Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 29 juli 2010

Anton in Chicago - dag 1 en 2

Dit is het eerste deel van mijn reisverslag over Chicago, de Windy City, de Second City, en de stad die beroemd is vanwege Barack Obama, house en de oudste wolkenkrabbers van de Verenigde Staten.

You go, little buddy

Twee dingen blijven me bij die ik nooit gedacht had - mijn lagen menselijkheid en mededogen smelten weg in de intense hitte en het knooppunt van kafkaesk dralen en nervositeit dat een luchthaven is, en ik heb na een halve dag Chicago al een gevoel van heimwee naar mijn eigen bed. Ik leef in een vals tijdsbesef door meer dan acht uur een dag aangelengd te hebben die zich uitgestrekt heeft van de warme adem van nachtelijke vriendschap in de Gentse Feesten over de wijdgestrekte armen van een Boeing 767 tot hier in het gezelschap van Boris en Reia in het gesmolten Chicago. Ik ben nog niet in de binnenstad geweest. Het dichtste dat ik er bij kwam was via een hallucinante taxirit in de levitating car van een Nigeriaanse chauffeur die er een hobby van maakte twee rijvakken tegelijk te bezetten.

Het is heet in Chicago. Het is een continentale maar uitzonderlijk vochtige hitte die alle vitaliteit uit me drukt, overdressed en noordelijk als ik ben. Na het eten breekt er een plotse, nietsontziende storm los. We staan buiten aan Medici`s, een lokale bistro waar veel studenten en academici komen. En veel dikke mensen. Het is zo`n godsgruwelijk cliché dat er veel dikkerds rondwaggelen over de Amerikaanse straten, maar het is gewoon waar. Naast ons in de regen staat een enthousiaste dikke man uit Arizona, en daarnet zat er naast ons aan tafel een enorm lijvige man uitvoerig een betoog af te steken over hoe elke mens een bepaald getallensymbool is. Het is te verleidelijk om niet over dat onderwerp na te denken en in diezelfde man het hulpeloos liggende, afgeronde symbool te zien voor oneindigheid. Het eten was copieus. Ik heb nog maar nauwelijks de stad geproefd, en toch voel ik al al die vingers naar me wijzen: gij zult eten. Op de t-shirts van het personeel van Medici's staat trouwens op de achterkant vol trots te lezen: "Barack Obama ate here!" De hele buurt rond Hyde Park en South Side is vervuld van Obama-parafernalia. Dat hij één van hen is, dat zullen we geweten hebben.

In de wijk waar ik logeer, staat er een kerk te koop. Ook dat is zo fantastisch obsceen voor de poseuristische Europese ziel, dat ik het moet fotograferen. Even later geef ik een sigaret aan een jongen die er een vraagt, en ik herinner hem eraan dat het Franse sigaretten zijn. Waarom zeg ik dat? Ik weet het helemaal niet, en het is ook te warm om na te denken over het binnenstebuitenkeren van identiteiten, de jassen en hemden die gedragscodes worden, of de verschillen tussen bedoelen en zeggen of begrijpen en interpreteren. In plaats daarvan, terwijl ik zelf mijn laatste sigaret van de dag rook, hurk ik neer om een erg groot, lelijk insect van dichterbij te bekijken. De glanzende geleedpotige vervolgt dapper zijn route naar de nabijgelegen struiken, en plots voel ik me met hem en zijn zes kleine pootjes een intense verbondenheid. "You go, little buddy," fluister ik hem toe. Dat hij zijn kleine insectendromen najaagt. Dat hij veilig thuiskomt.

The Dude abides

`s Nachts onweert het, en dat onweer is meer dan welkom. Niet dat het iets verandert aan de volgende dag, die nog steeds even heet is als die ervoor. De voormiddag staat in het teken van boeken. Powell`s lijkt aan de buitenkant klein, maar herbergt als in een sprookje een ongekende weelde aan boeken. De rekken, de schappen, de planken en de nokken van de kamers - overal boeken. Oud, recent, hip en stoffig staan kriskras door elkaar, losweg gerangschikt op thema. Ik overweeg om er cadeaus in te slaan voor hen die ik moest achterlaten in het favoriete tochtgat van de Noordzee, maar bedenk me dan dat de compactheid van mijn bagagetas zulks niet toelaat, dus wordt het een enkelvoudig exemplaar van "The Yiddish policemen`s union" van Michael Chabon, een boek dat ik al lang wilde lezen. Boris zwerft rond door de winkel als een kind door een speelgoedwinkel terwijl ik al buiten ga zitten in de overweldigende hitte. Iedereen behalve ik en een erg oude schuifelende man op krukken draagt een short. Slechte rap schalt door de open vensters van rode pick-up trucks.

In de namiddag bezoeken we het centrum. Op de bus bedelt een van een slecht gebit voorziene vrouw om geld, en praat ze op een overdreven vrolijke manier in zichzelf. Het helpt dat er airco is. De stedelingen hier verdragen de warmte gelijkmoedig, door vooral geen onnodige bewegingen te maken en als troepen grote donkere katten in de schaduw te luieren waar dat mogelijk is. Zelfs de bedelaars zijn niet agressief. "A little money for the homeless" is een vaak gehoorde, zacht gemurmelde uitspraak, alsof alle daklozen dat geld `s avonds netjes op hun gezamenlijke bankrekening gaan storten.

Het Art Institute of Chicago is een bijzonder imposante kunsttempel. De voettocht gaat langs Indische godheden met enorme borsten, alwetend glimlachende Boeddha`s tot modernere schilderkunst. Mijn ergernis met de onbeleefde luidheid van de meeste bezoekers (zoveelste cliché over Amerikanen bevestigd) weegt niet op tegen de rijkdom aan kunst die hier tentoongesteld is. Sommige werken zijn puur gedestilleerde woede of in een moment betrapt oergeweld, terwijl anderen door hun koele kleuren of koude vormen een Arctisch landschap oproepen vol afstand en welkome leegte. Er is Hopper en er is de geliefde Brancusi. Ook verschillende Picasso`s en een trein Duitse expressionisten. Interessant ook is een videovoorstelling van twee flatgebouwen in sneeuw en regen, met onbegrijpelijke lichtpatronen in de vensters. Niemand lijkt er echt iets van te begrijpen, maar iedereen is onder de indruk. In de binnentuin rook ik een sigaret. Sinds mijn aankomst heb ik hier nog niemand zien roken.

Autowrakken en stukken beton liggen door elkaar op straat. Er zijn veel kijklustigen, politiebelinting en drukdoende bepantserde agenten in auto`s en met zonnebrillen die iedereen uit films kent. Pas na een tijdje hebben we door dat het om een filmopname gaat. Intussen vermoed ik dat ik de bleekste man ben in heel Chicago, de ene drugsverslaafde in afgewassen jeans niet te na gesproken. Bovendien valt me ook op dat er in het centrum, tussen de oude en nieuwe wolkenkrabbers door, veel knappe vrouwen rondlopen, maar dat ze er allemaal zo onpersoonlijk uitzien, Alle shorts hebben dezelfde lengte, hoe kort ze ook zijn. Of ik ben scheel beginnen kijken van de immense warmte.

Naar een Walgreens om water. Officieel verkoopt men daar gezondheidsproducten, maar er zijn ook rijen chips en ander onkies eten. Je moet eerst door een lange reeks verleidingen om dan pas terug te kunnen denken aan je gezondheid, Opnieuw dat gebod: gij zult eten. De getatoeeerde kassierster maakt een opmerking over mijn t-shirt met the Dude, Jeffrey Lebowski, erop. "Awesome movie," zegt ze. Ik kan niks geestigs bedenken omdat mijn brein een pan pruttelende popcorn geworden is. Later op de dag nog wijst een agent vanuit zijn auto naar mijn t-shirt en steekt hij z`n duim omhoog. The Dude abides, ook in Chicago bij 37 graden.

Boris en ik belanden uiteindelijk in de lounge- en cocktailbar van de John Hancocktower - niet zo toeristisch, noch zo hoog als de Sears, maar ik heb me laten vertellen dat het uitzicht beter is. Terwijl ik nip van de slechtste caipirinha die ik in tijden gedronken heb, en er op mijn bord drie mini-cheeseburgers met wat chips liggen (waar hàlen ze het) moet ik inderdaad bevestigen dat het uitzicht vorstelijk is, Chicago krult zich kilometerslang, in alle hoogtes en laagtes, met penisvormige gebouwen en flatgebouwen met dakzwembad, langs de oever van Lake Michigan. Het is nog te vroeg voor een toost op de stad, echter. We kennen elkaar maar nog maar twee dagen, en alsof ik op een feestje ben waar ik niet helemaal was uitgenodigd, durf ik haar nu nog niet ten dans vragen.

1 opmerking: