Niettemin is er ondanks alle littekens, spijtige daden en
gedachten altijd één vorm van onschuld overeind gebleven: telkens als ik iemand
nieuw ontmoet, of telkens als ik interageer met vrienden en geliefden, geef ik
hen royaal het voordeel van de twijfel. Misschien is die zichzelf krabbende
verstoteling met korstige ogen en een lijfgeur die me om een sigaretje vraagt
gewoon een verloren ziel die zich uit zijn eigen dal aan het klauwen is.
Misschien is de bitsige klant die voor me zit iemand die een slechte dag heeft
gehad en stoom moet afblazen. Misschien is de date die geen heruitgave wil van
onze eerste, tweede of derde ontmoeting mentaal te overbelast (kinderen, werk,
ex'en, depressie). Misschien is die vriend(in) die ik met steeds langer
wordende tussenpozen kan zien gewoon te bezig met zijn of haar eigen drama's en
plannen en betekent het niet dat hij of zij me kaltstellt.
Al het bovenstaande is misschien waar, en is misschien ook
een sloterdijks schild dat een fictie hooghoudt om mijn fragiele psychische
immuniteit te beschermen. De waarheid zal ik wellicht nooit weten. Maar m'n
onschuld, als dat al iets is buiten een sociaal construct, doet er al lang niet
meer toe. Ik ken mezelf perfect als zowel Jedi als Sith, en dat brengt enig
comfort enkele dagen voor ik 42 word, iets wat ik zelf bijna niet kan geloven,
want ik voel me nog steeds die opnieuw jesuïtische 33 als ik in de spiegel
kijk. Het helpt dat ik niet grijs ben. Mijn conditie is wel volledig gekelderd.
Voor ik aangereden werd op 20 februari dit jaar was die al niet fantastisch,
maar de kinesitherapiesessies wrijven er me met m'n neus in als een hond in
zijn eigen poep om hem tot schaamte te bewegen. Aan tafel zitten in een
restaurant kan ik gelukkig wel nog, en intussen kan ik al bijna een maand de
straat op zonder brace of korset.
Ik wil dat hele ongeval niet nog eens relitigeren en al zeker
niet zo dicht bij mijn verjaardag, maar ik kan het wel als opstapje gebruiken
om iets te zeggen over wie in toenemende mate niet kan genieten van het
voordeel van de twijfel: instituten. Sinds het ongeval ben ik in contact met 4
(!) verzekeringsmaatschappijen, het ziekenhuis, twee verzekeringsartsen, mijn
werkgever, de politie, de fietsleasemaatschappij en nu is er ook De Lijn bij
gekomen, die me in duplicaat een brief hebben opgestuurd waarin ze €444 euro
van me eisen omdat ik het tramverkeer heb opgehouden door aangereden te worden
en drie breuken op te lopen. Begrijp me niet verkeerd, een ongeval is complexe
materie en in min of meerdere mate lijken de meeste mensen in die instituten
hun best te doen, maar net zo vaak word ik van de ene in de andere kafkaëske
mallemolen gestort dat ik me al vaak heb afgevraagd wat er met me zou gebeurd
zijn indien ik geen sterk netwerk had, laaggeletterd was, Nederlands niet als
eerste taal had of simpelweg vergeetachtig was.
Onthou ook dat onze administratieve systemen in principe ontworpen
zijn voor gepriviligieerde mensen zoals ik (net zoals brasserieën en
restaurants zonder Michelin-sterren, trouwens): de witte, nette
belastingbetaler, in orde met z'n bijdragen voor de verzekering, onder een vast
werkcontract. En zelfs voor mij zijn ze een alles vermorzelende pletwals van
papieren, afspraken, kille correspondenties in advocatenjargon en de ene na de andere
eis die impliciet of expliciet het dreigement “of anders...!” met zich
meedraagt. Reken daarbij dat mijn contract bij m'n huidige werkgever op 8 juli
afloopt. Ik zie er nu al tegenop naar de RVA te trekken en daar net als in 2018
als een misdadiger te worden ondervraagd omdat ik simpelweg kom vragen waar ik
recht op heb. Al die systemen krijgen het nadeel van de twijfel omdat ze zelf
al beginnen met elk individu te benaderen met achterdocht in plaats van
openhartigheid. Dat is het eindpunt van een staalharde, geatomiseerde sociale
kijk die alleen maar kan denken in een zero-sumlogica: onze winst is jouw
verlies, en omgekeerd.
Misschien dat ik daarom zo hou van restaurants. Het personeel
is weliswaar vriendelijk omdat dat moet, maar ik denk niet dat je die job
volhoudt als je constant je goede humeur moet faken. Onze opdiener is een wat
foute oude vent met een zeemanspet op en zijn grapjes hebben kennelijk nog
nooit gehoord van #metoo, maar je kan niet voor elke gelegenheid op de
barricaden springen (en ik weet dat dat ook onderdeel is van mijn privilege).
Even verderop gaat de brug open om een zeilboot door te laten.
Je kan gerust argumenteren dat de instituten en systemen
gemener en genadelozer geworden zijn door sociale fraude, maar ze zijn zeker
niet gemener en genadelozer geworden voor de toplaag. Ten eerste zou het
doorsneelid van een dozijn raden van bestuur al niet met de fiets naar het werk
gaan en dus zo aangereden worden, en ten tweede heeft zo iemand een
persoonlijke assistent of een advocaat onder contract om zich niet bezig te
hoeven houden met die eindeloze lawine aan papierwerk. Dat type mensen is te
wereldvreemd om te beseffen dat veel mensen er genoeg van hebben gehad bedot,
bedrogen en vernederd te worden door de instellingen waarin ze zetelen als
afstandelijke demiurgen. Op hun beurt spinnen extremisten daar natuurlijk garen
bij door te liegen dat de instituten niet meer werken naar behoren omwille van
bruine mensen of meer nog, dat die voorrang krijgen, een huis, een telefoon,
terwijl Jan Modaal op eindeloze wachtlijsten staat. In een voorbijgaande gedachte
vraag ik me af hoe veel van de bejaarden in dit restaurant hebben gestemd op
politici die hen gewoon verder om de tuin hebben geleid met hun domme praat.
Maar met constant twijfelen aan mensen bereik je niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten