Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 21 maart 2012

Kelvin

De binnenring van de stad glijdt geruisloos door onder de auto. Er is geen ander verkeer op straat. De radio staat uit. De gedachten zijn hol, en gaan naadloos over in het diepst van de nacht. Het is eigenaardig hoe sterk ik aanwezig ben in het nu ben op een moment dat ik dat niet wil, terwijl het anders omgekeerd is. Maar waarom zou ik op dit ogenblik het irrationele willen uitleggen of verklaren? Wat ik weet is dat ik alleen moet zijn, zonder medelijden, zonder wat dan ook, behalve een deken en duisternis. Ik wil een bres slaan in de tijd waar ik me even in kan schuilhouden, een onbewoond eiland dat in permanente schemer ligt en waar het enige gezelschap bestaat uit een boekenkast, schrijfgerei en net papier. Dat idee helpt. Zelfs de gedachte aan kunst verzacht de zeden.

Mijn kantoor is ruim en goed verlicht. Er heerst een sfeer van intellectuele orde. Een zenplek zou ik het niet durven noemen, maar je kan er alleszins onverstoord doorwerken. In de verte is het enige geluid in de gang afkomstig van een Nederlander die zich vrolijk maakt over het bizarre Franstalige accent van een collega.

Van nature ben ik een twijfelaar, maar eens ik van iets zeker ben, is die zekerheid onwankelbaar. Dat kan een principe zijn, een persoon, een interpretatie, een stilistisch gegeven. Ik heb altijd een beetje neergekeken op artiesten die pijn nodig hebben om iets verdienstelijks te kunnen maken, alsof ze alleen maar dan zichzelf tot actie kunnen bewegen. Mijn werkethiek is dan ook afwijkend. Ik vind de job waar ik geld mee verdien een noodzakelijk kwaad in vergelijking met mijn echte ambitie. Dat sommige mensen dat onnozel vinden, neem ik er maar bij, want als er iemand is die moet geloven in mij, dan ben ik het wel. Dat mag ik toevoegen aan de korte lijst met onwankelbare zekerheden.

Het is alsof ik pas volledig kan uitademen als de auto stilstaat. Het is twintig voor vijf in de ochtend. Het voelt alsof ik veel langer onderweg ben geweest dan tien minuten. Er borrelt spijt op over woorden die ik gezegd heb (te veel) en over dingen die ik gedaan heb (te weinig). Het is geen tijd voor analyse, dus ik stap uit en steek een sigaret op. De lucht heeft zijn vertrouwde, doodse koelheid die eigen is aan dit uur. Er is nauwelijks bewolking en ik sta stil bij de weinige sterren die niet verhuld worden door de gaswolk van kunstlicht die uit de stad opstijgt. Ik kan de namen opsommen van ongeveer vijftig sterren en ken ook de Latijnse namen van minstens veertig constellaties, maar ik kan er geen één van vinden aan de hemel. De kennis interesseert me meer dan de observatie. In een afwijkend universum was ik vast wetenschapsfilosoof geworden en werd ik nu gevraagd voor populaire praatprogramma's op tv. Ik ben blij dat dat niet zo is.

Het werkschrijven is een procedure geworden. Ik kan de romige, wervende zinnen op automatische piloot schrijven. Dat het in het Engels moet, schept ook een professionele afstand die een meer uitgekristalliseerde manier van denken vergt. Eén van m'n Franstalige collega's spreekt me aan: "Anton, heb je je baard ge... gescheurd?"

Voor de spiegel is het tijd voor een maandelijkse inspectie. Waarom ook niet nu, op een nacht die toch al stilletjes helemaal ontspoord is? Ik stel bedaard vast dat ik er een pak ouder uit zie dan zeven jaar geleden, op een aantal goeie manieren (scherper, doorleefder, met meer persoonlijkheid), en op een aantal slechte manieren (lijnen in mijn voorhoofd, eeuwig groeiende neus). In drie parallelle strepen lopen er littekens op mijn borst die er stoer uitzien maar een onbenullige oorzaak hebben. Er zitten opgedroogde vlekken rode wijn op mijn lippen maar ze voelen aan als bloed, alsof er een omgekeerde transsubstantiatie plaatsgevonden heeft. Voor de rest zie ik vooral een vermoeide man staan. Ik wil alle beweging kunnen stilleggen, luisteren en zwijgen, een maand lang, als het moet. Ik denk dat wij veel te veel nadenken. Het lijkt wel alsof het een zelfopgelegde boetedoening is voor al die mensen die niet lijken te denken en gewoon doen. Ik heb het denken ook te vaak misbruikt als ijskap over die smeulende supervulkaan van passionele gevoelens en onhandige metaforen.

Er is een bodempje vodka over. Ik neem een voorzichtige slok als ik eenmaal aan mijn bureau zit, en laat het glas dan staan terwijl ik niet probeer na te denken en niet probeer te zijn waar ik op dat ogenblik ben. Ladies and gentlemen, we are floating in space. Taal kan maar zo veel zeggen. Ik verken de grenzen van gedachten en verwijt mezelf dat ik ze steeds in dat verlieslatende keurslijf van letters wil dwingen. Ik voel me aangetrokken tot stilte, uitgestrektheid en contemplatie omdat daar in dit leven al veel te weinig van is. In feite is de Gordiaanse knoop tussen denken en doen simpel om te ontwarren, en kan dat nog eens op verschillende manieren. De oplossing deel ik slechts als me daar om gevraagd wordt en niet eerder. Ook ik heb mijn waardigheid. Ik staar dwars door het glas vodka en sta er niet bij stil dat de minuten wegtikken terwijl de vermoeidheid terug de overhand neemt op het leeglopen van samenhangende gedachten. Vergetelheid door dronkenschap maakt niks beter, dus ga ik het glas leeggieten in de keuken. 'No more vodka in Mir', ging een eendagshitje op de vrije radio toen ik jong was. Als ik uit het keukenvenster de straat in kijk, lijkt het alsof ik mezelf zie staan in dat venster vanaf het punt waar ik naar kijk.

"Geschoren," verbeter ik haar zo vriendelijk mogelijk, "Ik dacht: waarom niet? Bovendien groeit hij toch razendsnel terug."
Ze kijkt niet alsof ze die gezichtsbeharing zal missen.
"Waarom niet, ja... maar waarom wel?" probeert ze. Ik moet lachen. Het doet me denken aan het fundamentele verschil tussen mij en enkele van mijn beste vrienden. Ik doe alleen iets niet als ik een goede tegenwerping kan vinden. Anderen doen alleen iets als ze een goede reden vinden.
"Tijd voor iets anders, zeker? Tijdelijk," antwoord ik. Vaagheid aller vaagheden.

In bed spreid ik me uit over de grootst mogelijke ruimte. Entropie in actie. Het licht is uit, maar het zal niet lang duren eer er nieuw licht vanonder het kamerraam zal uit komen. Intussen is de vierpotige veroorzaker van mijn stoere litteken enthousiast bij mij in bed gesprongen. De huiskater likt aan mijn hand en laat zich mijn strelen welgevallen als een vorst. Ik merk tevens op dat hij feilloos aanvoelt wanneer hij op mij kan gaan liggen (als ik niet van plan ben te slapen), of wanneer hij naast me moet gaan liggen (als ik van plan ben te slapen). Hoe doen dieren dat? Zijn gebrek aan zelfbewustzijn is een geruststelling op dit moment, al heb ik geen idee waarom dat zo is. Ik blijf nu stil liggen, en wacht tot zowel man als dier in slaap vallen. Het schijnt dat beweging pas echt ophoudt bij het absolute nulpunt. Stopt tijd zelf dan ook?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten