Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 11 januari 2011

500m naar nergens

Ik wandel met een fles in de hand door een straat waar niemand is. Dat is verdomd poseuristisch. Ik passeer langs de vitrines van een lederwarenwinkel, het koude licht van een nachtwinkel waarvan ik weet dat de uitbater een tulband draagt, en café "Bij Roosje", waar iedereen bij binnenkomst automatisch een nekmatje krijgt en een willekeurige tand mist. Op deze platitudes bouw ik mijn wereld.

Ergens is er de vage hoop dat mijn pad vannacht zal gekruist worden door een menshoge, pratende kater. Ik lees te veel. En ook te weinig, beweert Fyodor. Ik ben het er mee oneens dat je de hele canon en alle literaire referentiekaders moet kennen voordat je je kan wagen aan literatuur. Het helpt enorm, zoveel is zeker, maar het heeft uiteindelijk niks te maken met wat een schrijver maakt tot schrijver, en dat is een instinctieve koude fusie van instincten, bloed en kil verstand. Hoe meer ik drink, hoe zoeter alles smaakt. En echt liefhebben is ook mee aanvaarden dat dat verlangen wortelt in pijn en terug uitmondt in pijn, want wat eindigt nog gelukkig en in volstrekte harmonie? Liefde is geen balsem of een medicijn, maar tezelfdertijd het meest weerloze ding dat er is, van een vreselijke schoonheid en van een ontzagwekkende wreedheid. Is een mens gemaakt om dit aan te kunnen? Hij moet. Het kan niet anders.

Soms wilde ik dat mijn mond maar een kleine, nauwe streep was, een kier waar alleen het hoogst noodzakelijke uit zou komen, om te benadrukken dat zorgvuldig gekozen, weinige woorden van een veel grotere waarde zijn dan het praten in luchtballons en zeppelins waar ik me anders mee bezig hou. Niemand zit te wachten op mijn mening over het ruimtevaartprogramma van de Sovjets, de falende regeringsvormingen of waarom ik nu precies brunettes verkies boven blondines en dat dat uiteindelijk ook geen moer uitmaakt. Maar we kunnen niet altijd gesprekken voeren met oneindige dieptes, zelfs als we in een onsterfelijke toestand naar de idealen van Habermas' eindeloosheid in geest en taal zouden proberen leven.

Ik kom aan een spoorwegbrug. Verkeerslichten geven rust in al hun regelmatigheid, en het enige hoorbare geluid is van iemand (ik) die zijn neus optrekt en tast naar een sigaret. Het pakje is leeg, maar daar komt spoedig een oplossing voor. Bovendien is met een fles in de hand een nachtwinkel binnenwandelen niet bepaald het toppunt van gratie. Deze vlakke wereld, behept met de grandeur van komisch falen en de verzachting van spaarzame vriendschap, staat op het punt te exploderen. Op welk droomniveau zitten we intussen? Is dit een droom waaruit een mens wel kan wakker worden? Er dendert een trein over de brug, door Maxi Jazz beschreven als "conceding defeat with a low moan". Het hoofd is een kamer vol heen en weer rennende ratten. Soms is het ook een koele bergruimte waarin alles zijn plaats kent.

De reis gaat terug langs een opgeknapt beluik en een pitabar waar ik nog nooit iemand zien binnen zitten heb. Het schijnt dat dit vroeger een mondaine, drukke winkelstraat was, maar ik heb het liever zo, in dit vertraagde tempo, waarin elke indruk van deze hutsepot aan lelijke gebouwen en lelijke mensen zich afzonderlijk laat wegen en samensmelten tot een prikkelend eenpansgerecht. Nee, zeg ik tot man en fles, voor depressie heb ik geen tijd en ik ben nooit een cynicus geweest. Maar de slijtage van dit bestaan is voelbaar. Ook dat is niet erg, omdat het me eraan herinnert dat ook ik behoor tot die almachtige mensheid, waarvan vele telgen niet de luxe hebben om hier doelloos rond te wandelen, te kijken en na te denken, laat staan dat alleen te doen.

Het kruispunt nadert weer, en de lucht ruikt naar een nabije regenbui. Ik heb honger. Ik wil alles, maar ik heb niets te eisen omdat er ook niks af te dwingen valt van het leven. Je kan alleen maar proberen telkens terug te komen naar die plaats van onvermijdelijkheid van passie, van brandende zenuwuiteinden in de vingers en het spreken van woorden die al lang overbodig zijn voor de mensen die ze moeten horen. Ik wandel met een lege fles in de hand door een straat ergens in mijn hoofd. Dat is eigenlijk wel raar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten