Over 'Onklare taal'
dinsdag 1 juli 2025
Moordzomer
maandag 26 mei 2025
Twijfel bij de vis
Niettemin is er ondanks alle littekens, spijtige daden en
gedachten altijd één vorm van onschuld overeind gebleven: telkens als ik iemand
nieuw ontmoet, of telkens als ik interageer met vrienden en geliefden, geef ik
hen royaal het voordeel van de twijfel. Misschien is die zichzelf krabbende
verstoteling met korstige ogen en een lijfgeur die me om een sigaretje vraagt
gewoon een verloren ziel die zich uit zijn eigen dal aan het klauwen is.
Misschien is de bitsige klant die voor me zit iemand die een slechte dag heeft
gehad en stoom moet afblazen. Misschien is de date die geen heruitgave wil van
onze eerste, tweede of derde ontmoeting mentaal te overbelast (kinderen, werk,
ex'en, depressie). Misschien is die vriend(in) die ik met steeds langer
wordende tussenpozen kan zien gewoon te bezig met zijn of haar eigen drama's en
plannen en betekent het niet dat hij of zij me kaltstellt.
Al het bovenstaande is misschien waar, en is misschien ook
een sloterdijks schild dat een fictie hooghoudt om mijn fragiele psychische
immuniteit te beschermen. De waarheid zal ik wellicht nooit weten. Maar m'n
onschuld, als dat al iets is buiten een sociaal construct, doet er al lang niet
meer toe. Ik ken mezelf perfect als zowel Jedi als Sith, en dat brengt enig
comfort enkele dagen voor ik 42 word, iets wat ik zelf bijna niet kan geloven,
want ik voel me nog steeds die opnieuw jesuïtische 33 als ik in de spiegel
kijk. Het helpt dat ik niet grijs ben. Mijn conditie is wel volledig gekelderd.
Voor ik aangereden werd op 20 februari dit jaar was die al niet fantastisch,
maar de kinesitherapiesessies wrijven er me met m'n neus in als een hond in
zijn eigen poep om hem tot schaamte te bewegen. Aan tafel zitten in een
restaurant kan ik gelukkig wel nog, en intussen kan ik al bijna een maand de
straat op zonder brace of korset.
Ik wil dat hele ongeval niet nog eens relitigeren en al zeker
niet zo dicht bij mijn verjaardag, maar ik kan het wel als opstapje gebruiken
om iets te zeggen over wie in toenemende mate niet kan genieten van het
voordeel van de twijfel: instituten. Sinds het ongeval ben ik in contact met 4
(!) verzekeringsmaatschappijen, het ziekenhuis, twee verzekeringsartsen, mijn
werkgever, de politie, de fietsleasemaatschappij en nu is er ook De Lijn bij
gekomen, die me in duplicaat een brief hebben opgestuurd waarin ze €444 euro
van me eisen omdat ik het tramverkeer heb opgehouden door aangereden te worden
en drie breuken op te lopen. Begrijp me niet verkeerd, een ongeval is complexe
materie en in min of meerdere mate lijken de meeste mensen in die instituten
hun best te doen, maar net zo vaak word ik van de ene in de andere kafkaëske
mallemolen gestort dat ik me al vaak heb afgevraagd wat er met me zou gebeurd
zijn indien ik geen sterk netwerk had, laaggeletterd was, Nederlands niet als
eerste taal had of simpelweg vergeetachtig was.
Onthou ook dat onze administratieve systemen in principe ontworpen
zijn voor gepriviligieerde mensen zoals ik (net zoals brasserieën en
restaurants zonder Michelin-sterren, trouwens): de witte, nette
belastingbetaler, in orde met z'n bijdragen voor de verzekering, onder een vast
werkcontract. En zelfs voor mij zijn ze een alles vermorzelende pletwals van
papieren, afspraken, kille correspondenties in advocatenjargon en de ene na de andere
eis die impliciet of expliciet het dreigement “of anders...!” met zich
meedraagt. Reken daarbij dat mijn contract bij m'n huidige werkgever op 8 juli
afloopt. Ik zie er nu al tegenop naar de RVA te trekken en daar net als in 2018
als een misdadiger te worden ondervraagd omdat ik simpelweg kom vragen waar ik
recht op heb. Al die systemen krijgen het nadeel van de twijfel omdat ze zelf
al beginnen met elk individu te benaderen met achterdocht in plaats van
openhartigheid. Dat is het eindpunt van een staalharde, geatomiseerde sociale
kijk die alleen maar kan denken in een zero-sumlogica: onze winst is jouw
verlies, en omgekeerd.
Misschien dat ik daarom zo hou van restaurants. Het personeel
is weliswaar vriendelijk omdat dat moet, maar ik denk niet dat je die job
volhoudt als je constant je goede humeur moet faken. Onze opdiener is een wat
foute oude vent met een zeemanspet op en zijn grapjes hebben kennelijk nog
nooit gehoord van #metoo, maar je kan niet voor elke gelegenheid op de
barricaden springen (en ik weet dat dat ook onderdeel is van mijn privilege).
Even verderop gaat de brug open om een zeilboot door te laten.
Je kan gerust argumenteren dat de instituten en systemen
gemener en genadelozer geworden zijn door sociale fraude, maar ze zijn zeker
niet gemener en genadelozer geworden voor de toplaag. Ten eerste zou het
doorsneelid van een dozijn raden van bestuur al niet met de fiets naar het werk
gaan en dus zo aangereden worden, en ten tweede heeft zo iemand een
persoonlijke assistent of een advocaat onder contract om zich niet bezig te
hoeven houden met die eindeloze lawine aan papierwerk. Dat type mensen is te
wereldvreemd om te beseffen dat veel mensen er genoeg van hebben gehad bedot,
bedrogen en vernederd te worden door de instellingen waarin ze zetelen als
afstandelijke demiurgen. Op hun beurt spinnen extremisten daar natuurlijk garen
bij door te liegen dat de instituten niet meer werken naar behoren omwille van
bruine mensen of meer nog, dat die voorrang krijgen, een huis, een telefoon,
terwijl Jan Modaal op eindeloze wachtlijsten staat. In een voorbijgaande gedachte
vraag ik me af hoe veel van de bejaarden in dit restaurant hebben gestemd op
politici die hen gewoon verder om de tuin hebben geleid met hun domme praat.
Maar met constant twijfelen aan mensen bereik je niets.
vrijdag 2 mei 2025
Dag van het labeur
dinsdag 8 april 2025
Bij de coiffeur
Aangezien de kapper die ik intussen al meer dan 7 jaar bezoek
heeft besloten zijn zaak te sluiten (met een nogal verwarrende uitleg op zijn
website), moest ik op zoek naar een andere. De meest logische kandidaat was een
kapsalon dat op nog geen 100 meter van mijn voordeur ligt en de deuren een jaar
of twee geleden geopend had. Omdat op voorhand afspreken er niet mogelijk is,
besluit ik er op een donderdagnamiddag naartoe te trekken – dat kan, omdat ik
nog steeds thuis zit in een beenbrace en een korset na een aanrijding in
februari waarbij ik twee ruggenwervels en mijn dijbeen brak. Als dit pijnlijk
klinkt: het is het ook.
Als ik binnenstap, zie ik direct al slecht nieuws, met minstens
vier mannen die nog voor mij zijn, maar als bij toverslag staat er direct al
één op want het is net zijn beurt. Op één donkerblonde jongen met puisten die
eruit ziet als een levend geworden touw na zijn alle andere mensen in de zaak
van Turkse origine, ook de coiffeur zelf. In een zetel tegen het venster zit
een wat oudere dikke man tegen de andere patrons luid te praten in het Turks.
Ze zeggen niet zo veel terug op wat grotendeels een monoloog zal blijken van
hem. Er zijn twee kappersstoelen en twee spiegels, maar slechts één coiffeur.
Ik heb al direct spijt dat ik geen boek meegebracht heb, want dit zou wel eens
lang kunnen gaan duren.
De dikke man richt zich tenslotte tot mij in het Nederlands
en vraagt nieuwsgierig of ik “ook iets aan de rug” heb. Ik leg hem uit wat mij
overkomen is en hij luistert aandachtig. Hij vertelt dan dat hij zelf bij een
arbeidsongeval op het werk slecht viel en ook zijn rug brak. Nu is hij al 6
maanden aan het revalideren, met uitstralingspijnen in afwisselend linker- en
rechterbeen (“en mijn linker- en rechterballen!” voegt hij er gretig
gesticulerend aan toe – het is duidelijk een zaak met een sfeer van mannen
onder elkaar). Hij zegt dat hij zijn dikke buik kwijt wil, waarmee ikzelf ook
kan sympathiseren, maar ik geloof niet dat zijn omvangrijke taille enkel het
gevolg is van thuis te zitten. Tevens blijkt dat hij hier na zijn knipbeurt
gewoon wat is blijven rondlummelen, maar na een koffie en een sigaret verdwijnt
hij dan toch op een veel te kleine scooter.
Het gaat een lange namiddag worden, besef ik als de stilte terug
is neergedaald in het kapsalon, want de coiffeur is ook een barbier en neemt uitvoerig
de tijd voor elke klant. Met nummer twee gaat het al met al nog vooruit, maar
tegen dat hij bijna klaar is met klant nummer drie – een sierlijke jongeman met
een verfijnd, wat melancholisch ogend gezicht – heb ik er al meer dan twee uur
op zitten in dezelfde zetel, in dezelfde positie. De school is uit. Een
bestelwagen veroorzaakt bijna een ongeval. Een erg vreemd bewegende man die
eruit ziet alsof hij geen controle heeft over zijn armen steekt over met
doodsverachting. Ik zie ook een randgehandicapt figuur papiertjes stoppen onder
ruitenwissers. Iedereen kent die briefjes wel, altijd van louche overkomende
bedrijven die zogezegd je auto voor goed geld willen overkopen. Gaat daar ooit
iemand op in? En nu zie ik dus live wie die briefjes komt bestellen. Een toffe
job zal het niet zijn, maar laten we hopen dat de man die ik bezig zie er niet
voor uitgebuit wordt.
Langzaamaan neemt mijn ergernis toe met het lange wachten,
maar als ik nu vertrek, dan heb ik al bijna 3 uur verspild voor niets. En het
is niet dat ik vandaag nog ergens verwacht wordt. Maar ik heb altijd al een enorme
haat gehad voor wachtruimtes waar geen zekerheid is wanneer de wachttijd opgeheven
wordt, of waar men zich simpelweg niet houdt aan de afgesproken agenda.
Wachtruimtes zijn machtruimtes waarin op scherp wordt gesteld dat wie wacht,
geen macht heeft en enkel hoort te ondergaan: bij tandartsen, in ziekenhuizen, in
luchthavens, in treinen die zonder aanwijsbare reden stilstaan, in digitale
conversaties die plots stilgevallen zijn en misschien nooit meer heropgestart
zullen worden. Niets helpt. Ik eet nog een muntsnoepje. Er komt een koppel
binnen van eind de veertig met drie energiedrankjes tussen hen in, maar laten
we zeggen dat het een harde eind de veertig is. De vrouw heeft een nogal
mottige geblondeerde uitgroei en de man gaat direct door naar de keuken zonder
iets te zeggen, waarna hij terugkeert en de vloer begint te vegen. Hij zegt de
hele tijd niets terwijl de vrouw praat met de coiffeur.
Intussen is het eindelijk aan de touwjongen, die rechtstaand
bijna tot aan het plafond van de zaak komt. Als de kapper zijn natgemaakte
haren naar voren kamt, ziet de jongen er plots uit alsof hij net ontsnapt is
uit een instelling. Het zothuis, zei men vroeger smalend. De luie denker in mij
denkt dat de wereld nu het zothuis is en dat de zotten er in de directie
zitten. Ten langen leste is het dan toch mijn beurt. De kapper heeft goed
verstaan hoe ik het wil. Hij is geïntrigeerd dat mijn ouders naar Zeeland
verhuisd zijn. Ik vertel hem dat er een complotdenker bestaat in Zeeland die
heilig gelooft dat de migratie van steeds meer Vlamingen naar Zeeuws-Vlaanderen
een Belgisch complot is om de regio te kunnen annexeren. De coiffeur is
enigszins geamuseerd. “Nog los van dat het onzin is, waarom zou België
dit zelfs doen?” De kapper stopt even en denkt na: “Ja, waarom eigenlijk. Goeie
vraag.”