Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 20 april 2018

Het discours langs het kanaal

Meditatie is goed voor mij, of mindfulness, als je het zo wil noemen, als je schrik hebt om over te komen als iemand die indigo aura's kan waarnemen en bomen hoort praten. Mijn mediatie gebeurt best 's avonds laat, op wandelingen waar ik niemand tegenkom. Ik wandel bewust traag langs de Brugse Vaart. Op regelmatige afstand schommelen de oranje reflecties van de straatlampen aan de overkant in het donkere water. Geen maan en geen wolken om boven elkaar over de rivier te schuiven, noch een boot op de rivier onder de wolken en maan. Alleen bewegingsloos riet en slanke waterkantstruiken. Hier en daar een v-vormig vorenspoor van een avondlijke eend, net als ik meditatief drijvend naar het imaginaire noorden.

Het hoofd koelt af en wordt langzamer leger om terug helderheid te kunnen vinden. Datzelfde hoofd zit vervat in de schaduw die mijn stappen voorafgaat op het fietspad. Ik denk aan het circus dat gisteren vertrok uit m'n buurt - een echt circus, zo'n anachronistisch geval met een rood- en geelgestreepte grote tent, wilde dieren en heel veel kleuters. De kleuters waren de bezoekers, natuurlijk, voor de goede verstaander. Toch is het nog maar 60 jaar geleden dat we het tentoonstellen van mensen ter vermaak van de massa achter ons hebben gelaten. Expo '58 in Brussel: uitgelaten Belgen gooiden bananen naar Congolezen in een nagemaakt Congolees dorp. Het is bijna ondenkbaar dat dit gebeurde in het jaar waar mijn eigen vader werd geboren.

"Maar Anton," zullen sommige mensen zeggen, "waarom dat witte schuldgevoel? Wij hebben die mensen toch niet tentoon gesteld?" Dat is juist, maar daarmee gaan we vlot voorbij aan het feit dat onze welvaart geaccumuleerd is door onder andere ongeveer 75 jaar lang een stuk van Afrika uit te buiten en dat wij daar indirect nog steeds van kunnen genieten. En zelfs vandaag is het voor bepaalde segmenten in de maatschappij te veel gevraagd om iemand met een andere kleur of een andere kledingstijl te zien als medemens in plaats van een wandelend stereotype.

Een auto rijdt langs, een "éénoog", met één koplamp die veel feller schijnt dan de andere. Autolampen staan vaak te fel, vind ik. Ik kijk dan maar naar boven en zie de sterren. Als kind kon ik eindeloos vanuit m'n bed door de open gordijnen 's nachts naar de sterrenhemel staren en me afvragen wat er gebeurde om al die verre, verre hemellichamen. Deel kunnen zijn van zoiets enorms en uitgebreids gaf me een gevoel van diepe voldoening en rust, je zou het zelfd een kinderlijke vorm van transcendentie kunnen noemen. Hetzelfde dat ik innerlijk ervaar bij muziek die de snaren van mijn geest weet te bespelen, of met traag oscillerende continue baslijnen een bad geeft om in weg te zakken, een woordeloos gesprek dat vanbinnen plaatsvindt.

Ik blijf even staan en tuur naar de overkant, waar de N9 als een goede oude chaussée nog loopt tot in Eeklo, na een lange reis vanuit Brussel. Ik weet dat omdat een dierbare Brusselse op een steenworp woonde van de Gentsesteenweg, het begin van de N9 in Brussel. Zo leek het alsof er op een bizarre manier, als draden tussen twee lege groentenblikken, toch een directe lijn was tussen ons in. Er is weinig verkeer op de N9, nu. Baanrestaurants en supermarkten zijn dicht, en daar voorbij doemen de contouren op van moderne woonblokken. Ik herinner me nachtmerries als kind, waar ik me 's nachts alleen bevond op uitgestrekte weides en meersen, zo plat als een pannenkoek, met slechts in de verte de skeletale silhouetten van winterse populieren die nauwelijks afgetekend waren in de aardedonkere nacht. Het nadeel van een donker bos 's nachts is dat je kan verrast worden door onverhoeds gevaar. Het nadeel van een open vlakte is erger: je bent je elke seconde bewust van het noodlot dat nadert en je weet dat je nergens heen kan.

Naar analogie met mijn jongensnachtmerries is slecht nieuws het slechtste als het zich al lang aangediend heeft. Een verrassing brengt tenminste een onmiddellijke reactie in het geweer. Zoals toen Donald Trump verkozen werd, en ik een dag later al dacht, rokend aan de poorten van mijn toenmalige werkgever: "mijn overgrootouders hebben veel erger overleefd, en als zij dat konden, dan kan ik dat ook." Moed is een moment. Maar moed kan afbrokkelen door gestage belaging. En al te vaak lijken het waarheden zelf die onder vuur liggen. Taal wordt mismeesterd door de machtigen van de wereld om wol over ieders ogen te trekken. Russische spin die met de dag absurder wordt. De zogezegde pipi-tapes van Trump. De meeslepende toespraken van Macron, die snel hol aanvoelen.

Ik wandel, alweer als enige wandelaar een zijstraat in met discrete villa's die allemaal voortuinen hebben. Even sta ik stil bij een huis dat met de zijgevel naar de straat gewend staat en waar op de bovenverdieping een gordijnloos venster openstaat. In de kamer - zo te zien de kamer van een jongere of een student - is het licht aan maar er is geen geluid noch beweging. Ik kijk terug naar de sterren en dan terug naar het huis, en hoop dat iedereen er zich goed voelt, zich geliefd weet. In één woord thuis is. "Een dak boven je hoofd" wordt vaak gedachteloos opgelijst als één van de menselijke basisbehoeften, maar het is meer dan enkel een plek te hebben uit te regen. Het huis is waar het zelf zichzelf kan voelen. Waar soms de muren op ons af komen, of ze even goed kunnen dienen om wat daarbuiten op ons loert te weren.

Intussen ben ik terug in m'n eigen straat, maar ik wandel aan de overkant. Stilletjes hebben er zich al kermiswagens geparkeerd. De kermis is hier de opvolger van het circus. In het midden van de wei is er nog een lege plek voor waar de paardenmolen moet komen, goddank zonder echte paarden of pony's. Paarden zijn curieuze dieren. Zoals een vriendin ooit zei toen ik zei dat ik in het daten vrouwen die te veel met paarden bezig zijn vermijd: "tja, dat is het met paarden hé, ofwel doet het je niets, ofwel ben je compleet geobsedeerd". Ook de botsauto's (vroeger in mijn dorp "boksauto's" genoemd, wat dichter tegen de feiten zat) zijn er nog niet.

Een vroegere vriend gebruikte vaak het woord "discours". Als historicus hoorde dat bij één van zijn beroepsmisvormingen. Ik wist aanvankelijk ook niet erg goed wat er mee bedoeld werd, maar naderhand ging het mij dagen. En het is jammer dat we in het herkennen van terugkerende discursieve elementen in het alledaagse niet beter zijn. Cultuurpessimisten laken soms dat we de voeling kwijt zijn met de grote verhalen die een dak van het denken konden bieden aan een hele maatschappij, maar mij lijkt dat een te rooskleurige visie. De mensen wisten van niet beter en wie er anders over dacht eindigde op de brandstapel. Bovendien waren er toen al mensen voor wie in het grote verhaal geen plaats was ingeruimd. Op de meeste vlakken doen we het beter dan toen. Maar vooruitgang betekent vooral ook beseffen wat voor gigantische berg we nog te beklimmen hebben.

Aan de poorten van mijn basiskamp dampt er iets als rust van me af. De gedachten lijken er zich bij neergelegd te hebben dat het niet grootser gaat worden dan dit. Toch niet nu. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten