Hoe het gaat? Redelijk goed.
Alleen weet ik soms niet meer waar mijn hoofd werkelijk is. Het lijkt alsof
jaar na jaar de kloof tussen de binnen- en de buitenwereld aan het toenemen is,
niet enkel door het verbrokkelen van iets als een basisconsensus over dit
universum, maar ook door de langzame implosie van de wil. De wil om buiten te
komen en het onbekende tegemoet te gaan. De wil om nog veel aan het papier toe
te vertrouwen. De wil om met mentale ijzerdraad alle disparate deeltjes van die
zwerm die zich ‘zelf’ noemt, samen te binden.
En ik besef dat ik hier al eerder
ben geweest, niet gek lang voor ik in 2013 crashte en geen idee had vanuit
welke dieptes ik zat te roepen. Is dat nu wel beseffen dan zo veel beter. Ik
zei laatst nog tegen een vriendin dat ik liever in een rolstoel zou zitten dan
dement zou zijn, tot ik mezelf verbeterde en zei dat het enige wat je had aan
met je volle mentale kracht in een rolstoel zitten, haarscherp inzien hoe
moeilijk je situatie is.
Hoe het gaat? Ik mag niet klagen.
Ik kan een olijk lijstje opmaken van de dingen die lopen zoals ze horen, zoals
werk en huisdier en mezelf voeden en mijn nagels knippen. Maar waar zijn de
avonden heen dat ik lang kon baden in het gezelschap van vrienden die nog niet
gebonden waren aan jonge gezinnen of zich opmaakten voor de volgende citytrip,
de volgende mijlpaal in hun carrière? Zijn we allemaal beginnen vertragen in
een pak instant-behangerspap of hoe zit dat hier? Het is niet alsof ik veel
beter ben, trouwens. Ik kijk er ook op café dikwijls al naar uit naar huis te
kunnen gaan – en om wat te doen eigenlijk? Op Netflix te zitten, een bad te
nemen en naar porno te kijken.
Hoe het gaat? Wel, ik breng
mensen vaak aan het lachen. Vandaag ontdekte ik dat sommige Middeleeuwers
diarree “dappere kak” noemden. Mijn woordtrouvailles zijn talrijker dan ooit en
meer dan ooit haat ik sentimentele woordenbrij van taalvervuilers die niet
verder komen dan clichés als “rijmen en dichten zonder uw gat op te lichten”,
hun kwisploegje “kwistet” noemden of – het ergste van allemaal – de nood voelen
om hun eigen genialiteit uit te leggen. Als je je genie moet uitleggen, ben je
wellicht geen genie maar een pretentieuze flapdrol.
Hoe het gaat? Het spleen is goed
en wel in leven, welig tierend in de verzen en volzinnen van mijn binnenwereld,
die allengs meer gaan lijken is op een groencontainer dan op een
biomassacentrale.
Onlangs stuurde mijn moeder mij
een mail om me te zeggen dat ze mijn gedurige stroom humor over scatologische
onderwerpen en nazi’s eigenlijk niet meer grappig vindt. Ik vraag me af wat
daar het minst geloofwaardige aan is. Dat je eigen moeder je daarover mailt, of
dat er ooit een dag komt dat je niet meer kan lachen met nazi’s.
Hoe het gaat? Sinds ik veel
minder drink, zie ik er beter uit en heb ik meer energie. Als ik dan toch nog
eens de tuit aan de lippen zet, verstuur ik ’s nachts tragische berichten of
hou ik mezelf vast om door een kletterend stormweer te komen dat me altijd weer
langs dezelfde jachtpaden stuurt. Als een gedoemd subatomair deeltje of een
rondvliegend stuk steen in het zonnestelsel. Ziedaar de versteende mens, te traag
wordend, zelfs verkrampt in zijn kramp.
Of het wel gaat? Vraag dat eens
aan mijn onvermogen om die vraag ten gronde te beantwoorden. Vraag het eens aan
die treurige vista’s die elke ochtend lager bij de grond lijken te hangen.
Soms zou ik ergens iemand willen
aanklampen en die dooreen rammelen, vragen of die wel helemaal beseft wat voor
een waanzin elke dag over ons uitgekieperd wordt. De leugens, de propaganda, de
nette mensen die dat proberen te duiden maar even onmachtig zijn als een kunstcriticus
die een doodgereden koe moet analyseren. Maar ook ik blijf rustig in mijn
rijvak. Liever dat dan de witte jassen of de blauwe zwaailichten.
Soms lijkt het alsof mijn schedel
te klein is voor al die gedachten en gevoelens die er voortdurend doorheen
stromen, alsof mijn hoofd een trechter is met een veel te nauwe pisbuis. Elk
moment en elke dag vervliegt er inspiratie en de 1% die ik ervan kan omzetten
in letters, woorden en zinnen is al goud waard. Misschien nog niet de helft
daarvan vind ik écht goud waard. Mogelijk is het niet terecht om dat te zeggen
in een wereld waar veel mensen maar wat taal in het rond braken zonder enig
gevoel voor kwaliteit. Maar maakt dat mijn rekening?
Het is niet omdat de
overweldigende meerderheid van de mensheid niet kan dansen, dat goede dansers
niet moeten blijven streven naar excellentie. En daar zit die zieke kern:
moeten. In theorie moet ik niets buiten belastingen en huur betalen. Weinig
mensen zouden het me kwalijk nemen als ik de pen zou opbergen en me zou wijden
aan het loutere dagelijkse leven. Misschien vind ik dat nog het ergste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten