Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 2 augustus 2013

Vandaag, gisteren, morgen

De zomer is aan het voorbijzwemmen aan een dement tempo. Kloegen we de voorgaande jaren dat er van echt zomeren geen sprake was en dat alles weer veel te snel verdronk in eindeloze regenbuien, dan lijkt het nu alsof hogere machten besloten hebben een buitengewoon warme zomer door onze strot te rammen. Het gevolg is een trager wandelritme, ventilatoren die overuren kloppen en zweet dat overal schijnt over te parelen, van kaas tot voorhoofden.

Het is ook rustig gesteld met de literaire productie. De workshops van de geest, die anders overuren draaien, liggen er zo goed als verlaten bij. Wat valt er te berichten over deze verlofperiode? Dat de geneugten van lang opzitten en me verliezen in de donkere stegen van het internet nog altijd communicerende vaten vormen met overdag iets productief gedaan krijgen, of dat er een langzame proliferatie is van papier en kattenhaar in m'n kamer.

Ik was m'n handen en strijk nadien door m'n snorbaard - er is geen ander woord voor - als een geroutineerde Poolse truckchauffeur. De koelte van het water, waar verdacht weinig druk op zit, doet deugd. In de spiegel staart iemand me aan die overdenkt dat 2013 alweer voor meer dan de helft voorbij is. Ik had nauwelijks voornemens aan het begin van het jaar, en dat was een goede zaak. Op de achtergrond ligt m'n kat languit op de vloer van de hal, geveld door de intense warmte. Een pels hebben is niet erg praktisch in de zomer.

Naast het verdwijnen van de dwang aan voornemens en het realistischer worden van ambities, is een ander voordeel aan ouder worden dat je er geen fuck meer om geeft van mensen over je denken. Sommigen onder ons worden met die eigenschap geboren, maar het is alleszins niet iets dat in de Vlaamse volksaard zit. "Wat gaan de mensen wel niet zeggen?" Ik denk aan de gezelligaard op Tomorrowland die z'n middelvinger naar me opstak omdat ik twee keer na elkaar oogcontact gehad had met zijn vriendin. Wat gaan de mensen anders niet denken? Dat hij niet voldoende een soort alfagorilla is? Zij liever dan ik.

Als wijdbeense veroveraar, slechts gehuld in een boxer, besluit ik nog wat te lezen. Lectuur van het moment is ''t Bolleken' van Cyriel Buysse. Het overvloedige Frans dat er in voorkomt doet me denken aan zijn vriendschap met Emile Verhaeren. Verhaeren, een Franstalige Vlaming, kon alleen Buysses werk lezen in Franse vertaling. We zijn zo ver nog niet, maar de dag kan gerust komen dat er een nieuwe generatie Vlamingen opstaat die zo goed als Engelstalig is. Ik zie het steeds vaker om me heen. Conversaties die doorspekt worden met heelder zinnen Engels, mensen die geen affiniteit meer hebben met de Vlaamse cultuur, en steeds minder naarmate Vlaanderen voorbij de horizon verdwijnt van bloedworst en bloemkool.

Het dialect dat Buysse in zijn dialogen hanteert, doet sterk denken aan de moerassige taal waarin ik grootgebracht ben. Het roept herinneringen op aan grootouders en kermisvolk. Ik vouw het boekje even op m'n borst en steek een sigaret op. Misschien is het daarom, denk ik, dat ik zo hou van sciencefiction en andere literatuur waar verbeelding een centrale rol speelt: in m'n eigen taal is er alleen de verbeelding van tenenknippers in het koren en andere mensen vreselijke ziektes toewensen.

Heel ons leven lang proberen we te ontsnappen aan de gevangenis van onze jeugd. Het lukt ons toch nooit. Dat maakt deze zomer ten overvloede duidelijk, alsof er net een stapelwolk van warmte, doordrongen van melancholie, geland is in de straten van de stad. Ik zal me altijd een boerenlul voelen als ik ergens in een viersterrenhotel ben of rondjes rij in een mooie auto. De enige geslaagde ontsnappingspoging is wetenschappelijke afstand, toen ik bijvoorbeeld een eigen schrift ontwikkelde voor het dialect van de triepenvreters waarbij ik opgroeide.

Als kind wenste ik regelmatig dat ik een buitenaards wezen was op geheime missie om de mensheid te observeren. Ik vraag me af wat die alien nu in zijn rapport zou schrijven. Het zou weinig verheffend zijn. Buysse is intussen terzijde gelegd. Ik heb me neergeknield bij m'n kater, die zich laat welgevallen dat ik zijn buik streel. Binnenkort zal hij me vier dagen moeten missen, want ik ga naar de stad van James Joyce om me te vergapen aan vislucht en rosse mensen. Ook dat is een bourgeoisontsnapping, maar m'n spiegelbeeld is niet overtuigd: de enige bagage die je altijd en overal meeneemt, zijn de linten en de kettingen die zich met haken en knopen vastgemaakt hebben aan een ingebeeld verleden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten