Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 31 augustus 2014

Anton in Noorwegen - Dag 3

Walvissteak en een scheve ochtend

De introductie was wat holderdebolder, geef ik toe. Ik heb helemaal niet gezegd waarom ik naar Noorwegen wilde, en dan nog specifiek de moeite wilde doen om tot in Tromsø te raken. Tijdens mijn studies Engels en Duits volgde ik als keuzevak twee jaar Noors. Het eerste jaar deed ik dat omdat het mij aangeraden was als makkelijk te pakken studiepunten, en ook omdat Noors de ideale springplank is naar het leren van de andere Scandinavische talen (ik leer graag talen, wat later in dit verhaal nog belangrijk wordt). Noors is de stamtaal van IJslands, dat in principe Middeleeuws Noors is, het is syntactisch en qua uitspraak erg vergelijkbaar met Zweeds, en de spelling lijkt op Deens. Het is een mooie taal, ook: muzikaal, met zachte klanken en pareltjes van woorden die smelten op de tong van elke rechtgeaarde taalkundige.

Het tweede jaar Noors deed ik dan ook met volle overtuiging bij, en al ben ik intussen het meeste ervan vergeten. Door de lessen over trollen, havensteden, ruige nederzettingen op woeste eilandjes, boorplatforms, mythische bergen en de aanraking met een aantal Noorse culturele tradities, bleef ik het land steeds in m’n hoofd houden als vakantiebestemming.

Maar waarom dan Tromsø? Ten eerste: omdat kunnen zeggen dat je boven de poolcirkel bent geweest, fucking cool is. Ten tweede: het is de thuisstad van mijn favoriete muziekartist, het elektronica-genie Geir Jensen alias Biosphere, een teruggetrokken man met een aantal albums op zijn palmares die me al door menige creatieve impasse, lange autorit of kater hebben geloodst. Ten derde: het is de setting van de enigmatische Noorse noir-film ‘Insomnia’ (niet de remake met Al Pacino) uit 1996, een film die zich diep onder mijn mentale huid nestelde. Ten vierde: het is fucking cool om boven de poolcirkel te zijn.

Op aanraden van een overenthousiaste, helemaal in het wit geklede dame met witblond haar, nemen Jelka en ik vanuit de luchthaven van Tromsø de bus naar het centrum, waar ons hotel ligt. Het hotel oogt oubollig, net als veel andere huizen in het stadje, dat zich rijkelijk verstrooit over het hoofdeiland waarop het gebouwd is, en de bergachtige inhammen en baaien die door bruggen verbonden zijn.

Het is al nazomer in Tromsø. Gras en onkruid groeit overal uit de trottoirs – het is allicht niet de moeite om dat te verdelgen aangezien de winterse maanden dat kruid toch weer verbergen, als ze het al niet doden. Houten en stenen huizen staan door elkaar, en in het centrum blijkt zowat alles op wandelafstand, met weinig hoogbouw. Tromsø geeft een versleten indruk, als van een net iets te lang gedragen maar comfortabele jas. De vrouw achter de balie van het hotel is een beetje raar, met de ogen van een klein meisje en de lichaamstaal van een oude vrouw. Jelka en ik besluiten dat ze in haar vrije tijd erotica leest en schrijft over paarden. Andere hotelgasten blijken voornamelijk te bestaan uit oudere wandelaars.

Tromsø wordt lyrisch omschreven door toeristische diensten als “het Parijs van het noorden”, maar dat is een dikke vette leugen. Je zou misschien nog net kunnen zeggen dat het het Gent van het noorden is. Het is een charmante studentenstad, dat wel. Dat merken we ’s avonds, als we belanden in een rockschuur met drie etages die de naam Blå Rock (“Blauwe Rock”) draagt, nadat we geproefd hebben van lokale tapa's op basis van rendier en walvis. Ik heb ooit gehoord dat een favoriete belediging voor Noren van andere Scandinaviërs ‘hvaldreper’ (“walvismoordenaar”) is, maar de Noorse student aan wie ik dat in de Blå Rock vraag, ontkent dat. Voor wie het wil weten: walvis smaakt naar rosbief, en rendier doet denken aan paardensteak. Ook Noorse mossels zijn best aan te raden.

Noren zijn gereserveerde mensen, maar worden net als Belgen een pak socialer onder invloed van alcohol, wat tegelijk een cliché bevestigt en ontkracht. Jelka en ik raken in gesprek met twee studenten, Nikolai en zijn jongere protégé van op het platteland wiens naam hij na verloop van tijd zelf niet meer goed kan uitspreken en die ik dus ook onmiddellijk vergeet. Hij is zo dronken dat hij vergeet dat hij in het toilet in slecht Noors met me een gesprek voerde, en klaagt een kwartier later over een “rare kerel uit Bergen of Denemarken” die van Noors op Engels overschakelde omdat hij vast wel zo’n stom accent van het platteland had gehad, niet wetende dat ik die persoon was en ten node Engels moest gebruiken omdat mijn Noors niet meer volstond.

We praten ook met een opgewekt mooi meisje dat ons enkele toeristische tips meegeeft. Op haar t-shirt staat “I <3 Jus”, wat niet gaat over vleessap, maar de rechtenstudie. Tussen neus en lippen: het is inderdaad waar dat Noren knappe mensen zijn. Bovendien zie je ze overal, op gelijk welk uur van de dag, lopen, fietsen en wandelen in sportkleren. Het is allicht het land met de minst dikke mensen dat ik al bezocht heb. Het opgewekte meisje, dat Kristin heet, blijkt ook snus tussen haar bovenlip en tanden verborgen te hebben. Snus is een Zweeds type tabak dat op die manier moet geconsumeerd worden, en veel mensen blijken de voorkeur te geven aan snus boven sigaretten, omdat het de longen niet schaadt. Niettemin vind ik het een vies idee, maar er zijn wel meer vieze dingen afkomstig uit Zweden, zoals surströming (rotte vis in blik) en Herman Van Molle.

Een ander cliché is dat alcohol in Noorwegen, net als alles eigenlijk, ontzettend duur is. De prijzen liggen inderdaad hoog, en zeker voor drank. Nikolai legt uit dat de meeste mensen daarom thuis dronken worden en daarna uitgaan, in plaats van al om tien uur ’s avonds buiten te komen. Hier kunnen ze zich dat permitteren, want rond dat tijdstip is het nog helder genoeg om een boek te lezen zonder kunstlicht. Intussen zijn Jelka en ik de dansvloer gaan veroveren. De DJ draait plaat na plaat met een gezicht alsof hij op een begrafenis aanwezig is.

Tegen halfvier ’s nachts zijn we terug op het hotel en wordt de lucht in het oosten al helderder. De middernachtzon is al voorbij en de periode van het poollicht moet nog komen, maar je merkt waarom deze stad zo scheef aanvoelt. Er is nog overal volk op straat – feestjes van een nieuw ingezet academiejaar.

Verder naar deel drie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten