Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 26 december 2008

Quaero pacem

Ik ben niet zo'n grote fan van kerstkaarten, om niet te zeggen dat ik ze volledig nutteloos vind. Natuurlijk is het leuk te weten dat iemand enkele ogenblikken aan mij gedacht heeft, iets op een kaartje gekribbeld heeft en dat vervolgens in m'n postbus is komen schuiven, maar het is tegelijk ook een weinig originele manier om mee op te gaan in de grijsheid der feestdagen. Vandaar, omdat ik er niet van wil beschuldigd worden te cynisch te zijn om in deze dagen van vrede en vreten niet aan mijn medemens te denken, besloot ik dat het misschien een beter idee was enkele meer uitgewerkte schetsen en gedachten te wijden aan deze periode en de mensen die er toe doen, en me daarbij niet te bedienen van voorgedrukte tekeningen van konijnen, kerstmannen in bruin sfumato of brandende haardvuren met negentiende-eeuwse families.

De eindejaarsperiode is er één van lege straten en straatlantaarns waarvan de lichten tegelijk ongemeen hard en koud de donkere nacht verlichten, en tezelfdertijd ook iets diffuser worden omdat de kilte zelfs lichtbronnen half doet bevriezen, alsof je staat te kijken naar een wateroppervlak dat voor altijd stil is blijven staan op het ogenblik dat een steen die in dat water werd geworpen ringen maakt in het meer. Het is de periode van treurig kijkende mensen die aan uitgewoonde bars een sigaret roken, omkransd door een halo van neon en de gemoedelijke geur van goedkoop bier, kitscherige kerstverlichting en misschien een oude jukebox die fm-rock speelt uit de jaren '80. En het is, bij God, zeker ook de tijd dat sommige mensen zich afvragen, terwijl ze die lege straten afschuimen en somber door het venster kijken naar de binnenwereld van zo'n afgelegen café, of het allemaal nog wel zin heeft om in deze wereld hun licht brandende te houden als er niemand is om het te zien, of als er niemand is die er zich aan komt verwarmen.

Er zijn al dan niet religies geïnspireerde mensen die eenzamen onder hun vleugels nemen in deze tijd van het jaar, of die als vrijwilligers werken voor daklozen, opdat ook die mensen een vorm kunnen beleven van kerstwarmte. Terwijl ik met de handen diep in de comfortabele zakken over straat kuier en de wolken van mijn adem mijn komst aankondigen als een nevelige vlag, denk ik aan die mensen, en dat ik hen bewonder omdat ze zich op die manier inzetten voor deze scherven van mensen, die uiteindelijk net als iedereen ook gevoelens hebben en ook verlangens hebben. Kerst en nieuw doen me ondanks alle burgerlijke gewoontevorming en aantasting door marktdenken elk jaar opnieuw beseffen dat ik die luxe heb om op die manier rond te dwalen in mijn binnen- en buitenwerelden. Dat ik ervoor kan kiezen om onder vrienden te zijn, of om me terug even te wanen in de nestwarmte van het gezin, waar elke maaltijd iets is dat lekker is en waar aan alle behoeftes voldaan wordt.

De veel te korte weken vakantie op het einde van december, met haar korte, mistige dagen en lange, mysterieuze nachten die steeds vochtig en koud zijn, zitten ook vol van vuurwerk en oplichtende, veraf gelegen signalen die doen dromen over een beter jaar dan hetgeen geweest is. We kunnen de bladzijde weer omdraaien, we kunnen verdergaan. Ik word week vanbinnen, en laat mezelf er toe verleiden om mensen te gunnen wat ze wensen voor dat nieuwe jaar, ook al ben ik het er misschien niet mee eens of vind ik die wensen ridicuul of materialistisch. Maar uiteindelijk ben ik zelf ook de grootste farizeëer onder de vrijdenkers, want ook ik weet dat ik mijn geld aan het tellen ben, denk aan nieuw meubilair of bezig ben de ideale geliefde bijeen te puzzelen met alle vormen en maten en geplogenheden waar ik van droom.

Het is een periode waarin de scherven terug samenkomen, als een omgekeerd afgedraaide film van een glas dat terug samengevoegd wordt op de vloer in een volmaakte implosie, en naar boven springt op het aanrecht. Het is een tijd waarin ik jaaroverzichten vol negativiteit en verzuring mijd als de pest, en de knop omdraai als ik de zoveelste doodsklok hoor luiden over politiek en maatschappij. Ik probeer de blik scherper te stellen naar binnen, en ik probeer naar buiten toe dieper door te dringen in wat vrienden, vijanden en onbekenden drijft en voortstuwt om toch verder te blijven gaan, te drinken en te dromen. Ik probeer een beter mens te zijn.

