Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 4 september 2014

Anton in Noorwegen - Dag 8

Een landschap met een acute depressie

Bergen is mooi. Het is mooier dan Oslo, en ook een stuk toeristischer. Dat merk je aan de vele stereotype toeristen die zich overal verdringen: jongere en oudere koppels met een modebesef dat iets zegt over hun afkomst – Chinezen met lelijke petten, een Italiaans koppel waarvan zowel m/v een verblindend witte broek dragen, oude Duitsers met sokken in sandalen, en zo verder.

De architectuur doet soms aan Amsterdam denken, maar kleuriger, en altijd met de onmiddellijke hoogtes van rotsen en, nu ja, bergen, binnen handbereik. Ik bestijg een partij stevige trappen naar de Sint-Niklaaskerk, maar daar blijkt een dienst gaande. In een ander kerkje heb ik meer geluk. Het oude, wat ineengestampte kerkje herbergt enkel bejaarden die er aan het eten zijn. Waarom een parochiezaal bouwen als je in een kerk ook kan eten, moeten ze gedacht hebben? Ik drijf mee met de geur van vers gevangen en gebraden vis naar de vismarkt, waar ik het water in de mond krijg, en verken een kleine haven met dicht opeengepakte façades die een houten versie lijken van wat je ziet op de Korenmarkt in Gent.

Ik neem naar hartenlust foto’s en omarm mijn toeristische zelf volledig. Eén keer gaat het bijna mis als ik in een parkje een foto neem van het standbeeld van Edvard Grieg, waar een meisje op haar buik bij ligt te lezen, met haar derrière naar mij gericht. Bij het klikken van mijn camera kijkt ze plots beschuldigend om. Ik doe alsof ik het niet gezien heb. Geen enkele uitleg zou niet verdacht geklonken hebben.

Jelka en ik eten op de vismarkt, maar dat blijkt de eerste en enige toeristenval waar we ons in laten vangen op de reis. Het eten is weliswaar bijzonder vers, maar we moeten lang wachten aan een vuil tafeltje, en betalen in totaal meer dan €50 voor een assortiment krab, mossels, vis en walvis waarvan één element zelfs nooit arriveert. Maar het weer is goed en helder. Van regen is er geen enkel spoor meer. Dat goede weer blijft ons mee volgen als we Bergen verlaten, en een pauze nemen in een grasveld bij het water, waar het enige gezelschap van onze sigaretten en mopjes een enorme zwarte naaktslak is, die even hallo komt zeggen. Jelka houdt van dieren – ze krijgt haar dieren duidelijk op een dienblaadje aangeboden.

Na ons vertrek proberen we een plek te vinden die Steyn ons aangeraden heeft met de naam Mordalen. We vinden de plaats niet, maar belanden wel ergens diep in een bergdorp via een kiezelweg met de auto op de oprit van een koppel stomverbaasde, zonnende Noren. Zelfs vanachter hun zonnebrillen zie je ze denken “achterlijke toeristen”. Ik rij ook bijna een spoor op waar een slagboom net neer gaat.

In de namiddag bereiken we de streek rond Buskerud. Eensklaps is het uit met de landschapspret. De bergen zijn hier laag en van een hard bruin, met roestige begroeiing. Er zijn nergens tankstations, winkels of iets dat wijst op een teken van leven rond de zandwegen en de gesloten, donker geverfde huizen die zo nu en dan in losse clusters op de heuvelflanken liggen. De weg loopt haast kaarsrecht door het dal. Alles lijkt hier aan een acute depressie te lijden. Auto’s komen enkel van de tegenovergestelde kant, alsof niemand hier wil zijn en niemand hier hoeft te zijn.

Er zijn eveneens verdacht veel trucks op de baan. Ik heb misschien te veel thrillers gezien, maar een goed gevoel geeft het niet, vooral als er bij elke andere stopplaats zo’n tientonner op rust staat, met verduisterde cabine. We overwegen even om wild te kamperen op een hoog plekje dat beschut wordt door een paar struiken, maar dan blijkt dat we op een mestvaalt terecht zijn gekomen waar nog tractorsporen door lopen. Direct voorbij de mest ligt een metersdiepe kuil met onpeilbaar, groezelig onkruid.

Uiteindelijk vinden we na kilometers rijden, terwijl het al een fiks stuk donker aan het worden is, een camping. Er staan vijf huisjes op rij die allemaal leeg zijn, een paar trailers die dichtgetimmerd lijken, en een kantoortje dat overplakt is met allerlei mededelingen maar waar ook al geen levende ziel te bespeuren is. We wagen het erop en zetten de tent in de hoek van een grasveld op een klein plateau. Terwijl we ons voorbereiden op onze laatste kampeeravond (morgen lonkt Oslo alweer) komen twee donkere jonge mannen in het zwart het plateau op gewandeld. Jelka denkt eigenaars, ik denk problemen.

We hebben allebei ongelijk. Ze zijn net als ons verdwaalde toeristen, met een niet nader te bepalen Zuid-Europees accent, en hebben een busje “with three womens”. Ze vroegen zich enkel af of wij de eigenaars of exploitanten gevonden hadden, en lijken blij dat ze eindelijk levende mensen aantreffen in Buskerud die geen Poolse vrachtwagenchauffeurs zijn.

Na zonsondergang koelt het snel af. De sterren schijnen zoals die dat enkel kunnen in het gebergte, of in een creepy film waar mensen plots wakker worden onder geitenbloed.

Verder naar het laatste deel, tenzij je liever gelooft dat ik in m'n slaap de schedel ben in geslagen door een rondtrekken truckchauffeur met moordneigingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten