Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 11 februari 2018

Raar

Soms zie ik er tegenop, tegen al dat geschrijf. Niet omdat ik gebrek heb aan inspiratie (dat is vrij zeldzaam) of omdat ik me er niet kan toe brengen om letters op papier te zetten. Ook niet, uiteindelijk, uit schrik dat het eindproduct slecht zal zijn. Maar omdat ik het hele gedoe zo vermoeiend vind van bij elke nieuwe tekst die ik publiceer, met het lepeltje tegen de champagnefluit te tikken om de aandacht te vragen. Er zijn al zo veel dingen die de aandacht van mensen vragen. En toch zou ik natuurlijk tegelijk niet schrijven en geen dingen online zetten als ik niet dacht dat er misschien een publiek voor zou bestaan.

En soms is dat schrijven een oefening in de bruutheid tegenover je eigen vooroordelen, misstappen en minder prettige kanten. Ik zat vandaag op de bus te lezen over winkelcentra en hoe hun architectuur iets religieus heeft, hoe die constant inspelen op onze meest basale verlangens en driften om hun waar te slijten, en ik denk dan "dat gevoel heb ik nog nooit gehad". Niet dat ik ascetisch leef, maar naakt materialisme is me vreemd. Als kind kon ik gelukkig worden van nieuw speelgoed te kopen met m'n eigen spaarcentjes, maar ik kon even blij zijn als ik met m'n broers samenlegde om tweedehands iets te kopen dat nieuw voor ons te duur zou geweest zijn. "Zo zijn wij opgevoed, toch," zegt broer Roman even later als we door de straat wandelen. Ja, dat is waar. En wij zijn raar.

Eén van mijn heilige motto's is niet te nemen wat me niet vrijelijk gegeven werd. Maar niet alleen is mijn herinnering aan die waarde van in m'n jeugd vertekend (ik stal namelijk ooit wel snoep bij de lokale kruidenier en heb ook ooit speelgoedautootjes gepikt van een speelkameraadje), die te heilig willen doorvoeren als volwassene is soms nadelig. Ik moet nog altijd even slikken als ik in een sollicitatie mijn looneis moet opbiechten. Ik voel me nog altijd een hondenlul als ik weer een pakketje teksten stuur naar een uitgever. Dit is niet het gevolg van een lage eigenwaarde, maar meer dat ik geen zin heb om anderen iets op te leggen, en dat ik gewoon wil dat iedereen me kan accepteren op zijn of haar eigen termen.

"Dat is nog zoiets," zeg ik dan tegen Roman, "ik ben er eindelijk achter waarom Sofia zo'n impact op me had, naast het feit dat ze zo ontzettend mooi was. Ze accepteerde mij. Wij accepteerden elkaar, donkere vlekken, dubieuze voorgeschiedenissen en alles. In het jaar dat we optrokken, hadden we natuurlijk wel eens een meningsverschil, maar niets aan haar was wreed, in niets wilde ze me veranderen of ombuigen, of sprak er minachting tegenover mij."
"Ze was wel tamelijk egoïstisch," zegt Roman nuchter.
"Dat is waar. Maar misschien vond ik dat minder erg dan in een soort hamsterwiel te zitten van voortdurende evaluatie."
En daar steekt de waarheid weer de kop op, vanuit de strooisneeuw en de snoeiharde wind op straat: ik doe dat zelf ook natuurlijk. Evalueren, quoteren, beoordelen. Zoals toen ik daarnet zo boos was op die man die niet door had dat het zijn fout was dat de tramdeuren niet dicht gingen. Misschien was hij gewoon één moment onoplettend, verzonken in gedachten over zijn zwaar zieke vrouw.

Een schrijvende heilige ben ik zeker niet. Ik vind applaus geweldig. Of nog geweldiger dat ik iemand kan doen veranderen van perspectief. Valse bescheidenheid siert niet. Of, zoals mijn doopmeter ooit tegen m'n moeder zei terwijl ze samen in hun ouderlijke serre plantjes aan het potten waren: "Ja maar, Anton moet zich ook zeker niet dommer voordoen dan hij is, of wel?" Ik was toen een uk van 8 en mijn misplaatste arrogantie had de juf vertoornd. Die juf ging vorig jaar op pensioen. Ik heb haar een kaartje geschreven waarin ik zei dat ik het wellicht verdiend had, die keer dat ze haar balpen naar me had gegooid, maar dat ik desondanks toch een vrij productief lid van de samenleving ben geworden. Volgens haar dochters heeft ze enorm gelachen met het kaartje.

Je moet ergens toch een kern van onverzettelijkheid bewaren, hoe goed je het ook meent met de wereld en hoe zeer je graag wil dat de vogeltjes altijd fluiten. Noem het de wil tot macht, de satyagraha, de ataraxia. Roman en ik zijn nu bij hem thuis beland en pakken onze frietjes uit. In het ene aspect gaat disciplinair streven al makkelijker dan het ander. In taal en in schrijven ben ik een ware sherpa die steeds op zoek gaat naar de volgende bergtop. In culinaire verfijning blijf ik rustig ronddobberen in het kinderzwembad. Sofia, Natasja, Emma en de Kims, ik hoor ze het nog zo allemaal zeggen: "Dat moet toch fijn zijn, weten waarin je goed bent? Ik weet niet waarin ik goed ben." Misschien, maar het is ook een wolfsklem. Ik permitteer me slechte gewoontes omdat ik mezelf sus met het idee dat ik in een aantal specifieke gebieden wellicht bekwamer ben dan 99% van mijn tijdsgenoten.

Het sneeuwen buiten is intussen kille motregen geworden. Ik beken dat ik me een beetje onrustig voel. Zo veel ideeën die rondstuiteren tussen de oren, en de toekomst die razendsnel op me afkomt. Vanaf volgende week heb ik weer ergens vast emplooi. Ook in de drie maanden theoretische werkloosheid heb ik het best druk gehad met mijn bijberoep. Ik hoop telkens dat ik het goed doe. Had ik niet diep vanbinnen dat rotsblok in m'n hart gehad, dan was na m'n ontslag m'n zelfvertrouwen mogelijk volledig gekelderd, al moet ik daar nu ook niet heroïsch over doen. Ik heb hulp van medicatie. Ik zou 2018 graag eindigen zonder medicatie (en liefst ook met een herstelde potentie). En ook met meer en geslaagde teksten, waarvan ik ofwel minder schroom heb ze te promoten, of waarvan het publiek - die schimmige, anonieme hydra - ze meer vanzelf ontdekt.

Waar ik wel al een tijd vrede mee heb, is dat ik anders ben. Ja, iedereen is anders en vreemd en idiosyncratisch en wat je ook kan lezen in de boeken van piemelhoofd Alain de Botton, maar ik bedoel anders als in oneigentijds. De fantasiewereld van de Nieuwe Rechtse Politieke Correctheid staat even ver van me af als het Smurfendorp. 'Temptation Island' vind ik vooral een deerniswekkende parade van inhoudsloze platitudes en uitlach-tv, waarbij iedereen zogezegd de grap volledig mee beleeft maar het in feite niet anders is dan de lokale debiel die zich lachend op volkskermissen de pleuris liet meppen. Aan ersatz-spiritualiteit heb ik een broertje dood (live, laugh, love!) en de meeste zogezegde comedians vind ik pijnlijk ongrappig. Maar ach, ik eet graag frietjes met Roman. Toch iets waar ik een volkse jongen in kan zijn.

Niet dat ik per se wil toetreden tot het volk. Als je je kritisch opstelt buiten de gangbare parameters van het 'debat' - tussen aanhalingstekens want wat voor debat moet doorgaan in de media is om in je broek bij te kakken qua kwaliteit - dan ben je automatisch raar. Daar ben ik niet trots op en ik voel me er ook geen speciaal sneeuwvlokje bij. Het is wat het is. Roman ruimt intussen de koude frieten op en ik ga naar zijn binnenkoertje om een sigaret te roken in de motregen. Ten huize Roman mag er niet gerookt worden. Hij is meer een asceet dan ik, en dat bewonder ik ergens wel. Hij looft dan wel regelmatig mijn kennis, maar wat is kennis als je ergens ligt te creperen in een ziekenhuis, met als nalatenschap zeven onuitgegeven boeken en zes gratis op het internet gepleurde titels? Ik ben er alleszins op bedacht, want mijn testament staat al klaar op de externe HD. Geen prefab-uitvaart voor deze meneer, met een pastoor die me nooit gekend heeft en die staat te lullen over een God waar ik niet in geloof, woordvoerder van een instituut dat het beste zou weggesast worden door de wc van de geschiedenis.

Roman staat in het deurgat terwijl ik over het één en ander sta te badineren in de regen. Hij lacht me graag en vaak uit, en ik doe dan steeds alsof ik daarover verontwaardigd ben. Maar ik weet wel dat er iets inherent komisch aan me is, zoals aan de meeste brompotten of hobbyschrijvers die meer dan 20 jaar hebben gespendeerd aan een sf-cyclus schrijven. Je moet jezelf relativeren of anders ga je kapot aan je eigen verwaandheid. Even later bedank ik Roman voor het gezelschap bij het eten en stap ik richting tram, al lezend. Ik mag mijn zegeningen tellen. Ik leef niet in abjecte armoede of heb geen zware handicap. Ik ben wit en man. En hetero. En ik veronderstel dat ik blij zou moeten zijn dat zo veel anderen niet voorbij de mijlpaal zijn geraakt van verder studeren of een carrière vinden die bij hen past. Maar moet ik daar blij mee zijn? Streven naar uitmuntendheid is vooral beseffen hoe veel andere bergtoppen er nog te beklimmen zijn.

Met zijn kenmerkende grimmige humor zei m'n andere broer, Matthias, ooit: "het is niet genoeg dat ik slaag - anderen moeten falen." Ik deel die opvatting niet. Ik wil slagen en dat is alles wat telt. Ook al is dat excelleren in oneigentijds zijn, mededogend of denkend. En ik zou willen dat alle mensen van goede wil kunnen slagen of uitblinken, niet het ratjetoe dat ons regeert en dicteert, niet de Batavus Droogstoppels en de Pralinsky's van deze tijden. Laat het maar eens aan de mensen die raar zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten