Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 1 november 2018

Lelijk

In een losse joggingbroek en met een t-shirt dat eigenlijk deel is van een pyjama stap ik uit m'n auto en ga ik de supermarkt binnen. Er heerst de typische vooravonddrukte. Deze supermarkt is gemiddeld iets duurder dan een andere supermarkt die dichterbij is, maar hij is beter ingedeeld en ik vind het kassapersoneel er iets professioneler. In de dichtere supermarkt werken onder andere een vrouw die alles wat ze zegt, roept met een accent alsof ze van de rurale rand rond Gent komt, en een mooi meisje dat zo dom als een steen is (na twee jaar weet ze nog altijd niet waar het vodkamerk dat ik altijd koop achter haar staat, hoewel de positie van die flessen al twee jaar ongewijzigd is). Ik snak vaak naar verpozing van deze wereld der vreselijkste banaliteiten. Ik verlang naar schoonheid.

Tot op zekere hoogte is schoonheid subjectief - een combinatie van culturele verwachtingspatronen en ingeëtste gedragsvormen in ons DNA. De meeste mensen zullen een weids berglandschap mooier vinden dan een beeld van een vuilnisbelt. Esthetiek kan zeer wisselend zijn per cultuur: sommige culturen vinden nekringen die vrouwelijke halzen onnatuurlijk uitrekken aantrekkelijk, voor andere culturen speelt make-up dan weer een grote rol. In sommige regio's is een wat zwaardere, weldoorvoede man aantrekkelijk als symbool van sociale status en rijkdom, elders is hij een te vermijden loser die niet genoeg zelfdiscipline heeft. In de supermarkt is de variëteit aan uiterlijkheden een gegeven. Niet alleen in de rekken en de belichting, maar ook in de klanten. En ik vind alles zo lelijk, zo veraf en toch weer te dichtbij.

In dit tijdperk, waarin bijna elke locatie op de wereld zo snel zo dichtbij kan komen, valt me inderdaad vooral de lelijkheid op van alles. Noem het overgevoelig zijn, of hoogsensitief, of snobistisch. Ik heb het niet enkel over fysieke lelijkheid van smakeloze huizen, slecht bij elkaar passende outfits of vluchtige modetrends die enkel de 1% van natuurlijk ragfijne modellen goed staan. Ik heb het daarbij ook over de innerlijke lelijkheid van zo veel mensen en de producten die deze wereld bevolken. Op de muziek in de supermarkt speelt 'One kiss' van Calvin Harris en Dua Lipa, en ik vind het een lelijk nummer, geproducet alsof het een achterafnummertje is voor een cocktailbar waar je enkel op uitnodiging komt om je te zitten vervelen met veel te dure daiquiri's. De tekst is lelijk - "I look like all you need", hoe narcistisch kan je zijn. En het stelt me teleur omdat ik andere nummers van Dua Lipa wel erg leuk vond.

De salades in plastic potjes zijn lelijk. Ik weet niet wat er allemaal in zit en misschien wil ik dat ook niet weten, gemaakt als ze zijn in fabrieken met lelijke arbeidscondities, maar niet zo lelijk als die in Bangladesh natuurlijk. Maar laten we de lat vooral niet te laag leggen. Met genoeg optimisme en voldoende roze brillen is immers iedereen buiten Hitler, Stalin en Pol Pot een kandidaat voor de Nobelprijs van de Vrede.

Lelijkheid sijpelt overal naar binnen door de muren van dit bestaan. Het rolt van de sociale media, waar het oprechte verlangen van veel mensen om goed te zijn en een verschil te maken soms lijkt uit te monden in een race naar een aureool, maar weet dat ook jouw stront stinkt. Maar erger nog zijn mensen die een pervers soort trots putten uit hun leugenachtigheid, hatelijkheid en kleinheid. Ik word er soms ziek van, hoe de ene na de andere beunhaas ergens in de media wederzijds handjobs uitwisselt met een zelfgenoegzame keure aan mediafiguren die al lang een veel te kleine bubbel bevolken met middelgrote visjes en zichzelf een walvis wanen.

Ik ben deel van die lelijkheid. Ik kies voorverpakt vlees uit, los uit gewoonte, terwijl ik beter zou moeten weten. En ik probeer m'n best te doen om al die verpletterende individuele verantwoordelijkheid toch nog op te vangen door op andere vlakken te letten op wat ik koop en consumeer, dat ik vooral probeer om de medemenselijkheid te zien van alle anderen, of een klare kijk te krijgen op de structuren van macht die ons inkapselen. Toch is die medemenselijkheid ver als ik aan de kassa kom en een oudere dame de rij rustig ophoudt met tienduizend vragen over bons voor brol die ze wellicht niet nodig heeft en dan natuurlijk betaalt in cash. Het is een cliché dat de oudjes supermarkten bezoeken als het werkvolk terug naar huis komt, als was het om ons te pesten. Maar de droeve waarheid is misschien ook dat ze dan voelen dat ze onder de mensen zijn.

Mijn auto is lelijk. Alle auto's zijn lelijk door die uitlaatgassen die ze de lucht in pompen. Ten andere ben ik herhaaldelijk taxi geweest voor vrienden en kennissen die zich anders beroemen op hun autoloosheid. Doe je ook veel mee voor het milieu als je dan vier of vijf keer per jaar het vliegtuig neemt. Maar dit kaatsspel van wederzijdse verwijten heeft maar één winnaar: het systeem. De atomisering van collectieve problemen maakt het ons zo moeilijk om uit dit verstrikkende denkkader te breken.

Lelijk zijn de armoede en de sloppenwijken overal ter wereld, de betonnen grafkelders van communisme en corruptie, de vulgaire en schreeuwerige glamour van roddelblaadjes en Las Vegas, en ga zo maar verder. De betreurde dichter Menno Wigman schreef ooit: "in Petten zijn de mooiste huizen grijs / in Petten spookt het van oneindigheid". Dat gedicht deed alle haartjes op mijn armen en in mijn nek overeind staan. Ik ga deze wereld ooit verlaten, en ofwel gaat die oneindigheid van supermarktrekken er nog altijd in doorgaan, ofwel zal ik in hetzelfde puin liggen als de as en het stof van een globale implosie.

Hertog Maximiliaan van Boergondië was de laatste jaren van zijn leven volgens zijn biografen "morbide depressief". Hij reisde overal met zijn doodskist mee in een sombere koets, en droeg in zijn testament zijn familie op om zijn tanden uit te slaan, hem te geselen en hem te bedekken met as, om hem tenslotte tentoon te stellen aan het volk, om het te doordringen van zijn eigen vergankelijkheid. Natuurlijk had hij ook kunnen kiezen om het besef van sterfelijkheid om te zetten in een globaal medeleven met de vaak deplorabele condities van zijn onderdanen, maar een soort fatalistisch zombie-cabaret opvoeren leek hem interessanter. Tussen die twee polen zit ik ook gevangen. Intussen rijk ik de parking af. De bonnetjeskoningin van zoëven waggelt trots voorbij. Er hangt vogelkak aan mijn auto.

Ik herinner me plots een meisje van m’n middelbare school dat ik schattig vond. Ik denk niet dat veel jongens haar leuk zouden gevonden hebben. Maar ik vond dat ze dat iets had. Soms ben ik ook opgewonden geworden door vrouwen die conventioneel zouden gelden als lelijk, net zo goed als ik zo koud bleef als een ijsklomp onder de charmes van vrouwen die algemeen wel golden als sexy of mooi. Schoonheid is gelukkig niet alleen wat de maatschappij zegt en daar dank ik dan weer het individualisme voor. In de achteruitkijkspiegel zie ik een deel van m’n eigen hoofd, met al dat wilde haar, die bleke smoel en die stevige neus. Schoonheid vinden in mezelf zal me wel nooit lukken. Misschien daarom dat ik er zo verslaafd aan ben. Woestijnen hebben immers ook een eeuwige dorst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten