Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 5 april 2012

I spin with the world

Er valt altijd wat te lezen, ook als het geen boeken zijn. In preliteraire tijden was ik ongetwijfeld een medicijnman of een wichelaar geworden. Ik sta buiten aan één van de plekken die ik in mijn hoofd ben gaan bestempelen als een veilige drinkplaats voor mijn kudde en mijzelf. De vertrouwdheid met de dingen is er groot, van de playlists over de stamgasten tot en met de kruimels asse op de vensterbank en de vingerstrepen op de glazen deur. Wie ziet die dingen en denkt daar over na? Erg verheffend mag het dan niet zijn, maar het kan een aanknopingspunt zijn voor iets dat voorbij de horizon ligt. Elke gedachte en elk gesprek heeft dat potentieel, ook al zijn we ons daar niet van bewust en ligt die horizon in sommige situaties veel verder weg dan in andere. In een platgedrukt blikje Cola Zero voor me, op de grond, kan een verhaal zitten van een gebuisde student met een gameverslaving, een vermoeide arbeider met zelfmoordgedachten, of iemand die zich nadien schuldig voelde dat hij of zij zwerfvuil had achtergelaten. Ik ben schuldig door verzuim, want ik laat het ook liggen.“Hoe gaat het met je?” vraag ik aan Vassily, die altijd direct en zonder een blad voor de mond te nemen spreekt over zijn gemoedstoestand. Ik hou meer van de manier waarop hij praat, dan wat hij te vertellen heeft. Hij staat ook buiten te roken en heeft een half opgedronken pint in de hand. Zijn jas staat open en hij ziet er verwaaid uit.
“Niet zo goed,” zegt Vassily na een ogenblik na te denken, “Lena en ik hebben vorige week besloten er een eind aan te maken – aan de relatie, bedoel ik.”
Zoals je een apparaat dat uitgeschakeld was, terug aanzet en het als vanzelfsprekend op zijn standaardinstellingen begint te werken, zo is ook deze avond begonnen. Je kan er een flowchart van maken: plots ligt de avond open, en je wil niet binnen zitten, maar toch niet te ver wandelen. Dan eindig je al gauw in deze buurt, waar zelfs de lelijkste mensen een warme vertrouwdheid inboezemen. Terwijl een deel van me zegt dat ik mijn jas niet had hoeven mee te nemen, is er een ander deel van me dat een forse rookpluim uitblaast in de rimpelloos donkere lentehemel.
“Waarom, als ik vragen mag?”
Vassily krabt in zijn haar, waardoor het nog meer alle kanten gaat op staan.
“Goh,” antwoordt hij, alsof het de eerste keer is dat hij daarover nagedacht heeft, “Ik heb daar een theorie over, zie je.”
Stiekem ben ik dankbaar voor het rookverbod in cafés. Niet alleen ben ik er zelf minder van gaan roken, het heeft het roken zelf terug minder ordinair gemaakt, met een waarschuwing erbovenop. Na m'n verjaardag stop ik opnieuw. Om dezelfde reden dat ik graag buiten ga om alleen te roken, kom ik ook graag bij vrienden die niet roken. Het legt een korte pauze in, het laat toe de gedachten netjes te ordenen, indrukken te verzamelen, te denken aan wat nog moet komen.
“Toch niet weer zo’n theorie zoals die keer dat je zei dat vrouwen van roze houden omdat ze bij de oermensen bessen verzamelden?”
Vassily moet lachen.
“Nee, een veel betere. En ik vind dat trouwens nog altijd geen slechte theorie.”
“Je hebt er totaal geen bewijs voor,” zeg ik, maar hou zijn weerwerk tegen met een handgebaar, “maar goed, vertel me je andere theorie.”
In de zwakke wind en de luchtvochtigheid lees ik dat het geen avond zal worden van tragedie noch geweld. Het onverwachte zit er niet in. Zopas las ik op de toiletdeur een stuk tekst dat ik zelf geschreven had en ik vond dat raar om te zien. Feodor en Inna zijn mensen die hun teksten niet losmaken van zichzelf. De gedachte dat iemand ze zou verhaspelen, citeren of ergens met alcoholstift neerpleuren op een toiletdeur, lijkt hen nauwelijks te verdragen. Ik zie mijn teksten meer als satellieten die in een baan rond mij zweven - ik heb ze weliswaar voortgebracht of ingevangen, maar ze staan geen symbool voor mijzelf. Het zijn indirecte objecten in de meest letterlijke zin van het woord.
“Kijk, er zijn volgens mij drie redenen... polen... Enfin, stel je een venndiagram voor, ok?”
“Ok.”
“In verzameling A zitten mensen die goed voor je zijn. Mensen die echt je leven beter kunnen maken, er iets aan toevoegen. In verzameling B zitten mensen die je aantrekkelijk vindt.”
“Fysiek?”
“In eerste instantie. In verzameling C zitten mensen die je wil. Snap je wat ik daarmee bedoel?”
Intussen katapulteer ik de net niet opgerookte sigaret over straat en voeg op die manier enkele millimeters toe aan de afvalberg. In het lawaai dat van binnen komt, lees ik dat er weinig te lezen valt. Im Westen nichts neues.
“Vaag. Bedoel je soms mensen die je bijvoorbeeld niet zo gek knap vindt, maar die ‘iets’ hebben?”
“Ja, zoiets. Of dat je er echt bij wil zijn, gewoon. Je weet wel, mensen die iets hebben, in hun uiterlijk, uitstraling of persoonlijkheid, dat je er gewoon dolgraag bij bent.”
“Ok, ik volg.”
“Wel ja, mijn theorie is dus,” ging Vassily geestdriftig verder, “is dat als je jong bent, je je focust op één van die drie verzamelingen. Er is bijna geen doorsnede. Hoe ouder je wordt en hoe meer mensen je ontmoet, hoe dichter die drie verzamelingen bij elkaar komen. Dan vind je eens iemand die in A en B zit, maar niet in C, of iemand die in C en A zit, maar niet in B. Daardoor mislukken relaties, want je blijft altijd op zoek naar de doorsnede tussen de drie.”
Ik frons.
“Dat is al indrukwekkender dan je vorige theorie, maar er is toch een probleem mee. Je smaak verandert toch met de jaren? Wat goed voor je is als je 20 bent, is anders als je 25 bent.”
“Natuurlijk,” geeft Vassily toe, “maar het is een dynamisch model.”
Ik moet lachen.
Een auto rolt voorbij. Men kijkt me aan met desinteresse. Dat mag. Meer nog, het is een voorrecht dat ik geniet en dankbaar voor zou moeten zijn.
“Mensen kunnen trouwens ook uit die doorsnede vallen als ze zelf veranderen,” voegt Vassily er nog aan toe, “of een verkeerd oordeel vellen. Ik denk dat het dat is wat er gebeurd is met Lena en mij. Op een dag beseften we dat we niet goed meer voor elkaar waren. De aantrekking en de wil was er nog, maar het was destructief geworden.”
Voorbij de hoge gebouwen aan de overkant van de straat lijken de daken niet zo vast omlijnd – eerder lijken ze op te lossen in iets wat tussenin wolk en mist ligt en onvoldoende kleur bezit om te kunnen benoemen. Het laatste restje rook komt uit m'n neusgaten.
“Er zit iets in,” zeg ik dan, “als je het zo bekijkt. Ik moet er wel even over nadenken.”
Dat antwoord lijkt Vassily enorm te plezieren. Zijn van nature al grote ogen worden nog groter.
“Het is waterdicht, geloof me. Je kan er alles mee doen. Er zijn bijvoorbeeld ook mensen die voortdurend de verkeerde focus leggen, en daardoor altijd uitkomen bij foute mensen. Zoals Nastja, bijvoorbeeld, die altijd in relaties zit met saaie gasten.”
“Dmitri vond ik zo saai niet.”
“Komaan. Zijn grootste hobby was Zeeslag spelen.”
“Dat is ook waar.”
Vassily gooit ook z’n sigaret weg.
“En hoe gaat het met jou?” vraagt hij.
“Ik mag niet klagen.”
Overal doemen horizonten op. Voorbij de vloeibare stadsdaken ligt de wereld van het boek dat ik lees maar niet bij heb - het Wenen van het interbellum, waar dokter Fridolin op zoek is naar lust, trouw en zichzelf. Aan het uiteinde van de straat ligt de horizon die naar huis voert, die al mijn tomeloze ambities met pen en hand terug tot een kleiner perspectief zal reduceren. Vlak achter me ligt de nauwste horizon, die van de stugge vertrouwdheid die ik niet al te hoge doses kan vertragen.
“Niet klagen?” herhaalt hij met nadruk, “dat klinkt niet zo positief.”
“Het betekent eigenlijk: alles bij elkaar opgeteld heb ik het best goed. Maar als ik elke nuance ging uitleggen, zat ik hier morgen nog, en mijn sigaret is ook op.”
Het moet anders kunnen. Het moet altijd anders kunnen. Ik open snel mijn pakje sigaretten en tel bij benadering hoe veel ik er nog over heb. Dit was de laatste van de avond, zoveel is zeker. De kou begint nu toch op te komen.
“Gaan we terug naar binnen, dan?” vraagt Vassily.
“Ik kom straks.”
Ik ben opnieuw alleen en haal zo diep adem als ik kan, zonder rook. Ik hoest niet. Vassily’s verzamelingen maken cirkels in mijn hoofd. Nog een horizon gehaald. Innerlijke scepsis zal er vast wel weer iets op vinden dat zijn theorie reduceert tot astrologie, maar daar hou ik me nu niet mee bezig. Naast de einder van nieuwe ervaringen is er ook een vluchtpunt dat binnenin zit en niks te maken heeft met daken, cafés of straten, die uiteindelijk ook maar decors zijn. Dat vluchtpunt is de drijfveer die me programmatisch naar buiten stuurt, de wereld in, en de gedachten zo ver laat opstijgen als ze dat toelaten. Dat is pas lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten