van eigen deeg te krijgen.

En als je denkt aan zowel de microcosmos als het universum, wordt Lewis Strauss’ ambitie het equivalent van een onzekere macho die met een SUV zijn wijk terroriseert.

Het was volop genieten van elke acteur en elke actrice tijdens het kijken. Zowel Cillian Murphy als Robert Downey Jr. hebben als steracteurs hun tics, maar leken die gelukkig achterwege te laten om al te goedkoop te scoren. Ook de bijrollen werden ingevuld door acteurs en actrices die talent uitstralen per woord: Florence Pugh, Emily Blunt, Matt Damon, Alden Ehrenreich, Jason Clarke, Kenneth Branagh, Matthew Modine, David Dastmalchian en ga zo maar verder. Als er één film een snapshot kan geven van de who’s who in Hollywood-zwaargewichten, is het ‘Oppenheimer’ wel. Het is juist nog wachten op het tweede deel van ‘Dune’ (waar Florence Pugh trouwens ook haar opwachting in maakt).

Eergisteren dan weer was ik op een blind date, min of meer georchestreerd door mijn goede vriend Georgy. Het was lang geleden dat ik bij een eerste ontmoeting met iemand zo vaak moest lachen, dus dat belooft hopelijk. 

‘Oppenheimer’ onderzoekt, net als andere Nolan-films zoals ‘Memento’, ‘Interstellar’ en zelfs het frustrerend slechte ‘Tenet’, de dubieuze natuur van keuzevrijheid en consequenties. Eveneens een thema dat me nauw aan het hart licht. Eergisteren antwoordde ik vaak spontaan op vragen die een diep antwoord ontlokken (“heb je al erge dingen meegemaakt in je leven?” – “waarom zit je op een dating-app?”, en zo verder). Zijn antwoorden op zulke of op enig welke vragen quantumbeslissingen, waarbij elke mogelijkheid weer een ander universum doet ontstaan? Misschien had m’n date niet tot middernacht geduurd indien ik op de vlakte was gebleven met mijn antwoorden en zou ik nooit geweten hebben dat er andere mogelijkheden waren. In de film lijkt de titulaire Oppenheimer meer te worstelen met de implicaties en gevolgen van zijn keuzes dan het maken van keuzes zelf. Voor wie een psychologisch wormgat verwachtte van de film, zal dat best frustrerend geweest zijn, maar ik vond het een interessante keuze. Des te interessanter omdat zijn opponent Lewis Strauss doorgaans uitgaat van de voorspelbaarheid van de gevolgen van zijn eigen acties en die acties nooit in vraag stelt.

Gisteren maakte ik de staat op van m’n verlof, op de allerlaatste dag. Ik heb geen atoombom ontwikkeld of nieuwe theorieën over het universum, noch ben ik passionele affaires begonnen. Maar toch heb ik m’n in potlood ingevulde doelen gerealiseerd (mijn boekenkast herorganiseren, mijn administratie op orde krijgen, een aanslepend probleem met Proximus rechtzetten en steun bieden aan vrienden die het nodig hadden). En ik heb spontane daden gesteld waarvan ik mogelijk pas veel later zal moeten nadenken over de gevolgen. Ik ben niet gaan snorkelen in Bali noch heb ik pretparken bezocht of ben ik uitzinnig laat gaan feesten op de Gentse. Ik koos voor een actieve vorm van passiviteit, zoals het hoofdpersonage in Humboldt’s Gift van Saul Bellow, dat opmerkt dat anderen denken dat hij een passieve, reactieve persoon is, terwijl zijn geest zich voortdurend aan lichtsnelheid vooruit spoedt. Zo zie ik ook het personage van Oppenheimer, en zo zie ik mezelf, maar dan zonder het genie of de knappe kop van Cillian Murphy. 
 

donderdag 27 juli 2023

Keizerlijk fucked

Ongeveer één keer per maand zak ik af naar Brussel. Wie mijn werk wat kent en volgt, weet dat ik van onze hoofdstad hou. Ja, het is er vaak chaotisch, verre van perfect, de 19 baronieën zijn een dwaas anachronisme en ik weet ook dat ik als man makkelijk spreken heb, maar het is ook het dichtste dat België heeft bij een ware kosmopolis. Een stad die letterlijk op het kruispunt ligt van de recente 300 jaar Europese geschiedenis, en een bevolking die meer aanvoelt als die van een pirateneiland waar eigenlijk iederéén een vreemdeling is en daardoor toch iets kan delen.

Vandaag bezoek ik twee goede vriendinnen in de stad. De eerste, Natasja, werkt bij een niet nader gedefinieerd Vlaams-Nederlands cultuurhuis, zo één van die enclaves-binnen-het-eiland waar Nederlands de vanzelfsprekende voertaal is en literatuur de even vanzelfsprekende achtergrond. De tweede, Callista, is een Engels-Belgische die, waren haar ouders ten tijde van haar geboorte officieel getrouwd geweest, nu een adellijke titel zou hebben en een rechtstreekse afstammelinge is van Lord William Bligh, de hardvochtige kapitein van de HMS Bounty. Precies door zijn hardvochtigheid veroorzaakte Lord Bligh muiterij aan boord van zijn schip tijdens een expeditie in de Stille Oceaan, en ontstond zo Pitcairn Island. Pitcairn, als mensen buiten het Verenigd Koninkrijk er al van gehoord hebben, is nu helaas bekend van inteelt-, incest- en pedo-schandalen. 

Op de trein naar Brussel is het geriefelijk toeven in een coupé die duidelijk ooit een eerste-klassecoupé was van een oude trein, maar nu gedegradeerd is tot tweede klasse. Buiten een bijzonder irritante West-Vlaamse man die kennelijk het concept niet kent van een stemvolume waarbij je niet hoeft te roepen over je patattenvelden, is het er aangenaam. Ik lees in de Knack een interview met éminence grise Paul De Grauwe, zowat het intellectuele boegbeeld van links-liberalisme in Vlaanderen. Ik volg publicaties als Knack, Humo en De Tijd met interesse. Al zijn ze allemaal wat te rechts naar mijn normen - volgens algemene standaarden gelden ze respectievelijk als centristisch, centrum-links en centrum-rechts - het zijn niettemin publicaties met vrij hoge journalistieke standaarden. En God weet dat oprechte journalisten bijna een opgejaagde diersoort zijn geworden. Ondanks alle striemende aanvallen van politieke extremen ben ik er van overtuigd dat de meeste journalisten echt proberen om kritisch en objectief nieuws te brengen.

Maar ook die mensen kunnen moeilijk ontsnappen aan het systeem waarin ze opgegroeid en ingebed zijn. Paul De Grauwe raakt goede punten aan. Hoe het beleid van de federale regering België beter beschermde tegen de schokken van de hebzucht van de grote energiebedrijven, en hoe ons coronabeleid al met al goed doordacht was. Maar hij lijkt de olifant in de kamer niet te zien. Elon Musk is nog altijd een multi-miljardair, terwijl met elke beslissing die hij neemt over Twitter/X duidelijker wordt dat hij een zielige lul is en een extreme belichaming van het Peter-principe, waar je gepromoveerd wordt tot je incompetent wordt. En, niet dat Paul De Grauwe dat moet zeggen, maar - hoe dit allemaal méér is dan miljonairs en miljardairs die politici beïnvloeden (en allengs omgekeerd). Het is geen fout in ons politiek-economisch systeem. Het is een wezenskenmerk.

Natasja zit alleen op kantoor. We halen onze lunch op bij een hippe food hall, waar ik bijna onmiddellijk een paniekaanval krijg door de enorme drukte en het lawaai. Hier zijn vooral toeristen en expats, en de term "expat" is eignelijk een woord voor een rijke migrant. De zwarte, arme moeder en dochter die knuffelend stierven van honger en dorst in de Libische woestijn vandaag zullen enkel als "migrant" bestempeld worden. Europese xenofoben zijn naast racistisch ook gewoon oliedom. Wie gaat mémé en pépé verzorgen in 2040? Wie gaat de huizen en luxecondo's van CEO's schoonmaken? En dat met een populatie van 80-plussers die tegen 2040 bijna een kwart vormt van de bevolking?

Natasja en ik eten onze fish & chips van de eethal op aan een verhoogde tafel. We praten over hoe zo veel relaties in onze omgeving de laatste 3 maanden geëindigd zijn. Is het door de klimaatverandering? Is het de ultieme nasleep van corona? We weten het niet. 

Callista komt even later binnengewaaid, en dat mag je redelijk letterlijk nemen. Op goede dagen lijkt ze weggestapt uit een sprookje, als één of ander frêle boselfje dat haar eigen kleren gemaakt heeft en liever op een tak in een hoge boom zou zitten zingen in plaats van te moeten leven in een moderne grootstad. Ik denk niet dat ze lijkt op Lord William Bligh. Als straatratjes gaan we naar beneden goedkope drank kopen in een lokale superette en zetten ons dan op een bankje in de buurt, die nog niet zo héél lang autovrij is gemaakt. De zon schijnt, maar niet te hard, en de wind waait, maar ook niet te hard. We hebben het over goede en slechte relaties, slechte seks, het verglijden van de jaren en de verschillen tussen opgroeien in een punkmilieu (niet ik) en een milieu van mensen die ambieerden tot de petite bourgeousie te behoren of er toe behoorden (ik). 

Brussel is ook mensenkijken. Er zijn opvallend veel toeristen in de wijk, en wel van overal. Ik zie Zuid-Oost Aziaten, Britten, Zuid-Amerikanen. Veel dames en meisjes zijn zomers gekleed, en daar word ik altijd vrolijker van. Callista zit opgerold in een bundel onder haar jas en rokken, en ik leg uit dat als ik mijn Adidas-broek aanheb, dat ik op m'n hurken kan zitten als een volleerde gopnik uit Rusland. We wandelen samen op goed geluk terug naar Brussel-Centraal, we kennen de weg ongeveer (omhoog tot je het gebouw vanuit de verte al kan zien). De kleine resto's, cafés en boetieks zijn open en mensen zitten buiten. Waar heb ik over te klagen als intussen Sicilië in brand staat, Spanje een buitenpost van de Sahara aan het worden is en zelfs bij mijn broer in het anders ongenaakbare Zwitserland bossen in brand staan? Komt nog bij dat ik las dat de Atlantische Golfstroom mogelijk al weg kan vallen tegen 2025. Tegen dan zijn we goed en stevig, zelfs keizerlijk fucked. Dan zullen wellicht alle relaties eindigen en zal ik een goed lief hebben plus een boekdeal. Misschien voeg ik het toe aan mijn profieltekst op Bumble. 

zaterdag 22 juli 2023

Rustdag

Ik ben een ongeveer een week diep in mijn verlof en ik zal maar eerlijk zijn, ik heb er nog niet echt van genoten. In mijn omgeving brandt het en al mag je anekdotes niet zien als data, ik ben geen wetenschapper dus rot maar even lekker op met die wijsneuzerij: de voorbije maand zijn in mijn bredere vrienden- en kennissenkring 6 relaties geëindigd. Ook de wereld brandt, al merken we er in ons regenputlandje voorlopig niet veel van. Eén wetenschapper (daar zijn ze weer) schreef omineus op Twitter dat we moeten stoppen met dit zien als "de warmste zomer ooit" maar "de koelste zomer van de komende 50 jaar" om ons te doordringen van hoe ernstig dit allemaal is. Zou de klimaatverandering ook invloed kunnen hebben op relaties? Het weer heeft zeker invloed op ons gedrag.

Eergisteren en gisteren was ik in kleine stukjes natuur in en rond Gent. Telkens met een goede vriend, telkens serieuze gesprekken, telkens mentaal welzijn dat centraal staat. Het gevoel soms alleen op de wereld te zijn. De ene vriend haalt het verhaal aan dat, voor we elkaar hadden leren kennen, allebei op de opening van de bibliotheek op de Waalse Krook waren en allebei tegen het plafond van de immense trappenkoker een zwarte ballon hadden zien hangen die niemand anders leek opgemerkt te hebben. De andere vriend en ik begrijpen niet hoe voor veel mensen kunnen pronken met have en goed een centraal deel is van hun persoonlijkheid. Dergelijke lui zouden allicht neerkijken op ons, maar wij zijn nooit onder de indruk geweest van zulke mensen. Ik heb over de jaren gebouwd aan een eilandketen vol mensen die "anders" zijn (niet: beter), en velen onder hen hebben het kwader dan tijdens de coronapandemie of de graaipandemie van de energiereuzen. Daardoor kom ik zelf ook maar moeilijk tot rust.

Ik fiets naar de supermarkt, en het is kennelijk ook Suffe Oudemensendag. Supermarkten zijn plekken waar ik liefst zo kort mogelijk ben, maar pépé en mémé hebben besloten daar veelvuldige stokjes voor te steken. Eerst is er een bejaarde die al even hard kraakt als zijn eigen fietswrak waar hij op rijdt waar ik maar niet voorbij kan. Dan een oud vrouwtje dat staat te drentelen middenin het gangpad met aan biede handen een netzak. Aan de zelfscankassa is het dubbel prijs: een oud echtpaar dat al hun boodschappen à la Colruyt laat inscannen door een winkelbediende terwijl ze dat zelf horen te doen, en natuurlijk is het een hele kar vol, natuurlijk zijn ze nog iets vergeten, natuurlijk weten ze niet hoe het systeem werkt, en uiteraard moet meneer zijn portefueille binnenstebuiten keren om zijn bankkaart te zoeken. "Ah ja en ik had nog sigaretjes gewild ook." Ze lijken me nochtans niet dement of kreupel. Is dit een geval van de beruchte "gewapende incompetentie"?

Misschien is het simpelweg mijn eigen verhitte ongeduld, denk ik als ik terug op de fiets zit naar huis. Als kind kon ik ontzettend nerveus worden van ongeduldige volwassenen die leken te vinden dat ik maar hun gedachten moest kunnen lezen, en nu ben ik misschien zelf zo'n volwassene geworden. Hoewel: ik ben bijna zonder uitzondering lief tegen kinderen, net omdat ik me herinner wat het is om kind te zijn. Ik knal m'n remmen dicht voor - je raadt het al - een oud mannetje dat de straat oversteekt zonder te kijken. Hij kijkt niet eens op. Misschien erger ik me ook zo snel aan de derde leeftijd omdat ik in m'n leven weinig fijne voorbeelden heb gekend van die generatie, met uitzondering van één van mijn grootmoeders, maar die is intussen al bijna 15 jaar dood. Zij was ook niet behept met een groot geduld, dus het kan een familietrekje zijn.

Terug thuis swipe ik wat door Bumble. Eén van mijn bosvrienden kijkt er erg tegenop om binnen afzienbare tijd gebruik te moeten maken van zo'n app. Hij heeft gelijk. Voor mensen die al lang hun eigen nestje hebben gebouwd lijkt het soms een spannend avontuur, die dating-apps, maar dat is het allesbehalve. Onlangs nog zag ik een mini-documentaire die bevestigde wat ik al lang intuïtief aanvoelde: voor heteromannen kan het, los van hun eigen vulgaire wangedrag, een zelfvertrouwen-ondermijnende ervaring zijn. Volgens diezelfde docu gaan driekwart van de likes naar maar 15% van de mannen en heeft de gemiddelde man nooit een match. Ik mag niet klagen, dan. Ik zal wel niet in die top 15% zitten, maar 8 maand daten heeft nog niet het verhoopte resultaat opgeleverd. Relationeel is mijn leven al veel langer een steppe, maar op dagen als vandaag vind ik dat niet zo erg, want als er iets is wat een steppe wel heeft in overvloed, is het rust.