Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 6 februari 2013

Sunset mission

Er is een zintuig dat het bewustzijn informeert over waar de rest van het lichaam zich bevindt in verhouding tot andere lichaamsdelen. Het is daarom dat je ook met je ogen dicht je neus kan aanraken. Als ik me bevind in een toestand tussen slapen en waken, wil dat zintuig wel even blijven haperen en verstoorde gegevens doorgeven. Het is al voorgevallen dat ik enkele tellen dacht dat ik drie armen had, of dat ik dacht dat de persoon die naast me lag ook een deel was van mijn lichaam. Er moet ook een zintuig bestaan dat tijd reguleert, en dat is zo mogelijk nog bedrieglijker. Ik ben net wakker geworden om 1:43, na ongeveer drie kwartier slaap en veel draaien en keren, en weet al na een paar seconden niet meer wat ik aan het dromen was en of ik zelfs gedroomd heb. De nacht drijft rond in de kamer in stroken of mistbanken. Het is stil op het appartement.

Ik ga op mijn rug liggen met m'n armen naast me. Ik denk aan games die ik vroeger speelde en de opwinding die ik er bij voelde in die lunaparken vol toeters, bellen en adrenaline. In games was ik nooit slecht. Ik had een snel inzicht ik hoe een spel in elkaar zat en hoe ik het beste de regels in m'n voordeel kon ombuigen. Wat het meestal verpestte was mijn ongeduld en onhandigheid, de twee vastgeketende dode gewichten aan mijn enkels. Datzelfde ongeduld doet me me nogmaals omdraaien, deze keer op m'n zij. Nog goed dat m'n bed veel ruimte heeft en veel hoofdkussens die ik op hun koele kant kan keren. Ik schud succesvol de gedachte af dat er iemand naar me staat te kijken vanuit het deurgat. Het kan niet. Maar de nacht is donker, en patronen die samen met het licht verdwijnen, beschrijven 's nachts compleet hun eigen logica.

Op een grasveld uit mijn jeugd worden ballen over en weer gegooid. Het is zomer, een zomer van de soort die ruikt naar frisse limonade en chloor van zwembaden. Weg zijn de grimmige straten van mijn andere dromen, vol decadente bordelen met oosterse tapijten en broers die moeten gered worden van zichzelf (waarom moet ik nooit mezelf redden?). Ik moet hoesten en draai me langs de andere kant. 1:43, zegt de helrode display. Twee kamers verderop rolt een balletje met een belletje over de vloer. De huiskater is actief. Zijn leven is complexloos. Had ik ook maar tapetum in m'n ogen om beter te zien in het donker. Ik verlang er naar om hem uit de living te halen en hem op m'n schoot te nemen: hij zou zulk een verrassing vast appreciëren, en van spinnende poezen wordt men zelf nu eenmaal ook rustig. Maar ik ben te lui om op te staan, te actief om de gedachte als ballast overboord te gooien.

Nog een wenteling. Ik sta stil bij de teloorgang van vriendschappen. Objecten en plekken in de paar kubieke meter slaapkamer die ik bezit doen daar aan denken, in het donker maar onder de vorm van echolocatie. Het is normaal dat sommige vrienden uit een mensenleven wegeroderen met de wind van gewoontes of het uitslijten van nieuwe rivieren. Toch voelt het als falen, alsof ik schulden moet inlossen die ik niet kon nakomen. Ik schop het deken half van me af en ga nu met m'n gezicht in een hoofdkussen liggen. Opnieuw zak ik door het ijs van een droom. Iemand eist geld en tabak van me op de metro. Geweld hangt in de lucht. Een zwerver declameert luidkeels slechte poëzie over de eindtijden. Er staat een echte lunaparkkast uit de jaren negentig in de gang: m'n volgende tegenstander is Marc Dutroux.

"Ha!" Ik veer overeind als een dode. 1:43. Er zijn nachten dat ik zo diep slaap dat de lijnen van mijn hoeslaken en kussens in m'n huid gegrift zitten. Op een kinderlijke manier ben ik daar steeds opgetogen over omdat het een bewijs lijkt te zijn dat de slaap verkwikkend genoeg was, dat ik geslapen heb om een goeie reden. Dit wordt niet zo'n nacht. Een hongergevoel rijdt rondes door mijn buik als een spookachtig verlichte tram door een ineengezakte stad. Het hart is leeg, er zit niemand in. Mijn bed is vol en er kan niemand meer bij. Een bundel licht van een werf werpt zichzelf door het venster van de kamer en bespeelt de bewijsstukken op het bureau: een bestofte stereo, enkele medicijnen en een leeg blikje Cola Zero. Ook dromen doen aan product placement.

Ik staar naar het egale plafond, dat zich voor zo ver ik weet tot in de oneindigheid zou kunnen uitstrekken. Zeker zal ik het nooit weten. Ik heb het gevoel dat er in die inkt nog ongelezen berichten circuleren die nooit tot in de inbox van m'n gsm zijn geraakt. Misschien waren het booty calls. Misschien was het scheldproza van Vlaamse militanten. M'n neus briest omwille van al die gemiste kansen. Slaap komt pas als de onnozelheden van de gedachten geen enkel logisch verband meer vertonen. Het is te koud in de kamer, maar de deur van de kooi staat op een kier. 1:44. Het is buiten beginnen sneeuwen. Het signaal is gegeven.