zondag 7 december 2008

De anderen

Op het ogenblik van schrijven ben ik me aan het ergeren aan de knul die boven mij woont, die zoals gewoon ’s avonds zijn akoustische gitaar heeft bovengehaald, en daarbij ook zingt. Niet alleen heeft hij een zaagstem die zich leent tot de meest drabberige singer-songwriterballads, hij zingt ze dan nog eens vol overgave. Soms maakt hij er zelfs een heus duet van met zijn vriendin, en zingen ze samen mee met Shania Twain, nog zo’n popproduct waar ik een hekel aan heb. Ik kan me jammer genoeg niet van de indruk ontdoen dat hun appartement op dat ogenblik baadt in kaarslicht, nadat zij “iets gezond met pasta” heeft klaargemaakt en hij zei “dat het heel lekker was”, waarop ze beiden spontaan in een zangstonde uitbarsten waarbij clichématige pop het anker vormt van hun middelpuntvliedende paringsdans, die eindigt met wat “de liefde bedrijven” heet, ontdaan van alle dierlijkheid en weerhaken waar ik anders mijn bed nog voor uit zou komen, of beter gezegd, in voor zou duiken. Je ziet, ik ben een verzuurde jonge man, en ik beeld me graag in wat mijn bovenburen doen. Maar het kan bonter (dat kan het altijd).

Ik noch mijn huisgenoot hebben een auto, dus is onze plek in de garage leeg. Toen een vriendin van F onlangs was bestolen geweest na een optreden (achtervenster ingeslagen, autoradio en gps weg), mocht ze hem in onze garage laten schuilen, in plaats van het risico te nemen hem open en bloot voor haar eigen deur te parkeren. Een medebewoner van het appartementsgebouw nam hier aanstoot aan, legde klacht neer bij de politie, en parkeerde zijn eigen auto er vlak achter, want we hadden zijn plek ingenomen. Ik kan me voorstellen dat de man daarbij schuimbekte en vloekte, en bij het zien van een auto met ingeslagen achterruit misschien zelfs dacht dat het wel weer een vreemdeling was, een volksvijand en een profiteur die zijn plek had ingenomen. We hadden geluk dat hij er geen geurvlaggen had bijgeplaatst ook. Geen idee waarom het niet in hem opkwam eerst even bij de medebewoners te gaan kijken of die auto van hen kon zijn, en waarom die daar stond – er zijn maar negen appartementen in het gebouw. Daarbij ga ik voorbij aan de volkomen boersheid van de uitgang van de auto van F’s vriendin te blokkeren, terwijl er nog genoeg plaatsen waren in de garage waar hij zijn trouwe vierwieler had kwijtgekund.

Verder wordt dit gebouw geregeerd door een gepensioneerde dame, die middels gehypercorrigeerde brieven in de lift met de bewoners communiceert. Soms gaat het over herstellingswerken, soms kondigdt ze haar eigen komst aan om de waterstanden op te meten. Een zeer doortastende dame die, naar vermoed ik, groenfluwelen zetels heeft met een lap antimacassar erop, nieuws volgt van het vorstenhuis alsof het oude bekenden waren, en met een zekere meewarigheid aankijkt tegen de invasie van jeugdigheid die hier de laatste jaren heeft plaatsgevonden. Mijn pret zou niet op kunnen mocht ze plots een sprong in het absurde wagen, en mededelingen in de lift beginnen hangen als “mijn kut stinkt” of “vanaf heden dient elke bewoner te urineren op zijn/haar balkon” of ook nog “GEEN BLOTE NEGERS MEER IN DIT GEBOUW”. Maar ach, ik heb er geen problemen mee, en als ik haar was, dan zou ik mezelf misschien ook verdacht vinden.

De andere medebewoners zijn voor het grootste deel vage schimmen van komers en gaanders waar ik geen namen op kan plakken. Er zitten koppels tussen, studenten ook, mensen van middelbare leeftijd en ergens een Pool, die er in mijn fantasie precies zo uitziet als Waldek uit Thuis, en ook met hetzelfde accent spreekt. Mijn enige andere recente contacten bestonden eruit dat ik moest aankloppen bij de buren (twee zussen), omdat ik mijn sleutel vergeten was en moest binnenkruipen via het balkon, en dan als McGyver onder m’n bijna volledig neergelaten rolluik moest rollen om binnen te raken. Mijn kat keek stomverbaasd, in hoeverre dieren die emotie bezitten, dat ik kwam binnengerold langs de achterdeur, hoewel ik langs de voordeur vertrokken was. Beter een goeie buur dan een verre vriend, denk ik dan, voorals als ze je helpen in te breken in je eigen appartement. Daarom denk ik er nu aan, terwijl hierboven het zingen is opgehouden en het koppel kneuzen nu in elkaars armen ligt (zijn bril wat scheef, zij een traantje wegpinkend terwijl ze samen luisteren naar een Knuffelrock-cd), dat ik misschien eens een feestje zou moeten organiseren voor de medebewoners, dat zal uitblinken in gênante stiltes, afwezigheden en schuchtere pogingen tot contact. Als er weinig amusement is, moet je het zelf maar maken, ook al bestaat dat uit de ongezellige onderbuik van sociaal onhandige ervaringen.