Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 27 maart 2014

Onder het schild

Er is Werelddierendag, er is de Dag Tegen Extreme Armoede, Openmonumentendag, en er is blijkbaar ook een Internationale Dag van het Geluk. Dat zullen we vandaag geweten hebben. Ik kom aan op het werk en ik merk dat m'n bureaublad veranderd is. In de lift hangen omineuze posters die ons met een dubieuze spreuk van Tolstoj, vertaald in slecht franglais, aansporen om gelukkig te zijn. Want gelukkig zijn, dat kan blijkbaar door het gewoon te willen. Er zijn allerlei activiteiten gepland, zo blijkt. Een verrassingsbord paella met een glas sangria, een gadget en een toespraak van een corporate geluksexpert, en in de namiddag komt er een lachsessie in een vergaderzaal op het zesde. Al dat geluk, en het wordt me hier gewoon in de schoot geworpen.

Van de weeromstuit erger ik me aan het initiatief, niet omdat ik dat aan een denkbeeldige staat van cynisme verplicht ben, maar omdat het geforceerd aanvoelt. In plaats van werknemers te vragen naar wat hen gelukkig maakt of gelukkiger zou kunnen maken, beslist men aan de top dat geluk voor ons bestaat uit een motivational speaker en lachgas. Wel. Ik probeer de oren niet te hard te laten doorhangen. Ik begraaf me in m'n werk en negeer zo veel mogelijk de medewerkers van HR, die van verdiep naar verdiep gaan en er voor de gelegenheid uit zien als een groep stewards en stewardessen. Ze lijken nu al allemaal dronken. En ach, is het ook geen bijzonder mooie dag vandaag? Een blauwe hemel, een beetje wind, en de lente die in elke bloemenschaduw zit.

Ik probeer om niet Die Gast te zijn, maar na een halfuur in de refter door te brengen terwijl 'Happy' van Pharell op oneindige herhaling staat en de motivatiespreker het ene cliché na het andere afvuurt onder goedkeurend gebrom, vlucht ik naar buiten. Ik ga in de buurt naar een bankautomaat. Ik flaneer langs de Tervurenlaan. Allemaal ambassades, groot en klein. De meeste herken ik aan hun vlaggen, omdat ik als kind een obsessie had met vlaggen. Ik herken aan mijn linkerkant de vlag van Cambodia en aan de overkant die van Oeganda, die ik eerst verwar met die van Mozambique. Veelkleurige affaires. Verderop is er ook de Spaanse ambassade, waar altijd rokers buiten staan.

Met mijn blik op de grond gericht, wandel ik verder. Er is nog iets dat me aan dat hele geluksinitiatief stoort, omdat het het allemaal zo doodeenvoudig doet lijken. Voel je gewoon goed en alles komt vanzelf. Dat is simpel voor mensen wiens hoofd geen cyclotron is. Ik bal de vuisten. Ik heb angst. Alle dagen minstens één keer, soms om futiele redenen, soms om gegronde redenen, soms zomaar, zonder object. Die angst ligt telkens op de loer, net om de hoek, de ongenode schoonfamilie voor de deur, de overvaller in het steegje. Ik doe alles wat ik kan om die angst te overschilderen of om die op afstand te houden, maar dat is niet altijd gemakkelijk, want het enige wat die angst doet verdampen, is me terugtrekken uit de drukte en stil blijven zitten als een rotsblok. Een fobie is concreet. Angst heeft een miljoen gezichten zonder ogen.

Bij de slager bestel ik m'n broodje, en laat ik m'n blik ronddwalen over de toonbank met charcuterie. Het helpt niet dat ik nog eens een grote verbeelding heb, maar gelukkig heb ik fantasie en werkelijkheid altijd kunnen onderscheiden van elkaar. Soms ben ik bang dat ik dat op een dag niet meer ga kunnen, en dat alle deuren uit hun hengsels zullen geblazen worden door een oerkracht die al veel te lang verbannen is naar de diepte. Er zijn ook momenten dat ik denk dat het specifiek die angst is, die me helpt om door de realiteit te navigeren. Had ik die niet, dan zat ik misschien nu al lang ergens in een isoleercel.

De naamloze protagonist uit 'Aantekeningen uit het ondergrondse' van Dostojevski lijdt aan een hyperbewustzijn, wat hem voor alles en iedereen, inclusief zichzelf, met afkeer vervult, en hijzelf de grootste barrière wordt tot zijn zelfverwezenlijking. Het heeft ook te maken met je basisingesteldheid, veronderstel ik. Ik begreep de mentale toestand van de Ondergrondse Man, en het inzicht dat elke samenleving een bizar marionettenspel is waar ideologieën nog sneller bankroet gaan dan dat ze uitgevonden worden, maar deelde zijn minachting voor anderen niet. Ik hou best van mensen, met verstandige reserve.

Eens ik weer op straat ben, inhaleer ik de lente zo diep mogelijk. Ongelukkig voel ik me niet. Een mens kan heel veel dingen tegelijk voelen die elkaar enkel schematisch tegenspreken. Of in speeches van goedbedoelende gelukscoaches. Hij had het over positieve psychologie, een discipline die zich richt op het verbeteren van wat al goed is, in plaats van altijd te timmeren aan de slechte kanten van de mens. Er valt iets voor te zeggen. Maar hoe moet je verder met dat blok aan je been, al je goede kanten ten spijt? De meeste mensen met mentale problemen die ik ken, compenseren dat al door hun betere kanten te cultiveren. Mag ik dat eigenlijk wel zeggen, dat ik mentale problemen heb? Ik ben niet psychotisch en kan vrij goed functioneren op het werk en in mijn sociale omgeving. Maar ja, voor je het weet zit je bij de verhongerende kinderen in Zuid-Soedan en mag niemand nog spreken over zijn of haar problemen.

M'n hartslag gaat omhoog. Misschien komt dat omdat ik gisteren zo weinig geslapen heb. Ik rond de hoek van het bedrijf en marcheer naar binnen. In de lift weer die posters. "Elke minuut dat je boos bent, heb je zestig seconden geluk verloren". Gelukkig staat het er niet in Comic Sans. Met opgetrokken wenkbrauw zie ik dikwijls reposts passeren van sites als Upworthy, of zucht ik eens bij de uitroeptekens omtrent de zoveelse TEDx-talk. Je kan me dan afserveren als een knorpot die altijd wel iets negatief te zeggen heeft, maar het punt is dat dit soort diepzinnigheid op bestelling vaak enkel een goed gevoel geeft. Het verandert niets.

Op het derde stopt de lift en stappen twee HR-mensen in, die me onmiddellijk vragen wat ik vond van de middagactiviteit. Die was wel "ça va" zeg ik zo enthousiast mogelijk, maar ik weet dat ik met alles wat minder is dan het hoogste lof, op hun hart aan het trappen ben. Morgen zijn ze dat misschien al vergeten, en vroeger zou ik me er schuldig over gevoeld hebben. Dat heb ik tenminste toch al geleerd. Ik laat sneller los. Opnieuw één van de voordelen van die kraken die in m'n hoofd woont. Hij heeft me gedwongen eigenschappen te ontwikkelen die anderen niet hebben om aan zijn tentakels te ontsnappen. Zwaar nieuws verdraag ik gelijkmoediger dan anderen. Ik verlies me niet in geluk zoeken waar ik het toch niet zal vinden, zoals het najagen van andermans dromen, en ik accepteer dat iedereen monsters heeft in zijn mentale spelonken.

Op m'n eigen verdiep tap ik een stevige koffie en sla ik een praatje met een baas. Ik kan zeer moeilijk praten over hoe ik me echt voel omdat het mij niet is aangeleerd. Sterker nog, de les die ik in het leven heb meegekregen, is dat gevoelens delen met iemand op hetzelfde neer komt als alle deuren van je huis wagenwijd openzetten. Poëzie is eigenlijk slechts een garageverkoop, of de lichtshow die Kevin McAllister opzet voor de vensters van zijn huis om inbrekers te misleiden. Niet dat het geen schijn van waarheid bevat, maar intussen weet ik al lang dat waarachtigheid belangrijker is dan onversneden waarheid. Het is mooi meegenomen dat ik er iets uit kan puren dat op kunst lijkt en dat sommige mensen die goed vinden, en nog fantastischer dat ik er recht het hart van sommige mensen mee aanspreek, maar die uitingen zijn niet de cosmetica waarvoor ze soms gehouden worden. Laat staan dat ze bedoeld zijn als emotioneel exhibitionisme, waar ik van gruw.

Achter m'n bureau is het te warm, omdat elke namiddag het zonlicht recht naar binnen schijnt op die plaats. Ik nip van de koffie, waar ik iets te veel suiker in gedaan heb. Matiging is moeilijk. Ik klaag dan wel dat we constant overgestimuleerd worden door duizenden indrukken tegelijk, maar waad al te vrijwillig door diezelfde poel op sociale media. Tenslotte is het niet al kommer en kwel, denk ik terwijl ik m'n handen verwarm aan de koffiemok. Er is een reden dat ik lachrimpels heb en geen huilrimpels, en dat m'n mondhoeken niet naar beneden staan. Toch vraag ik me af hoe dat moet voelen, gelijkmatigheid. Voor zondagskinderen lijkt dat vanzelf te komen.

Waar het allemaal op neer komt is een doordringend gevoel van stuurloosheid die deze dag accentueert. Ik ben niet de kapitein van mijn eigen lotsbestemming, zoals ons wordt voorgehouden door allerlei feel good-artikels en geblubber over empowerment. Om te kunnen bestaan moet ik geld verdienen, en dat doe ik met een job die me maar zeer matig boeit, onder mijn intellectueel niveau ligt en waarvoor ik elke dag in totaal drie uur onderweg ben. Met toenemend afgrijzen kijk ik terug en zie ik dat ik de voorbije acht jaar zo goed als stilgestaan heb. Ik heb geld verloren en een beetje geld gespaard, ik heb oude meubels weggedaan en nieuwe gekocht, vrienden zijn hier en daar van plaats gewisseld, en ik ben door de draaideur gegaan van verschillende relaties en non-relaties. Maar wat, buiten een kapitaal dat we dan maar zullen omschrijven als 'menselijk', heb ik werkelijk gewonnen? Wat kan ik in de plaats krijgen voor die cheque van de Bank der Levenswijsheden?

Na een tijdje kniezen besluit ik om eerder van het werk te vertrekken. Die brochure wordt wel een andere keer geschreven. Het is nog niet eens vier uur, maar de brave soldaat Voloshin zit anders plichtsgetrouw te werken tot even na het officiële einde van de werkdag, dus niemand maalt erom. Ja, ik zou in theorie alles kunnen achterlaten, de eerste vlucht nemen naar Tahiti en daar proberen om een nieuw bestaan op te bouwen, maar het leven is geen Hollywood-film. Ik plooi terug op mezelf, en merk dat het tijd wordt dat ik gewoon de hoorn van de haak leg. Woorden en gedachten kunnen maar zo veel. Dat betekent een boek vanavond, een verblijf op de zetel, weinig licht, misschien een bad met veel schuim. En vooral die kakofonie die niet meer langs de muren van m'n appartement naar beneden sijpelt en in de kleren kruipt. Laten we vanavond gewoon beginnen met stil zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten