Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 9 juli 2019

Antropolieten


Hoe het gaat? Redelijk goed. Alleen weet ik soms niet meer waar mijn hoofd werkelijk is. Het lijkt alsof jaar na jaar de kloof tussen de binnen- en de buitenwereld aan het toenemen is, niet enkel door het verbrokkelen van iets als een basisconsensus over dit universum, maar ook door de langzame implosie van de wil. De wil om buiten te komen en het onbekende tegemoet te gaan. De wil om nog veel aan het papier toe te vertrouwen. De wil om met mentale ijzerdraad alle disparate deeltjes van die zwerm die zich ‘zelf’ noemt, samen te binden.

En ik besef dat ik hier al eerder ben geweest, niet gek lang voor ik in 2013 crashte en geen idee had vanuit welke dieptes ik zat te roepen. Is dat nu wel beseffen dan zo veel beter. Ik zei laatst nog tegen een vriendin dat ik liever in een rolstoel zou zitten dan dement zou zijn, tot ik mezelf verbeterde en zei dat het enige wat je had aan met je volle mentale kracht in een rolstoel zitten, haarscherp inzien hoe moeilijk je situatie is.

Hoe het gaat? Ik mag niet klagen. Ik kan een olijk lijstje opmaken van de dingen die lopen zoals ze horen, zoals werk en huisdier en mezelf voeden en mijn nagels knippen. Maar waar zijn de avonden heen dat ik lang kon baden in het gezelschap van vrienden die nog niet gebonden waren aan jonge gezinnen of zich opmaakten voor de volgende citytrip, de volgende mijlpaal in hun carrière? Zijn we allemaal beginnen vertragen in een pak instant-behangerspap of hoe zit dat hier? Het is niet alsof ik veel beter ben, trouwens. Ik kijk er ook op café dikwijls al naar uit naar huis te kunnen gaan – en om wat te doen eigenlijk? Op Netflix te zitten, een bad te nemen en naar porno te kijken.

Hoe het gaat? Wel, ik breng mensen vaak aan het lachen. Vandaag ontdekte ik dat sommige Middeleeuwers diarree “dappere kak” noemden. Mijn woordtrouvailles zijn talrijker dan ooit en meer dan ooit haat ik sentimentele woordenbrij van taalvervuilers die niet verder komen dan clichés als “rijmen en dichten zonder uw gat op te lichten”, hun kwisploegje “kwistet” noemden of – het ergste van allemaal – de nood voelen om hun eigen genialiteit uit te leggen. Als je je genie moet uitleggen, ben je wellicht geen genie maar een pretentieuze flapdrol.

Hoe het gaat? Het spleen is goed en wel in leven, welig tierend in de verzen en volzinnen van mijn binnenwereld, die allengs meer gaan lijken is op een groencontainer dan op een biomassacentrale.

Onlangs stuurde mijn moeder mij een mail om me te zeggen dat ze mijn gedurige stroom humor over scatologische onderwerpen en nazi’s eigenlijk niet meer grappig vindt. Ik vraag me af wat daar het minst geloofwaardige aan is. Dat je eigen moeder je daarover mailt, of dat er ooit een dag komt dat je niet meer kan lachen met nazi’s.

Hoe het gaat? Sinds ik veel minder drink, zie ik er beter uit en heb ik meer energie. Als ik dan toch nog eens de tuit aan de lippen zet, verstuur ik ’s nachts tragische berichten of hou ik mezelf vast om door een kletterend stormweer te komen dat me altijd weer langs dezelfde jachtpaden stuurt. Als een gedoemd subatomair deeltje of een rondvliegend stuk steen in het zonnestelsel. Ziedaar de versteende mens, te traag wordend, zelfs verkrampt in zijn kramp.

Of het wel gaat? Vraag dat eens aan mijn onvermogen om die vraag ten gronde te beantwoorden. Vraag het eens aan die treurige vista’s die elke ochtend lager bij de grond lijken te hangen.

Soms zou ik ergens iemand willen aanklampen en die dooreen rammelen, vragen of die wel helemaal beseft wat voor een waanzin elke dag over ons uitgekieperd wordt. De leugens, de propaganda, de nette mensen die dat proberen te duiden maar even onmachtig zijn als een kunstcriticus die een doodgereden koe moet analyseren. Maar ook ik blijf rustig in mijn rijvak. Liever dat dan de witte jassen of de blauwe zwaailichten.

Soms lijkt het alsof mijn schedel te klein is voor al die gedachten en gevoelens die er voortdurend doorheen stromen, alsof mijn hoofd een trechter is met een veel te nauwe pisbuis. Elk moment en elke dag vervliegt er inspiratie en de 1% die ik ervan kan omzetten in letters, woorden en zinnen is al goud waard. Misschien nog niet de helft daarvan vind ik écht goud waard. Mogelijk is het niet terecht om dat te zeggen in een wereld waar veel mensen maar wat taal in het rond braken zonder enig gevoel voor kwaliteit. Maar maakt dat mijn rekening?

Het is niet omdat de overweldigende meerderheid van de mensheid niet kan dansen, dat goede dansers niet moeten blijven streven naar excellentie. En daar zit die zieke kern: moeten. In theorie moet ik niets buiten belastingen en huur betalen. Weinig mensen zouden het me kwalijk nemen als ik de pen zou opbergen en me zou wijden aan het loutere dagelijkse leven. Misschien vind ik dat nog het ergste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten