Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 11 januari 2009

Alarum

De mens is een mengvat van vreemde indrukken, voorbijgaande gedachten en gevoelens die soms de vorm aannemen van plotse flikkeringen of lichtflitsen, en dan weer op de bodem rusten als uitgestrekte, vage vormen die traag vooruitbewegen. Terwijl ik uitgespreid op mijn bed lig als een dode, met in een uithoek van datzelfde bed mijn kater, die tevreden met zijn kopje op mijn enkel rust, probeer ik dat mengvat te reinigen.

We zijn weer een jaar vooruit gekomen sinds ik wakker werd met blauwe plekken en een gat in mijn geheugen, dat onder ons gezegd beter een gat gebleven was, omdat mijn feestelijke vrienden me natuurlijk hebben ingelicht wat ik in mijn stupeur et tremblement allemaal uitgekraamd heb. Het is twee jaar geleden dat ik op het punt stond de gewijde hallen te betreden van de bedrijfswereld, met al haar kantoorfauna, geleedpotige machines en vierkante blokken beton die voor eeuwig in de jaren '70 zijn blijven steken. Drie jaar terug studeerde ik een bijkomende opleiding die ik spoedig zou stopzetten. Ongeveer vijf jaar geleden leek ik warempel gelukkig, maar de herinneringen daaraan zijn schetsmatig en reeds overwoekerd door de scheve kijk op het verleden die eigen is aan een verbeten nostalgicus. Als we tien jaar terug in de tijd gaan, dan weet ik niet eens meer wat ik toen aan het doen was, maar het zal vast niet zo belangrijk zijn. Twintig jaar geleden woonde ik in een huurhuis met een steile trap en een wc buiten, en had mijn moeder een cake gebakken die onmiddellijk in brokstukken uit elkaar viel. En dertig jaar geleden was ik er niet - zelfs de gedachte aan mij bestond nog niet in de gedachten van de mensen die mijn ouders zouden worden.

Ik vraag me af wat dat is, niet bestaan, en besef dat daar geen zinnig antwoord op kan gegeven worden. Maar één ding is zeker - het moet kalm zijn, daar in die plek waar niets bestaat. Ik contempleer mijn eigen bestaan tegenover de eindeloze eeuwigheid, en tracht te beseffen dat de tectoniek van de emoties en gedachten die ik probeer te begrijpen, maar een zucht is in een orkaan, een plotse kuch van een man in een zaal die opstaat in een daverend applaus. Ik bekijk de angst, de hoop, de woede en de zachtheid. Vanuit mijn plek op het bed zit ik in het midden van een web, waarvan de onzichtbaar geweven draden lopen van mens naar mens, van man tot vrouw, man tot man, en man tot dier, koelkast, gemakkelijke fauteuil en ergens een bos sleutels waarvan ik vergeten heb waar ik hem ook al weer gelegd heb.

In dat enorme web ben ik weliswaar altijd al het centrum geweest, maar tegelijk ook de grootste blinde vlek. Terwijl de jaren gestaag voorbij zijn getrokken als een karavaan bedoeïenen, probeer ik een antwoord te vinden op de vraag of ik in al die tijd een beter persoon geworden ben, een aangenamer mens of een gelukkiger individu. En ik denk aan de anderen in dat web, of dat voor hen ook geldt. Ik zie links en rechts oude vrienden in wat de aanzet lijkt van het allesomvattende verhaal met een eigen huis, een kortgeknipte tuin en een blozend kind of twee. Ik zie ook mensen worstelen met het herfsttij van hun jeugd, en weer anderen zijn op de radar slechts veraf gelegen stippen geworden. Er zijn dagen dat ik wou dat het mogelijk was om op die manier ook mijzelf waar te nemen.

Ik open mijn ogen en tuur naar de kater, die zich behaaglijk tegen mijn lichaam opgekruld heeft. Als hij slaapt, droomt ook hij over mensen en dieren? Kent hij ook de verwarring die ontstaat als teveel indrukken zich tegelijk naar binnen willen wurmen door de trechter van zijn geest? Alsof hij die gedachte geraden heeft, opent hij zijn ogen en kijkt hij me eventjes aan, waarna hij ze traag weer sluit, op die manier die eigen is aan katten. Het is ok, zegt hij, het is allemaal ok. Ik moet glimlachen, en ik besluit om hem straks te trakteren op zalm.

1 opmerking: