Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 10 oktober 2010

Thalassa (Thalassa)

Er is een anekdote over Marcel Proust, die naar verluidt altijd erg geïnteresseerd was in wat mensen deden in het dagelijkse leven, over een gesprek tussen hem en een man ergens op een feestje. De man in kwestie antwoordde in een zin of drie op de vraag waar hij zich op een doordeweekse dag mee bezighield, maar dat was niet naar Prousts zin, die maar bijvragen bleef stellen, en zijn gesprekspartner steeds verzocht om trager, omstandiger en gedetailleerder te gaan, allicht tot op subatomair niveau van alle banaliteiten. Moet een vervelende man geweest zijn, die Marcel. Maar aan de andere kant is dat ook één van de essenties van literatuur: het stilstaan, meer dan het vooruitgaan. Zeker in poëzie. Het stilstaan is een heimelijk verlangen naar de eeuwigheid, ook. Of niet zo heimelijk, zoals Horatius pochte over zijn dichtkunst die "duurzamer dan brons" was en dus de tijd zou trotseren. Tot hier toe heeft hij gelijk gekregen, maar iedereen beseft ook sinds het tijdperk van de relativiteit dat eeuwigheid een relatief gegeven is, en dat zelfs relatieve gegevens relatief zijn. Je kan overigens tijd ook niet helemaal opdelen. Er bestaat geen subatomaire tijd. Zoals zelfs de oude Grieken al wisten, is dat een filosofisch probleem, omdat je uiteindelijk terecht komt bij afzonderlijke momenten van volslagen stilstand, waardoor beweging logisch gezien iets erg onlogisch is.

Toch bewegen we. Toch gaan we vooruit en achteruit, beweegt de tijd zich in geweldige stromen om ons heen, verdrinken we erin en komen we er weer uit, aan de oevers, om te rusten en ons af te vragen wat er allemaal voordien gebeurd is, waar we nu zitten en wat we moeten doen om verder vooruit te raken. Luctor et emergo. Ik droom vaak over liften. Liften met glas, waardoor ik alles wel kan zien, maar geen snars begrijp van de escheriaanse architectuur die zich voor mijn beperkte perspectief ontspint (treinstations, luchthavens, winkelcentra). Of liften die op hol slaan en door het dak naar buiten vliegen. Eerst de angst, en dan de bevrijding van de val. Was het ook dat, wat de astronauten voelden toen de Challenger of de Columbia opbrandden in de atmosfeer? Of waren ze al in coma? Men zegt dat de geest sneller gaat werken in omstandigheden van doodsangst en extreme stress. De instincten nemen het over, en tijd wordt een brakke poel. Er zijn verhalen over politie-agenten die op die manier kogels zagen aankomen en zelfs het merk op de kogel konden lezen. Of een heroïsche moeder die met bovenmenselijke kracht een drie ton wegende kraan optilde om haar geknelde kind te bevrijden. Het is de eeuw van het anekdotische, het amusante. Grote theorieën zijn te onhandig geworden om alles aan op te hangen, en wie dat nu doet (christelijke fanatici, moslimterroristen, kale sekteleden) is een mens die in principe zegt dat hij er genoeg van heeft, de witte vlag laat wapperen en zich maar liever terugtrekt in een ingebeeld verleden of een infantiel toekomstbeeld. Maar eerlijk is eerlijk, als één van die profeten gelijk heeft, en morgen komt God om zijn oordeel te vellen, dan ben ik binnen enkele ogenblikken een zwarte Pompeii-mens, kruimelig en verdraaid in al zijn diepmenselijke tragikomedie.

In mijn dromen kwamen soms heiligen voor. Nu al lang niet meer. Ik heb nooit met Jezus in de lift gestaan, en de laatste keer dat religie een rol van betekenis speelde, was toen ik in een veel te heet Griekenland op temperatuur was gebracht met alcohol. Toen meende ik Dionysos te ontwaren, grijnzend. De volgende dag scheet ik mijn broek vol. Opnieuw dat anekdotisme. Maar wat zegt dat, wat betekent het over ons, over ik en over jou, en over het zijn als mens in deze wereld? Het is niet veel meer dan een bescheiden viering van het voorbijgaan van de zaken. Door ouder te worden leert een mens loslaten. Ik kan moeilijk verstaan waarom zoveel mensen vasthouden aan verbittering. Of zoals een betere woordscultpeur dan ik zei: "For all the people whose worthless ambivalence / Only leads to frustration and self-obsessed anger." Loslaten en passie sluiten elkaar niet uit (weinig sluit elkaar uit, in principe). Was de lift die door het dak knalde een uiting van dat gevoel? Dat is een brug te ver, allicht. Bovendien zou Freud zeggen dat het een metafoor was voor de ejaculerende oerman, of zelfs het proces van conceptie, want als ik zelf in die lift zit, ben ik een spermacel. Vergelijk en oordeel over feit en fictie. Er is veel dat ik losgelaten heb. Erg veel daarvan wilde ik ook loslaten. Niet om iets te bewijzen, of om te ontsnappen, maar omdat ik vond dat de zaken op die manier minder gecompliceerd gingen liggen. Loslaten van voorbije vijandschappen. Oude liefdes uitzwaaien en opbergen in een schoendoos. Of vaarwel zeggen aan plaatsen wier betekenissen intussen uitgeput waren. Ik hoop steeds dat me dat een beter mens gaat maken. Het is in elk geval de moeite waard om het te proberen - meer dan erover te schrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten