Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de afdeling columns en microstories daarvan. In 2017 bracht ik 'In de vorm van een vogel' uit, een bundeling van de beste 99 teksten van dit genre tot op dat punt, netjes geredigeerd en per seizoen geordend. Je kan die antologie gratis downloaden als je Patron wordt. De weg een beetje kwijt? Mijn eigenlijke website, die ook 'Onklare taal' heet, verwelkomt je.

maandag 16 december 2024

Wat als ik nu eens geen goesting heb?

Het jaareinde nadert en dat nodigt uit tot omkijken, dus doe ik dat niet. Vooruitkijken is al weinig verheffender, met de wereld die is wat ze is. Je had die zinnen vast ook kunnen schrijven in 1523, 523 en 3523 voor Christus en ze waren even waar geweest. Wel heb ik een gedicht geschreven vandaag, dat ik volgens de regels van de kunst zou moeten promoten met een afbeelding, een video, een reel of een bijbehorende rake opmerking die zou zorgen voor meer engagement, oogbollen en kliks, maar wat ik daar nu gewoon geen goesting in heb? Het is een lange dag geweest. Ik zat vandaag in Oostende bij een ex-klant die hopelijk opnieuw klant wil worden bij ons en zowel voordien als nadien op de trein. Vooral de heenrit was weer een volkskermis van debielen, met achter me een dikke bierdrinker met een zware adem, die na zijn pint snurkend in slaap viel.

Ik heb vast ook al gesnurkt op de trein. Maar nog nooit een trein binnengestapt met een blik bier, en al helemaal niet 's voormiddags. Die man zal een triest verhaal hebben, daar twijfel ik niet aan, maar ik heb er geen zin in dat hij mijn eigen trieste verhaal nog triester komt maken. Helaas, zoals de beroemde filosoof Pennywise de Dansende Clown zegt: "we all float down here." Als je goed kijkt, kun je hem ook vinden op het schilderij 'De school van Athene', tussen de bedenker van het vulgarisme, Testikles, en de eerste man die ooit protesteerde tegen het beleid van de Griekse stadstaat door de Areopagus in te smeren met fecaliën, genaamd Koprophagos. Je ziet, het is alweer een dag vol bedenkingen van een ongekend niveau waar enkel markies de Sade mee zou hebben gelachen.

Het eerder vermelde gedicht was me al in fragmenten komen aanwaaien op de fiets naar het station en broeide verder op de fietstocht naar huis. De laatste weken lees ik veel en schrijf ik weinig. Overal knabbelt er wel iets aan die rattenkop van me dat me het schrijven verhindert, en ik heb niet eens kinderen, tenzij rosse Reginald meetelt. Het arme dier zat gisteren verloren voor het balkonvenster te kijken naar de kerstboom, die ik verplaatst had naar de andere kant dat venster. De dagen ervoor was hij er al in geslaagd vijf (!) kerstballen van de boom te lichten en die te gebruiken als zijn nieuw speelgoed. Hij was tevens in de plastic naalden beginnen bijten, terwijl ik er vrij zeker van ben dat katten geen plastic verteren (of lusten). Soms heb ik medelijden met hem, opgescheept als hij is met een dichter als baasje, gehuisvest op een appartement met twee slaapkamers (we delen één slaapkamer) zonder tuintje. Maar ja, zo zal hij tenminste niet vergiftigd worden door een dierenbeul of aangetikt worden door een auto.

Tegen dat ik de eindmeet haal van het jaar, zal ik net als het jaar ervoor 20 boeken hebben gelezen. Ik moet daar altijd aan denken als ik door de Humo's blader in december, met die schier onuitputtelijke eindejaarslijstjes van BV's, die kennelijk allemaal de tijd vinden om zich aan Belangrijke Literatuur te wijden. Welke mens gelooft dat pakweg Constant T.V. Hoofdt, bekend van lichte entertainmentshows, werkelijk naar de opera geweest is, een turf van 800 bladzijden heeft gelezen en geboeid heeft zitten kijken naar de nieuwst bejubelde film uit de Olijfboomcinema? Niet dat ik lach met mensen die dat allemaal doen, integendeel, maar het is een beetje potsierlijk allemaal.

Potsierlijke boeken! Een vriend kwam er hier recent nog een tas dumpen. Ondanks mijn ongeloof over sommige titels, die zo niche zijn dat ik ze niet zou geloven als iemand me over zou hebben verteld - geen reëel voorbeeld, maar iets als 'Die Geschichte der Masturbation im 16. Jahrhundert in der Markgrafschaft Meißen' - weet ik heel zeker dat die vriend ze allemaal gelezen heeft. Wat een man. Intussen doe ik wat afwas, vul ik een vaatwassertje en gun ik Reginald wat speeltijd. Om de één of andere reden houdt hij ervan als ik hem achtervolg door het appartement. Met tussenpozen laat hij zich dan vallen en aaien. Ook dieren zijn personen, nietwaar. Maar Reginald heeft geen gedicht geschreven en ik wel. En net als Reginald heb ik geen goesting om het te promoten. 

donderdag 7 november 2024

De levens van anderen

De hemel is al de hele dag loodgrijs en begint te verzwaren en verzwarten terwijl ik wacht op de trein. Ik rook een sigaret, wat hier niet mag, maar goddank zegt niemand er iets over. Het is twee dagen na wat misschien wel de meest noodlottige verkiezing zal blijken in de wereld na 1933 en ik ben al twee dagen in hopeloze vrije val. Ik maak me geen zorgen over wat de komende jaren allemaal gaat gebeuren, want dat staat als een paal boven water: we zullen nog maar eens een ongeziene cascade van goorheid over de wereld zien uitgutsen vanuit het Oranje Huis. Ik maak me zorgen over waar ik de hoop kan vinden om dit allemaal te overleven – om dit zelfs te willen overleven. Het heeft geen zin dat ik alles opsom, maar als je werkelijk denkt dat het allemaal zal meevallen, dan ben je zo hersendood als Rik Torfs. Elke weg terug naar een Westen als te bewonderend baken van democratie, vrijheid en gelijkheid zal lopen over immense pijn en in veel gevallen gewelddadigheid, en zelfs dan is niet zeker dat we tijdens ons leven dat pad terug zullen inslaan.

De voorbije twee dagen heb ik van gedachten gewisseld met vrienden, broers, collega’s. Ik wil hen niet mee onder water sleuren maar ik ga ook niet doen alsof ik al die dingen die ik zojuist heb gezegd, niet denk. Het toeval wil trouwens dat ik een nieuwe bundeling van columns en wat we maar dagboekfragmenten zullen noemen, aan het samenstellen ben terwijl ik tegelijk de eerste – ‘In de vorm van een vogel’ – nog eens herlees. Melancholisch ben ik altijd al geweest, maar de lichte toets die er nog was in de periode tussen 2008 en 2016 is niet meer dan een vage suggestie geworden in de periode tussen 2017 en nu. Ik lees veel woede, tegenover steeds dezelfde charlatans – ook lokaal. En met de fatale herverkiezing van die laffe baby van een 100 kilo rotte eieren in een te groot kostuum is er iets geknapt. Ik heb beseft dat mijn woede niets uitmaakt. Ook lokaal niet.

Het is druk op de trein en willens nillens volg ik enkele conversaties mee. Bijna iedereen heeft het erover. Ik heb bewust analyses in de media gemeden en heb me uitgeschreven bij enkele YouTube-kanalen die hedendaagse geopolitiek coveren. Nu ben ik verplicht ze toch bij te wonen, met dank aan mijn goedbedoelende medemens. Maar elke analyse die niet naar de kern van de necrose gaat is hooguit “interessant” en op zijn slechts even steekhoudend als Percival Lowell die in de 19de eeuw kanalen meende te zien op Mars maar in realiteit wellicht met zijn peperdure telescoop in een spiegelbeeld van zijn eigen oogbol aan het kijken was. De kern is: zolang we de toegang van de big business tot de politiek niet beteugelen, blijft de fabeltjesfuik intact en blijft de pijplijn van elke centristische en centrumrechtse beweging naar fascisme overuren draaien. Miljardairs en enorme multinationals willen hun macht en vermogen indien niet behouden, nog vergroten, en dat gaat altijd ten koste gaan van anderen. Omdat op dat principe gebaseerde politieke recepten ofwel enorm impopulair zijn, ofwel boerenbedrog à la Reagonomics, wordt er gesteund op diverse schakeringen van fascisme en moeten de mensen die je aan het bestelen bent geloven dat hun problemen de schuld zijn van iemand anders – of op z’n minst geloven dat ze hun woede mogen koelen op die ander, die ze eigenlijk toch al haatten. 

Ik ga niet herhalen hoe onnozel ik de meeste andere analyses vind. Ook die van mijn medepassagiers. Ze proberen uiteindelijk net als ik ook maar hun best te doen hier een touw aan vast te knopen en ze zitten tenminste vanavond niet in een praatprogramma hun ideeën af te doen als genuanceerde, weloverwogen theses. Maar weet je wat het is? Ik moet denken aan ‘Cloud Atlas’ (als je die nog niet hebt gelezen: doen), zeker nu het volledig donker is geworden buiten, op verspreide lichten na van hoge kantoorgebouwen. Op het einde breekt tegelijk het eerste en laatste hoofdpersonage een lans voor menselijkheid als daad van verzet, zelfs tegenover schier eindeloze, duistere golven van geweld, haat en leugenachtigheid die misschien ooit wel de mensheid zelf zullen verdoemen. Het zijn juist die daden van verzet die ooit kunnen ontkiemen tot iets dat echt de moeite waard is, en er zullen steeds mensen zijn die die keuze zullen willen maken, ongeacht hoe kansloos ze lijken. Dat is waar menselijkheid om gaat. “Our lives are not our own. We are bound to others, past and present, and by each crime and every kindness, we birth our future.”

In de nachtspiegel van de treinvensters zie ik m’n eigen ogen, verborgen. Ik ben maar één persoon en ik kan het wereldleed niet op mijn schouders nemen, laat staan oplossen. Ik mag mezelf de tijd geven om even niet al het nieuws in me op te nemen over rampspoed, verlies, oorlog en vernedering, dat de komende jaren enkel erger zal worden. Ik kan het leed en de pijn erkennen en tegelijk blijven proberen, zoals ik hoop dat ik dat al heel lang doe, het leven van anderen aan te raken. En dat op een manier dat eens ik opgelost ben in de eindeloze zwarte zee, dat mijn korte bestaan het leven van die anderen blijer heeft gemaakt, vreugdevoller, getrooster, meer gehoord, meer gezien – meer mens. Je mag dat belachelijk vinden, of sentimenteel. Het kan me niet schelen. Dat maakt het de moeite om te overleven, dat ik de liefde die mij gegeven is kan doorgeven aan anderen, zelfs als dat is op de meest bescheiden manieren of in moeilijke omstandigheden. De grimmige uitsmijter is dat wie nu de messen zit te slijpen, zot van eigen glorie, wellicht even ongelukkig en miserabel is als ikzelf. Maar zij zijn bij leven eigenlijk al dood en als ze komen te gaan, van de meest misogyne incel op zijn kamertje tot de grootste tiran, zal niemand hen missen. Zij hebben al verloren.


zondag 20 oktober 2024

Spooky, scary skeletons

Al meer dan een uur weet ik dat mijn telefoon aangeeft dat het rond 16:15 vandaag zal beginnen regenen hier in de buurt. Ik ga dus best naar de krantenwinkel om sigaretten voor die tijd, en toch vertik ik het omdat ik aan het schrijven ben en in een goede flow zit. En trouwens, hoe fantastisch het ook zou lijken voor iemand uit pakweg 1994 dat je telefoon 30 jaar later het weer kan voorspellen, hij zit er net zo goed vaak naast. Niet vandaag, jammer genoeg, merk ik als ik over de straat rol met mijn fiets. Het is enorm druk in de buurt, hoewel ik eigenlijk niet in een heel drukke buurt woon. Het weer is guur en grijs, typisch herfst. Dikke regendruppels. ‘Spooky season’ is begonnen. Verzette ik me 20 jaar geleden nog tegen de sluipende opkomst van Halloween als een Amerikaans Fremdkörper, heb ik het nu toch omarmd. Een bevriende artiest merkte ooit op dat racisten mogelijk toleranter zouden worden als alle feestdagen van alle culturen hier in België betaalde verlofdagen waren. Want op de meest verzuurde workaholics na kan toch niemand iets hebben tegen meer dagen vrijaf?

Vorig jaar was ik op het Halloween-feestje van het werk verkleed als Julius Caesar. Een collega was verkleed als een cocktail en de baas als tovenaar, maar hij zag er meer uit als een dakloze. De cocktail had een prikker die eigenlijk een lightsaber was en hij daagde de baas en mij uit tot een duel op de parking. Ik ging er niet op in en rookte rustig een sigaretje, en de cocktail ontdekte die dag dat de baas extreem competitief was. Naast ons kantoor is er een rendez-voushotel. Gasten die die avond toevallig contemplatief uit hun venster keken in hun post-coïtale meditaties werden getrakteerd op het beeld van een dakloze die een man behangen met bladeren en fluolichtjes de pleuris mepte met een lichtgevende stok op een parking.

Dit jaar valt er een pak minder af te lachen. Deze week kregen 7 collega’s hun ontslag. Ik was één van de mensen die één ervan het slechte nieuws moest brengen. Dat is geen fijne ervaring, maar ik wilde het doen omdat ikzelf die collega grotendeels had aangeworven het jaar voordien. En bovendien was het een ontslag omwille van economische redenen, niet wegens zware fouten of gebrek aan competenties. Niettemin doet je ontslag krijgen altijd pijn. Ik kan het weten want ik ben op 3 van mijn 8 werkplekken zelf ook ontslagen. Het strekt mijn collega’s en ex-collega’s tot eer dat ze me niets verweten hoewel ze die dag logischerwijze concludeerden dat ik al een tijd wist dat het er zat aan te komen, maar het bleef een pijnlijke operatie. Spooky season indeed.

Ik fiets voorbij twee gevaarlijke kruispunten. Er zijn vandaag niet alleen veel auto’s, maar ook veel voetgangers. Niet iedereen let even goed op. Ik zie een familie met winkeltassen waaruit fel gekleurde items piepen. Misschien decoraties of accessoires voor Halloween. Omdat ik van de laatste 15 jaar dat ik in Gent woon 14 jaar op appartementen heb gewoond, heb ik maar één keer trick or treaters aan de deur gehad. Dat waren toen drie meisjes die ik rond de 15 schatte, niet enorm goed verkleed en misschien ook wel wat te oud voor het hele gebeuren, maar ik heb ze toch snoep gegeven. Mijn vermoeden was dat ze gewoon snel snoep en snacks wilden scoren in de buurt, en ik kon er niet eens kwaad voor zijn. Bovendien: geven is leven, nietwaar.

Als het Halloween-feestje nog doorgaat op het werk bij ons, dan is het thema kennelijk jeugdreeksen en cartoons uit de jaren ’90 en ’00. Ik vind dat een aartsmoeilijke opdracht, niet omdat ik niets kan bedenken, maar omdat het betekent dat ik speciaal dingen ga moeten kopen of huren. Ik overweeg om te komen als een Dementor uit Harry Potter, maar gezien wat ik deze week heb moeten doen, is dat misschien een nogal ongelukkige keuze (ik was al op het idee gekomen een maand voordien). Dat hele Potter-verse is natuurlijk ook niet onbesproken door de capriolen van bedenker J.K. Rowling, die één van de boegbeelden is geworden van de Britse anti-transbeweging, voordien bekend als de TERF-beweging (‘trans-exclusionary radical feminists’), maar de F mag je al een tijd lang weglaten nu die groepen zich steeds meer aligneren met extreemrechts. Het doet me denken aan een scène uit ‘The Handmaid’s Tale’ van Margaret Atwood, waar radicale feministen openbaar porno verbranden omdat het objectiverend en dehumaniserend is voor vrouwen, maar mee de weg helpen te bereiden voor het fascistische, Taliban-achtige regime van Gilead dat vrouwen nog veel harder objectiveert en ontmenselijkt, maar op andere manieren. Ze vinden gewoon dat porno foei is en dat niemand, en al zeker vrouwen niet, hoort te genieten van seks.

Seks is ver van mijn gedachten als ik arriveer bij de krantenwinkel, die eigenlijk meer een verkapt gokkantoor is. Het is soms zielig als er voor mij zo’n oudje staat dat maar krasloten en tickets voor kansspelen blijft kopen en het zich eigenlijk nauwelijks kan permitteren. De ouders van een collega baatten een krantenwinkel uit en ze kenden die klanten maar al te goed, maar zelfs als je de ethische keuze maakt en weigert hen te bedienen omdat ze gokverslaafd zijn, gaan ze wel elders. De huidige uitbater is een Aziaat met een vreemd champignon-achtig kapsel, maar het is niet hem die ik in de winkel aantref. Het is een jongere, witte man, maar met net hetzelfde kapsel? Vreemd. Er zijn geen gokkende oudjes in de winkel. Enkel tabaksverslaafde Anton.

Als ik terug thuis ben, opnieuw laverend door wind en verkeer (en de regen), heeft mijn kat Reginald postgevat op de chauffage en kijkt hij door het raam van mijn bureauvertrek de hemel in als een vogelwichelaar. Dat zou zijn voorganger nooit gedaan hebben. Tyr was natuurlijk ook al 8 jaar oud toen hij met mij verhuisde naar dit appartement, Reginald is nu iets meer dan een jaar oud. Tyr was heel sociaal en onbevreesd, Reginald is niet helemaal asociaal maar erg onrustig en angstig. Behalve als hij alleen met mij is. Dan kan hij als een raket door het appartement schieten of luid misbaar komen maken bij mij als hij wil spelen, eten of knuffels wil krijgen. En die krijgt hij meestal van mij. Want geven is leven, nietwaar.

zaterdag 21 september 2024

Niet anders kunnen

De laatste weken denk ik vaak terug aan een nachtmerrie die nu en dan opduikt in het filmfestival van mijn brein: ik ga opnieuw werken bij een werkgever waar ik ooit ontslagen ben en ik weet niet wat ik hoor te doen, of ik begrijp mijn opdracht niet, of ik kan het niet, maar vooralsnog blijft het onontdekt en kan ik doen alsof. Ik lunch mee en zit mee in vergaderingen, maar aldoor is er dat gevoel dat de komedie eerder vroeger dan later zal eindigen in schaamte dan dat ik er in zal slagen bij te benen. Niettemin doe ik dapper verder. Wat ik daar ook voel is afstand. Ik durf mijn geheim niet toevertrouwen aan collega’s, waarvan sommigen me vorige keer al zien gaan hebben en misschien evenmin als ik begrijpen waarom ik daar opnieuw zit. Misschien ervaren sommigen zelfs exact hetzelfde en zwijgen ze om precies dezelfde redenen.

Op veel vlakken sluit het wel aan op mijn reële leven: ik doe maar wat en doe verder tot iemand me tegenhoudt, maar over veel zaken hangt een groot vraagteken dat enkel ik kan zien en voelen. Ik bereid maaltijden op goed geluk, ik doe mijn best instructies van de tandarts op te volgen en probeer mee te gaan in de steeds nogal surreële gesprekken bij mijn kapper, maar het voelt alsof ik mezelf vanop afstand zie en de daden die ik stel of de woorden die uit mijn mond vallen niet helemaal horen bij het wezen dat ergens in de peilloze diepten woont van mijn geest – mijn ware ik, zeg maar, hoewel er niet iets echt bestaat als een zelf.

Hoe anders is het contrast met mijn intellectuele en creatieve leven, waar ik exact het omgekeerde voel en waar ik de zekerheid heb van een ervaren alpinist. Ik weet exact welk woord hoort bij welk concept. Namaakfilosofen en praatjesmakers die grote sier maken in het basiskamp zie ik genadeloos voor de charlatans die ze zijn. Over het paard getilde amateurs zijn maar hanen op een mesthoop, victorie kraaiend op een heuvel terwijl ik omhoog klim tegen kilometers hoge, volledig verticale rotswanden. Voor iemand me verdenkt van snobisme, elitarisme of nietzscheaanse uitspattingen van egotisme: hier zo hoog hangen is ook beseffen hoe nederig mijn positie is. Onlangs nog probeerde ik een theoretische video te snappen over de harde limieten van onze huidige AI-modellen, en ik begreep er erg weinig van. Eén van de enige ware intellectuele deugden is doordrongen zijn van het besef dat er zeer veel is dat je niet weet maar niettemin toch nieuwsgierig blijft. 

Wat beide werelden verenigt is wat hen ook uit elkaar drijft: een al jaren groeiend gevoel van langzame erosie, isolatie, zelfs vervreemding. De dagen zijn al lang voorbij dat ik moeiteloos 20 à 30 mensen bijeen kon krijgen want men woont nu veel verder uit elkaar, heeft drukke agenda’s, gezinnen, gewoon geen goesting of leeft in onvrede of ergernis jegens anderen en wil de energie er niet aan verspillen om in dezelfde ruimte te zijn als die anderen. En ik begrijp dat, want ik voel me ook zo. Ik ben trouwens zelf ook een beetje een sikkeneurige lul voor wie het kennelijk nooit goed is. Sommige mensen lijken me vaker te willen zien of horen dan ik de mentale energie voor kan opbrengen, terwijl anderen met steeds grotere tussenpozen een jammerlijke, persoonvormige holte zijn in mijn hoogsteigen zonnestelsel. Die laatste zin was als een Panamarenko-vliegtuig dat er nogal indrukwekkend uitziet maar niet kan vliegen.

Net zo in die intellectuele sferen. Er zijn overal wel evenementen waar schrijvers die ik vaag ken of vanop afstand volg aan de menigtes verschijnen, of ze komen met boekendeals, of ze worden meegetroond door de poortwachters om mee deel uit te maken van de gestelde lichamen, maar het wordt me al droef te moede als ik er zelfs maar aan denk daar in het publiek te gaan zitten. Dat ligt voor een groot stuk helemaal aan mij, omdat ik nog altijd het kinderachtige idee koester op zo’n evenement geestelijk gevoed te zullen worden, of artistieke vreugde zal kennen zoals ik laatst nog had in het Musée d’Orsay in de art nouveau-ruimtes, en daarmee zie je het al: ik verwacht er gewoon te veel van en dat is niet fair. 

En ik kan wel lamenteren over het feit dat ik er voor mezelf altijd de zweep op leg en dus niet verwacht van anderen wat ik van mezelf niet eis. Of dat ik desondanks ongezien, ongevraagd en onerkend blijf, maar wat verwacht je dan als ik al zo’n onmogelijke attitude heb? Niet dat ik denk dat ik daardoor minder gelijk heb. De meeste publieke schrijvers en intellectuelen in Vlaanderen zijn van een belabberd middelmatig niveau omdat hun demiurgen dat ook zijn. Op elke geleding geldt overigens de Wet van Sturgeon: 80% van gelijk welke klasse of genre is brol.

En als ik er lang over nadenk kom ik altijd weer tot de conclusie dat er achter al die bespiegelingen en nare oordelen van me op het einde van de dag individuen schuil gaan, net als ik. Mensen die gewoon menselijk zijn, die ook maar hun best doen, die wellicht ook vaak twijfelen of ze het goed doen, of ze het leven wel kunnen beredderen, die graag gezien willen worden maar soms niet weten hoe; mensen die op de één of andere manier net als ik kapot zijn, tegen hun wil deelnemen aan dit hele circus omdat het alternatief erger is. Op die manier verdient elk van ons erkenning, genegenheid, vergeving, ook al doen we elkaar onbedoeld pijn. Ook al zwijgen we soms over wat eigenlijk gezegd worden moet. Ook al en misschien precies omdat dit bestaan soms meer lijkt op een verwarrende droom dan omgekeerd, waarvan we ten langen leste niet mogen willen dat we er slechts een willoze toeschouwer in zijn hoewel we vaak jammer genoeg niet anders kunnen.

donderdag 25 juli 2024

Nee, gij zijt raar

Men zegt dat dromen zijn zoals verbouwingen en campagnes in 'Dungeons & Dragons' - razend interessant voor jezelf, maar niemand anders wil er eigenlijk over horen. En toch. Vannacht droomde ik dat op een jaarlijkse barbecue was met allemaal mensen die ik niet kende en waar ook Justin Timberlake aanwezig was, eveneens jaarlijks. Ik babbelde bij met onbekenden waarvan mijn brein stellig wist dat het vrienden waren die ik elk jaar zag. Toen ik naar buiten ging om te roken zag ik de buurman van het gebouw - een lange zestiger met wild wit haar - telkens opnieuw naar buiten komen om niet alleen afval in zijn vuilniksbak te dumpen, maar ook katten op te pikken die op dat vuilnis af kwamen. 

Op diverse wijzen maakte hij de dieren dood terwijl hij ze mee in het afval stak. Op een bepaald ogenblik, terwijl hij zijn tuin stond te sproeien, sprak ik hem toch aan. Hij bleek een Nederlander te zijn. Ik vroeg hem of dat echt moest, die arme dieren doodmaken. Hij vroeg of ik daar een probleem mee had en ik zei ja. Vervolgens haalde hij uit het niets een kettingzaag boven en kwam op me afgerend. Op straat stopte een zwart busje en sprongen er drie mannen uit met andere marteltuigen, eveneens op me af rennend. Toen werd ik wakker.

Ze zeggen dat dromen idiosyncratisch zijn en een soort testbeeld van de geest. Maar bijna al mijn dromen zijn zoals die die ik hierboven beschreef. Ik schrijf er geen betekenis aan toe buiten dat ik misschien een geest heb die op de plotlijn van de mensheid ergens in de uithoek van een ver kwadrant zit. Ik ben daar niet trots op en ik schaam me er ook niet in - ik kan er namelijk niets aan doen.

Een halve dag later zie ik aan de kassa van de supermarkt een man die heel goed lijkt op de kattenmoordenaar-met-kettingzaag. Het is evenwel geen Nederlander. Hij staat uitgebreid zijn beklag te doen bij een cassière over "misleidende prijzen". Hij dacht dat zijn bakje met 2 paprika's €1,76 ging kosten maar dat was de stukprijs, dus hij betaalde het dubbele. Ik kan niet horen wat de cassière zegt, maar de man blijft maar herhalen. Alsof die arme vrouw het prijsbeleid uitstippelt van de winkel of de producent. Alsof ze gaat zeggen "allez 't is goed meneer, ge krijgt het voor de helft van de prijs, hier is uw €1,76." Een ontzettend lullig bedrag overigens om over te redetwisten. Die man moet ofwel de man zijn met de minste problemen ter wereld als dat hem al de moeite lijkt om aan te klagen, of het is zo'n vent die letterlijk alles een probleem vindt en de wereld meesleept in zijn eindeloze queeste naar de banaalst mogelijke onderwerpen om je over op te winden. 

Ook in tegenstelling tot mijn droom spreek ik hem er niet over aan. Er hangt over deze vroege vooravond wel een vaag vervreemdend gevoel, alsof deze werkelijkheid zelf licht verwrongen is. Buiten staat al de hele tijd een ouder, genderambigu persoon in een t-shirt vol grote, veelkleurige bollen schijnbaar te praten tegen niemand. Aan de kast met vapegerei staat een kale man rare gezichten te trekken terwijl een winkelmedewerkster aan het sukkelen is met de sleutels van diezelfde kast. De rijen aan de selfscan zijn griezelig lang en bulken van de raar uitziende figuren die zouden kunnen geschilderd zijn door Breughel of Bosch. Ik herinner me nog hoe mijn voormalige therapeute het verwoordde, dat ik de wereld soms ervaar als een soort grotesquerie, en het is waar. Vooral op dagen dat ik noodgedwongen die wereld in moet. 

Ben ik dan zelf ook grotesk? Je weet wel, iets van in afgronden staren en zo verder. Misschien wel, maar dat verandert niets aan hoe ik de wereld waarneem. Ik zou er trouwens mijn neus voor ophalen om een arme cassière te belagen over godbetert €1,76. Ik balanceer al jaren op de rand van de armoede, maar daar ben ik me toch even te trots voor. Zoals mijn overgrootmoeder decennia geleden zei om een opkomende ruzie met volk van laag allooi in de kiem te smoren op een camping: "Madam, wij zijn daar van veel te goed volk voor." Briljant. Intussen ligt die ook al weer 33 jaar onder de zoden goed volk te zijn.

Wat mijn Weltanschauung mogelijk wel verraadt over mezelf is dat ik ergens nog altijd het verlangen koester om normaal te zijn. Normaal, gemiddeld, best tevreden. Niet raar, extreem en behept met een temperament dat me tot in de stratosfeer kan slingeren maar me even goed kan neersmakken in de Marianentrog. En na al die jaren blijkt dat mijn kinderachtige defensiemechanisme te zijn als ik denk/weet dan men mij vreemd vindt: "nee, gij zijt raar." Ik moet er om lachen als ik op de fiets spring en ik kruis de paprikaklager die met een nors gezicht, als een uitgezakt aambeeld, zijn winkelkar terugrolt. Hij kijkt even naar mij en zal vast denken "wat heeft die idioot nu te lachen?".

 

maandag 17 juni 2024

Emotie

Het is een gemengde dag vandaag op het einde van een weekend dat een stuk langer aanvoelt dan het is. Terwijl buiten witte en grijze wolken een hemel doorkruisen die rond deze tijd van het jaar veel blauwer hoort te zijn dan hij is, kauw ik op emoties. Rauwe, ongefilterde emoties tonen doe ik bijna nooit. Niet alleen omdat ik geen kind ben maar omdat ik heb geleerd hoe heftig die kunnen zijn voor mij. Niet iedereen heeft dezelfde emotionele breedte en diepte. Daar zit geen waardeoordeel in, trouwens, iedereen is ook maar gebouwd zoals het huis dat ze gebouwd zijn, het enige wat we ermee kunnen doen is zien hoe we de kamers vullen en met welk meubilair. Bijvoorbeeld: ik zit bovenop een stratovulkaan waarvan de caldera gevuld is met woede en razernij. Die kan in principe eindeloos opwellen uit de dieptes van mijn ziel zo lang ik genoeg eet en drink. Er is geen waarom voor, geen groots, allomvattend trauma.

Omdat ik weet dat die woede proberen te koelen op mensen die me boos maken, geen goed idee is en dat daar zelden iets goeds uit zal voortvloeien, kanaliseer ik die op een abstracte manier naar mijn bevindingen over de maatschappij, de politiek, de wereld. Woede over onrecht, kwaadwilligheid, leugens, domheid. En met domheid bedoel ik niet iemand die pakweg niet bekend is met de meer verfijnde knepen van de driehoeksmeetkunde of niets kan vertellen over Chinese dynastieën, nee, met domheid bedoel ik meestal mensen die denken het beter te weten maar helemaal niets weten. Het is vreemd dat net die mensen zich vaak superieur wanen. Nu en dan glij ik uit en ga ik eens goed tekeer tegen zo'n anoniem individu op het internet. Een vriendin vertelde me dat dat nergens voor nodig is en ze heeft gelijk. Maar ik kan niet altijd mijn kwaadheid kanaliseren in teksten, gedachten of lange essays.

Er wordt nog regen verwacht vandaag, net als gisteren. Op de achtergrond staat het EK voetbal op. Gisteren, de tweede speeldag, was even gemengd als de wolkenhemel vandaag, met ongelijke helften van pieken en dalen. De combinatie van voetbal met de regen bracht de voor de hand liggende herinnering terug van het WK van 2002, dat ik doorbracht in een waas van liefdesverdiet, vastgeklampt aan de strohalm van landen, matches en voetbalcommentatoren. Dat ik me dat zo goed kan herinneren is omdat ik naast woede ook een schier eindeloze capaciteit heb voor verdriet. Erger nog, soms zoek ik dat gevoel bewust op, niet bij mezelf, maar in kunst. Zoals het boek dat ik momenteel aan het lezen ben, 'Demon Copperhead'. Het is niet goed voor mijn welbevinden, maar toch lees ik verder, misschien omdat kunst, zoals Richard Ashcroft zingt in 'Bittersweet Symphony', "recognises the pain in me." Mediteren zou wellicht een betere kuur zijn dan mijn eigen verdriet reguleren door me over andere dingen verdrietig te maken. Verdriet is al even eindeloos als woede. Niet als een vulkaan, maar een oceaan. Zaak is om te blijven zwemmen, want de bodem is eindeloos.

Misschien is de erkenning dat iedereen lijdt wel wat de weg opent naar het medeleven. Ik voel weerstand tegen dat woord gebruiken, net als "empathie", omdat het al zo vaak misbruikt is door weeïge, muffe kerktypes en sekteleiders die vanuit een superieur soort medelijden handelen. Ik vind bijvoorbeeld macho's zielige figuren, maar wannabe-Jezussen zijn nog erger. Tenslotte heb je ook die Pokémon-evolutie van wat in de jaren '90 new-agers waren en die rond 2010 plots allemaal hooggevoeligheid omarmden, mensen die nu verzuchten dat ze toch "zo empathisch" zijn. Daarmee kondigen ze in veel gevallen vooral af hoe vermoeiend en egocentrisch ze zijn. Maar toch. Het is een diepgeworteld gevoel waaruit ik elke dag toch probeer mijn handelen te laten spreken. Het sleutelwoord is hier "proberen". Ik voel mee met de voetbalsupporters op de tribune, ik weet wat die emotie is. De euforie, de verslagenheid. Het helpt wel dat ik in de match die ik nu met een half oog zit te bekijken (Nederland-Polen) geen persoonlijk belang stel. Veel leeftijdsgenoten en ikzelf stellen vast dat onze empathie groter wordt met ouder worden. Vaak schrijven ze dat toe aan kinderen hebben. Maar ik heb geen kinderen en ik voel precies hetzelfde. Misschien is het emotionele ervaring.

Sinds oktober heb ik een nieuwe kat. In tegenstelling tot zijn voorganger heb ik deze vanaf het moment dat hij aan mijn zijde was, helemaal alleen grootgebracht. Dus ik vraag me af in hoeverre hij een reflectie zal worden van mij. Uiteraard komt hij met zijn eigen huisje. Hij is neurotischer dan de meeste andere katten, hij heeft snel schrik. Tegelijk is hij overduidelijk gehecht aan mij - hij wil zijn waar ik ben, of het toch in elk geval weten. Elke avond komt hij me miauwend begroeten en rond mij drentelen als ik thuis kom. Ik bedenk me dat we bij dieren vaak eisen wat we van onszelf eisen: hun impulsen en rauwe emoties onder controle houden. Bij sommige dieren lukt dat niet. Ik heb bijvoorbeeld gehoord dat zebra's ontembaar zijn. Het verschil is natuurlijk dat wij vanaf een bepaalde leeftijd niet meer getemd worden door een hogere macht, maar door onszelf. Ik moet de kleine kater (een lichtoranje tabby waarvan mijn tante zei dat hij "precies in de javel gevallen was") tot de orde roepen want hij blokkeert het tv-beeld. Hij gaat dan op de grond zitten en volgt de match verder op die manier. Ik denk dat hij vooral geïnteresseerd is in de rondvliegende bal. Of misschien supportert hij conform zijn vachtkleur wel voor Oranje.

Waar ik de gaten van al die emotionele stormen niet kan dichtrijden door de beteugeling en toch niet uitglij, dan schrijf ik. Het is tegelijk een bliksemafleider en weer een nieuwe manier om gevoelens te kanaliseren omdat ik mezelf dwing om na te denken en naar mijn emoties te kijken in plaats van ze met m'n vingers als medium enkel op papier te gooien. Als ik dat zou doen, zou ik me zeker schamen over het resultaat. Maar het is er dan op een bepaalde, scheve manier wel uit - en als bonus heb ik iets geproduceerd. Intussen is de match voorbij. Het regent in Hamburg (hier nog niet) en Nederland heeft 2-1 gewonnen.  

zondag 2 juni 2024

Soms zijn er dagen dat ik denk dat ik dood ga vallen

Statistisch zit ik over de helft van mijn leven. Al zo lang ik me kan herinneren, heb ik qua prognoses voor dat leven altijd geschipperd tussen het gevoel dat ik niet erg oud ging worden, of dat ik juist heel oud ging worden – krakende karren en dies meer. Ik heb ook voor beide ideeën indicaties. Voor het eerste: ik leid een niet erg gezond leven. Voor het tweede: al 41 en geen haarverlies, geen grijs haar en ik heb het bijna bovennatuurlijke geluk gehad al enkele keren nipt aan de dood ontsnapt te zijn. Of het is quantumonsterfelijkheid.

Quantumonsterfelijkheid is de onbewijsbare hypothese dat een levensdraad is als een quantumfluctuatie: je bestaat omdat je op elk mogelijk moment zou kunnen doodvallen maar dat niet doet, dus telkens vervalt je leven weer tot de staat waarin het kan bestaan. Dat zou impliceren dat we ook elk in onze volledig eigen realiteit leven en dat die van jou en die van mij divergeren of al gedivergeerd zouden zijn op het punt dat jij in de mijne bent doodgegaan of ik in de jouwe. Daarom kan je de theorie ook niet testen: als ik mezelf zou proberen doodschieten, zou het mij niet lukken omdat mijn leven op dat moment tot het pad vervalt dat het gaande blijft, maar in jouw realiteit lukt het mij wel en ben ik dood. Mocht het mij toch lukken, ook in mijn eigen levenspad, dan zal ik het ontkrachten van die hypothese toch niet kunnen navertellen. Want ik ben immers dood.

Soms zijn er dagen dat ik denk: “dit wordt de dag.” Meestal is het een voorbode van een angstaanval. Of één of andere fysiek manco dat de kop opsteekt dat ik nog niet eerder heb gehad en dat dan dat nare gevoel veroorzaakt dat Magere Hein in m’n nek aan het ademen is. Ik ben niet bang om dood te zijn omdat ik ervan overtuigd ben dat de dood het einde is en ik het derhalve niet zal weten. Ik ben wel bang om dood te gaan. Om die laatste momenten te beseffen dat ik dit en dat niet heb kunnen afwerken, dat ik zo vele momenten verspild heb aan beuzelarijen. Ten andere mag ik ook niet al te streng zijn voor mezelf. Intussen staat de teller op 5 boeken (6 als je mijn werk als ghostwriter meeteelt) en 8 dichtbundels die ontegenzeggelijk bestaan, ook al bestaan ze grotendeels enkel digitaal. En ik heb ook niet zoals zo velen de beste jaren van mijn leven aan overwerk gespendeerd, het wanhopig leuk proberen gevonden worden door mensen die me toch niet moeten of het onverdraaglijke blijven verdragen. Wat een gruwelijke levens moeten dat zijn. Op de koop toe heb ik ook nog eens het geluk van geboren te zijn geweest in een land als België als een witte heteroman van een niet onaanzienlijke begaafdheid. Niet dat dat mijn persoonlijke leed minder reëel maakt, maar het geeft perspectief.

Ik zeg wel eens dat ik er nu ook niet om gevraagd heb geboren te worden. Misschien is dat pijnlijk om te horen voor mijn ouders, van wie ik nota bene hoop dat ze er nog even gaan zijn, maar aan de andere kant probeer ik er ook maar het beste van te maken. En al zou je het niet zeggen, met mijn neiging tot melancholie en depressie, op mijn manier ben ik wel degelijk hongerig om er het merg uit te zuigen. Toen ik 36 werd, kwam ik tot de geruststellende conclusie dat ik zo goed als alles wat ik voor m’n 35ste had willen doen, heb gedaan. Daardoor en ook door het feit dat ik eigenlijk continu mild depressief ben, passeerde een midlifecrisis niet als een pijnlijke niersteen maar een welgevormde, voldoende vochtige maar toch coherente drol door de endeldarm.

Wat ook toont dat ik nog voldoende batterijkracht heb, is dat ik op m’n 41ste nog altijd razend kwaad kan worden van de voortdurende stroom aan leugens en kwade wil die in de wereld passeren. Al hou ik me wel wat verder verwijderd van deze verkiezingen, die bij uitstek hoogdagen zijn van leugens en kwade wil, want tenzij alle Vlaams Belangers en geassorteerde gelijkaardigen plots een heruitgave meemaken van de beruchte Erfurter Latrinensturz, zal mijn boosheid niets veranderen aan hun kwaadaardigheid. Voor wie als Pascalleke uit ‘F.C. De Kampioenen’ geschokt naar de parelketting grijpt dat ik wens dat sommige mensen zouden verdrinken in stront, moet je maar eens nadenken over wat diezelfde “sommige mensen” anderen toewensen, die hen overigens helemaal niets misdaan hebben buiten bruin of queer zijn, waar ze dan nog eens niets aan kunnen veranderen. Een nazi zijn, dat kies je dan weer elke dag. Maar laten we niet te veel onszelf feliciteren dan we geen nazi zijn, nietwaar. De lat ligt al zo laag.

Vandaag is zo’n dag dat de gedachte me overviel dat ik misschien ging doodvallen. Dat ik dit zit te schrijven is evident bewijs van het feit dat dat (nog) niet gebeurd is. Hopelijk zit ik volgend jaar weer op post aan de schrijftafel en kan ik terugkijken op een 42ste levensjaar waarin het allemaal wat meer mag zijn en dat dat meer uitgekomen is. 
 

dinsdag 9 april 2024

Het circus is in de stad

Op de Covid19-jaren na komt hier in de buurt elk jaar een circus zijn tenten opslaan. Ik ben het nog nooit gaan bezoeken. Circussen interesseren me niet, ook al zijn de dagen voorbij van exotische dieren die in veel te kleine kooien opgesloten zaten, of het tentoonstellen van dwergen en vrouwen met baardgroei als rariteiten om eens goed mee te kunnen lachen. Het helpt ook niet dat sinds ik de lagere school ontgroeid ben, clowns indien niet extreem ongrappig, ronduit enerverend vind. Ik heb me ooit laten vertellen dat de typische make-up en het typische gedrag van clowns geïnspireerd is op de symptomen van tertiaire syfilis. Doe daarmee wat je wil.

Onlangs zag ik een goede meme passeren van een Amerikaanse vrouw: "I always say that I hate clowns but I realised I've been getting creampied by clowns for years". En in bredere zin is het waar, het circus is nu permanent in de stad, het is overal. Dit is niet zomaar een cynische analyse van de politiek. De laatste drie jaar zijn minstens zeven mensen die ik ken uitgevallen met een depressie, een burn-out of een combinatie van de twee, en nog eens dat aantal hikt al even lang tegen die grens aan. Jaar na jaar neemt agressie toe tegenover treinpersoneel, ordediensten, verplegers. Politici reageren als verraste Pikachu's, zonder enig gevoel dat zij deze situatie misschien mee helpen creëren, samen met onze klasse van dezelfde 15 mensen die over elk onderwerp experts geacht worden en op tv komen. Hun debatten, opiniestukken en posts op sociale media zijn intussen zo voorspelbaar dat een AI hun taken zou kunnen overnemen en geen mens die het zou merken.

Wat moet doorgaan voor het publieke debat is een ordinaire sportwedstrijd geworden waarin de Belgische verzuiling terug is van nooit echt weggeweest, maar nu geschoeid is op de leest van het internet. Als Bart De Wever morgen zegt dat kannibalisme "moet kunnen" staat er geheid direct een legioen op om dat te verdedigen of te "duiden", en nog meer mensen die over elkaar heen zullen vallen in verontwaardiging. Zegt Sammy Mahdi hetzelfde, zelfde resultaat, maar die die anders De Wever een gebrek aan fatsoen zouden verwijten, zouden nu zeggen dat Mahdi "clever" is en "het debat wil aanzwengelen". Dit is overigens geen klaagzang over de zogenaamde polarisering, of een goedkope boutade over hoe politiek in het algemeen showbizz is voor lelijke mensen. Nee, politiek-als-sportwedstrijd en alles-wat-mijn-ploeg-doet-is-goed is duidelijk sterker aanwezig aan de extremen van het politieke spectrum en zelfs in overweldigende mate op rechts, waar loyaliteit nog steeds de grootste deugd is.

Het circus is in de stad. Los van de fake accounts op de sociale media die een pro-Russische of pro-Chinese visie posten, zie ik net zo genoeg slimme mensen die elk links voorstel onthalen met het grootste mogelijke hoongelach en niet beseffen dat rechtse voorstellen hen niet gaan helpen. Of die dude die beweert anarcho-kapitalistisch te zijn: al goed en wel totdat je toegang tot water gemonopoliseerd is door een kakker die voordien al rijk was. Het circus is in de stad. Onze maatschappij duwt iedereen richting maximale productiviteit, maar een 4-daagse werkweek doet de monocles afvallen bij de Voka. "Maar wat dan met de loonkost?" roept de circusdirecteur. En daar raken we de kern. De laatste drie decennia is onze productiviteit dankzij tools als het internet, e-mail en smartphones extreem gestegen. Iemand die in 1985 vijf dagen op vijf werkte in een kantoor, kon op die vijf dagen nog niet het werk verzetten dat een bediende nu kan op één dag. Van die stijging in productiviteit hebben vooral de grootaandeelhouders geprofiteerd - een klasse parasieten die geen wezenlijke bijdrage levert aan de economie of aan ons sociaal weefsel.

Het klinkt misschien als een te goede metafoor om waar te zijn, maar al meer dan 10 jaar heb ik terugkerende dromen dat ik een routinetaak moet uitvoeren: van plek A naar B raken, iemand gaan ophalen, desnoods een maaltijd opscheppen in een zelfbedieningsrestaurant. En die routinetaak mislukt steeds. Andere mensen onderbreken me met dringende vragen, het juiste gereedschap ontbreekt plots, ik sta aan het verkeerde perron, er zijn vertragingen, en zo verder. In elk van die dromen ben ik doordrongen van een minderwaardigheidsgevoel dat ik die simpele doelen niet kan bereiken. Hoe is dat niet hetzelfde als al die dingen die we als individuen zogezegd te horen doen maar niet in slagen? Eet vegan, sorteer je afval, maak je huis schoon, wees de perfecte ouder voor je kinderen, volg de interessantste tv-programma's en series op streamingdiensten, ontklauw je kat, fiets 1.000km, geef al je geld aan Kom Op Tegen Kanker, leg alles uit over de voordelen van vaccinatie aan gebruiker Jos88 uit Sleidinge omdat die denkt dat Marc Van Ranst een Joodse pedofiel is die kankerverwekkende 5G wil inspuiten in onze lichamen. Waarom kunnen we dat soort bierbuikacrobaten niet simpelweg hun internettoegang afpakken voor ze een degelijke cursus epistemologie gevolgd hebben? Voor je denkt dat ik hier een pleidooi hou voor elitarisme: het tegendeel is waar. Mensen moeten opgeleid worden, niet simpelweg bevestigd worden in hun dwaze vooroordelen. Als ze na die opleiding nog altijd vasthangen aan die vooroordelen, welaan dan. 

Je wordt gedwongen om deel uit te maken van dit circus. Dat terwijl de echte clowns en circusdirecteuren natuurlijk buiten schot blijven. Heel recent nog, op de Facebook-groep van mijn deelgemeente, werd een nieuw parkeerregelement aangekondigd, waarbij lokale bewoners gratis konden blijven parkeren maar bezoekers niet. De reacties waren de intussen deprimerend bekende cafébrullades van boomers die alles maar gemakshalve op links afschoven, en vooral de partij Groen. Maar moeten we de boosheid van dat publiek niet begrijpen, Anton? Natuurlijk wel, maar als je al decennia geïndoctrineerd bent door corporate media en propaganda van fascisten dat alles wat fout aanvoelt voor jou, de schuld is van een vage linkse beweging, is die boosheid dan terecht? Vraag eens aan zo'n rechtse clown wat "woke" is. Er zal geen antwoord komen, tenzij dat bestaat uit complottheorieën.

En weet je, ik begrijp het wel. De wereld is complex op een manier die hij voor enorm veel mensen nog nooit eerder geweest is. Wat moet je doen met een fenomeen als AI terwijl je afgestudeerd bent in een opleiding kantoor in 1979? Wat zeg je als het goede wil doen voor iedereen en dan toch vlees koopt van varkens die in de meest brutale omstandigheden zijn grootgebracht en geslacht? Hoe voel je je als die fijne volkswijk waarin je ouders zijn opgegroeid, plots vol zit met migranten die je taal gebrekkig spreken, andere gewoontes hebben en even vijandig naar jou kijken als jij naar hen? Wel, het circus is in de stad. Het ontspant je. Het zegt je dat het allemaal maar een kwaadaardig complot is van bureaucraten uit Brussel. En dat jij, jij specifiek, het doel bent, betekent eigenlijk ook wel dat je iets betekent. En dat jij, jij specifiek, dat snapt, maakt je slim. Ik hoor intelligente mensen soms verzuchten dat ze liever wat dommer waren geweest, maar ik geloof oprecht niet dat domme mensen gelukkiger zijn. Misschien is de tragedie dat we juist niet intelligent genoeg zijn om onszelf gelukkig te denken, of niet intelligent genoeg om steeds weer op diezelfde hark te stappen die op ons pad ligt. 

De Antwerpse dichter en slampoet Gert Vanlerberghe declameerde "er is altijd geld voor drugs", en je zou voor minder. Nog zo'n debat waarin de circusolifant almaar weer op dezelfde manier zieltogend rondjes trekt door de arena terwijl niemand zich lijkt af te vragen waarom mensen zich überhaupt drogeren. Ik drink vanavond thee en de enige drug die ik tot mij neem is nicotine, maar geloof me vrij dat eens een nacht goed doorzakken, hoewel absoluut geen oplossing voor die draaikolk van melancholie, woede en leegte, op zijn minst de demonen eventjes op een afstand houdt. De demonen in arena met de ongezichten van belastingcontroleurs, CEO's van namaakfabrieken, bankiers, Russische oligarchen en Instagram-charlatans. Allemaal lachen ze zich een breuk terwijl ze naar adem happen, wijzend naar het publiek dat meeklapt en niet beseft dat het zelf de clou is van de grap. Een collectieve taart in onze collectieve smoel, volgestopt met scheermesjes. En op de achtergrond een soort Herostratus die de tribune in de fik steekt omdat hij denkt dat het de schuld is van zijn medemensen dat hij het niet grappig vindt.

Er is een grap over waarom een opvallend groot aandeel van het korps van Amerikaanse astronauten uit Ohio komt - namelijk dat Ohio zo erg is om te wonen, dat mensen er niet ver genoeg weg van kunnen komen. Maar het ware Ohio zit natuurlijk in elk van ons, niet enkel in de ander. Het circus is in de ruimte, Jeff Bezos voorop aan boord van zijn gigantische piemelraket. Zelfs onze miljardairs zijn clowns. We tolereren het allemaal maar omdat we feitelijk niet veel anders kunnen (denken we), en we hebben immers ook allemaal een huis om af te betalen, een balans te zoeken tussen onze liefdes- en doodsdrift en zo voort. Intussen lijkt het alsof de wereld uitdijt, net als het universum zelf, met steeds meer leegtes tussen de zaken door die nog werkelijk iets betekenen. De tijd zelf lijkt te versnellen, opgejaagd door onze eigen ervaringen. Het circus gaat door. En we zijn uitgenodigd om mee te doen met het trapezenummer. 


 

woensdag 14 februari 2024

De hoerenbond

Na het middageten maak ik nog een korte wandeling door de buurt waar ik werk. Mijn werk is vlak naast een beroemd (berucht) rendez-voushotel. Dat klinkt spannender dan het is. Op de iets meer dan twee jaar dat ik naast de deur werk heb ik vooral relatief dure auto's op en af de parking zien rijden, en een enkele keer wat naakt in een achteloos openstaand venster. Eén keer een halfblote man die me razend aankeek vanaf de overkant, een andere keer iemand waarvan ik dacht dat die wilde dat ik keek. Het hotel wordt uiteraard vaak bezocht door sekswerkers. Als die een vakbond hadden, zou dat dan de hoerenbond zijn?

Waarschijnlijk zouden ze niet zulk een vulgaire naam kiezen, maar het zou op een bepaalde manier sympathiek klinken, met een zwaar gemaquilleerde knipoog naar de Boerenbond. Ik had een leraar in het middelbaar die zich ooit met minachting liet ontvallen: "De Boerenbond, dat is een maffia". Dat was toen het Vlaanderen van de diepe jaren '90, toen de CVP nog eventjes almachtig was en de Boerenbond in het kielzog van de christelijke zuil een instantie die mee die macht van de christendemocraten ondersteunde én uitdroeg. Of die leraar gelijk had weet ik niet, daarvoor heb ik nooit heel diep gedolven in de geschiedenis van boerenbewegingen.

Ik sla het Vina Bovy-park in, kennelijk genoemd naar een operazangeres. Als je er voorbij wandelt, zou je denken dat het een oprit is. Maar de straat leidt achter wat koterijen effectief naar iets dat je met wat goede wil een park zou kunnen noemen waarin flats staan voor bejaarden. Auto's mogen er niet zomaar in, maar voetgangers zijn welkom, zolang ze doorwandelen. Anders belt een schuw spiedende bejaarde vanaf zijn of haar balkon vast snel de politie. Ik ben zelf gewoon blij dat ik in vrede kan roken en het lawaai niet meer kan horen van achter onze parking, waar weer een eind afgeklopt en afgezaagd en afgeboord wordt voor God weet welke werken aan God weet welke andere nieuwe koterij. Welch ein Klopfen, welch ein hämmern!

Ik denk terug aan de Boerenbond. Over die boerenprotesten heb ik geen uniforme mening, net zoals de boeren zelf geen uniforme mening lijken te hebben. Opvallend, en dat viel me ook al op bij de boerenprotesten in Nederland, is met hoe veel sympathie de media en politiek de boeren behandelen. Het had eens de spoorvakbond geweest moeten zijn die grensovergangen afsloot of voor dagen (!) verkeersoverlast zorgde aan de haven van Zeebrugge. Of milieu-activisten, die blijkbaar aan de luchthaven van Deurne simpelweg in elkaar mogen geklopt en gearresteerd worden door de politie. Of stel je voor dat het ging over "jongeren uit Brussel" (= Franstalig, met Maghrebijnse roots) - er had vast één of andere schril-rechtse rattenkop al gezegd dat "het leger" maar moest gestuurd worden.

Is het zo simpel? Is het makkelijker voor media en politici om de boeren zacht aan te pakken omdat dit toch "onze mensen" zijn en dat ze veelal Jan, Roel en Peter heten, of dat de boerenstiel nog altijd nauwer aansluit bij het wat kitscherige rechtse beeld van plattelandsromantiek? Ik weet het niet, de beweegredenen zullen even veelvormig zijn als die van de boeren zelf, waar er toch ook een pak tussen zitten die vooral doorslaand neoliberalisme veroordelen, schouder aan schouder met grootboeren die gewoon nog meer winst willen maken, naast de reactionairen die liefst van al Natuurpunt zouden bestormen als was het het Vlaamse Capitool. Of is de Boerenbond werkelijk zo machtig als "een maffia" dat ze nog altijd de publieke beeldvorming grondig kan beïnvloeden?

Ik kom niemand tegen op straat en wandel de bocht uit, waar een hele nieuwe campus ligt van de HoGent, die wat onwennig oogt, alsof hij niet zeker is dat hij hier mag staan op dit perceel, dat vroeger een stuk brolland was geweest in de oksel van een semi-autostrade. Of was het ooit de landbouwgrond van een keuterboer, dat de boer node moest verkopen aan een arrogante projectontwikkelaar? Mijn voorouders langs moederszijde waren boeren, maar volgens moeder geen keuterboeren. Ze bezaten het land waar ze op werkten. In die familie herinner ik me dat er altijd haat te over was voor milieu-activisten en groenen, die ze de schuld gaven van de eerste milieuwetten, zodat boeren niet meer ongebreideld stront in lokale beken konden pompen of van koeien bodybuilders maken van twee ton. Niettegenstaande hun misplaatste haat (de groenen kwamen pas voor het eerst in eender welke regering in België mee aan de macht in 1999), was er ook altijd die moedeloosheid: "wat moeten we anders doen als we nog willen concurreren?" 

Als ik terug op het voetpad ben richting werk, zie ik uit de coulissen/parking van het rendez-voushotel een vrouw komen met netkousen en een behoorlijk korte rok. Toevallige passant of sekswerker? Wie maalt erom. Sekswerk is, zoals de boutade luidt, op het einde van de dag werk, en wie werkt, die verdient bescherming tegen uitbuiting, ongevallen, verziekte werksfeer en giftige e-mailtjes van klanten na 18u. Het is eveneens geen nieuwe gedachte dat al wie werkt, een soort hoer is, alleen verkoop ik naast mijn tijd mijn intellectuele vermogens in plaats van dat ik met andermans genitaliën speel. Misschien zouden alle vakbonden zich "de Hoerenbond" moeten noemen. Blozende ministers die het woord nauwelijks durven uitspreken, nieuwsankers die zich ernstig moeten houden. Kwade conservatieven. Ja, er zit brood in. Wat mij betreft richten we die Hoerenbond beter vandaag op dan morgen. 

zaterdag 6 januari 2024

Anton in Zwitserland (en Liechtenstein) - Dag 4b+5: Zürich tris

De bus- en treinrit terug naar Zürich verlopen zonder incidenten of vertragingen. Matthias is dit na 12 jaar Zwitserland compleet gewoon, maar mij blijft het op een positieve manier verbazen. Eens terug in Zürich eten we een hapje bij kleiner Hiltl-filiaal en eet ik een bijzonder smakelijke bessenstrudel met stracciatella-chocolademousse. We zitten buiten op het dakterras. Terwijl ik wacht op Matthias, zie ik plots een grote vent opdoemen in een hagelwitte jas, telefonerend, met een hoekige kop, zwarte baard en grove handen, en ik weet “this guy fucks”. Daarover gesproken heb ik op een luttele vijf dagen al evenveel likes verzameld op Bumble. Ik snap niet zo goed waarom, want het is toch duidelijk dat ik een toerist ben? Met één erg leuk uitziende vrouw heb ik zelfs gematcht precies omdat ze me zo leuk leek, maar haar enthousiasme nam direct een duikvlucht toen ze doorhad dat ik niet in Zürich woon.

Onder een deken van motregen en een grijze hemel bezoeken we nog het uitkijkpunt over Zürich vanaf de Universiteit, een imposant gebouw in neoklassieke stijl met een groot plein. Daar wijst Matthias me op de weinige echte hoogbouw die de stad rijk is. Ik had namelijk oorspronkelijk verwacht slanke glazen wolkenkrabbers te zien die ik associeer met financiële centra als Londen of Dubai, maar Zürich doet niet aan die trend mee. De hoogste gebouwen lijken me vanaf hier trouwens ook gewoon woonkazernes en geen zakelijke buildings. Ik had het eigenlijk kunnen weten, want in continentaal Europa is de wolkenkrabber sowieso niet erg populair.

Voor het avondeten hebben we wel zin in Italiaans en bovendien kwaliteit, na de teleurstellende avonturen in vieze groene saus en het opgewarmde eten van de dag daarvoor. We vinden uiteindelijk een chique Italiaan die naar Zwitserse normen nog meevalt qua prijs. Ik voel me direct wat ongemakkelijk omdat ik onder mijn jas een Guinness t-shirt draag met een gat erin, maar Matthias sust me door te zeggen dat ze ons niet scheef zullen bekijken zolang we betalen. Immers, argumenteert hij, vaak zijn het nog de rijkste mensen die het simpelst gekleed zijn, en dat is wel iets dat ze begrijpen in Zürich.

De ober is een beetje een grapjas en de chef ziet eruit als een stereotype Italiaanse chef, met een lichte grijze stoppelbaard, kaal hoofd en in een wit uniform. De maître d’hôtel staat buiten aan de ingang om de bezoekers te verwelkomen (of eventueel de toegang te ontzeggen?). Het moet gezegd: de huisgemaakte lasagne is één van de beste lasagnes die ik ooit heb gegeten. Ook Matthias is tevreden met zijn vis. Buiten in het oude centrum, de stegen en aan de cafés is er vanavond veel volk. Naar verluidt is donderdag een populaire uitgaansdag in Zwitserland. Waarom weet Matthias niet.

Op de terugweg passeren we aan het wereldberoemde Cabaret Voltaire, bekend van de dada-beweging van alweer een eeuw geleden. Enkele hippe vogels hangen er uit de vensters te drinken en te roken. We spotten ook een heuse condomerie en een boekhandeltje voor esoterische boeken. Ondanks de regen is het volk uitgelaten en druk. Met zijn autovrije historische centrum doet Zürich op een avond als deze soms denken aan Gent (maar heuvelachtiger en veel rijker), waar ik morgen rond dit uur terug zal zijn en ik hoop dat mijn jonge kat niet van mij vervreemd is geraakt.

De avond sluiten we weer af met thee in de hotellounge. Matthias moet de ochtend erop terug naar Genève en ik dus naar België, en jammer genoeg betekent dat opnieuw vroeg opstaan. Ik slaap weer behoorlijk slecht maar kan toch enkele uren aaneenrijgen zonder zweet noch nachtmerries, en rook stiekem een sigaretje uit het venster van mijn hotelkamer alsof ik 16 ben. Van de minibar ben ik afgebleven maar ik heb wel een pakje gummibeertjes soldaat gemaakt.

De ochtend komt alweer vroeg en de oudere hotelmanager bij het ontbijt is vervangen door een erg jong uitziende vrouw die ons direct aanspreekt in het Engels. Bij het afscheid op het centraal station van Zürich schiet mijn gemoed vol – ik vind afscheid nemen in het buitenland van vrienden of geliefden altijd ontzettend moeilijk. Ik weet wel dat mijn broer een onafhankelijke, volwassen man is van 38 die zijn tweede thuisland goed kent, hier zijn vrienden en carrière heeft, en dat hij me regelmatig heeft moeten helpen hier als ik verloren liep, sukkelde met lokale gewoontes en zo verder, maar op het einde van de dag blijft hij (één van) mijn jongere broer(s) en heb ik het paradoxale gevoel dat ik hem in de steek laat.

Op de trein verbijt ik de tranen maar ook de ergernis met een Amerikaanse familie naast mij, waarvan vooral één van de eigenwijze zoontjes extreem op mijn zenuwen werkt. Zijn wat sullige vader heeft de kleine niet in de hand (“only two more minutes of gaming” – “three!” – “two” – “three” en de jongen krijgt zijn zin). Ze hebben ook onzalig veel bagage bij. Op de luchthaven is het complete waanzin troef. De check-inbalies hebben geen aanschuivende rijen maar vormeloze massa’s, met nerveuze stewards die hopeloos alles proberen onder controle te krijgen en ergens een peuter die boven de massa uit krijst, rondhobbelend bij zijn ouders. 200m verderop en een verdiep erboven hoor je hem nog. Gelukkig ben ik al op voorhand ingecheckt.

Het wordt weer een zweterige bedoening en bij de bagagescan wordt m’n haargel afgenomen. Die was in Zaventem kennelijk geen probleem. Even dreigen ze ook mijn medicijnen weg te nemen maar ik kan duidelijk maken dat ik die echt nodig heb. Mijn laarzen gaan ook uit om langs de metaaldetector te passeren – wat trouwens in Zaventem eveneens niet nodig was. 

Ik kom tot rust in de rokerslounge. Hoewel er staat dat je minstens 18 moet zijn om er plaats te nemen en er op een poster de gebruikelijke waarschuwingen hangen over de gezondheidsrisico’s, is het een helder verlichte en stille plek met aangename stoelen. Alweer een contrast met Zaventem, waar het rokershok een soort schaamkamer is waar je dicht op elkaar gepakt staat in wat ooit een bergkot moet geweest zijn en iedereen naar de grond staat te kijken in de vieze walmen op die kleine oppervlakte. Het enige wat de ervaring wat vreemd maakt is een oude dyfterische hoester in de hoek van de lounge.

Dit keer is er geen vertraging. De medepassagiers zijn rustig en de boarding verloopt op Zwitserse leest geschoeid. Niet veel later neem ik afscheid van het Alpenland met een helder zicht op de woeste, besneeuwde pieken talloze meters onder ons, jammer genoeg een fiks stuk geld armer, maar een 100-tal foto’s uit Zwitserland een koffiemok uit Liechtenstein rijker. 

vrijdag 5 januari 2024

Anton in Zwitserland (en Liechtenstein) - Dag 4a: Liechtenstein

Sommige mensen die mij kennen, weten dat ik gefascineerd ben door ministaten. Ik had ooit het plan alle Europese ministaten in één reis te bezoeken, maar dat plan heb ik jaren geleden stilletjes opgeborgen wegens te duur, geen auto (meer) en andere omstandigheden. Als je het Groothertogdom Luxemburg mag meerekenen, heb ik al twee van de zeven Europese ministaten bezocht – het andere was Malta, in 2018. Vandaag komt daar Liechtenstein bij.

Liechtenstein is genoemd naar de adellijke familie uit het Heilig Roomse Rijk die vanaf de vroege 18de eeuw directe controle uitoefende over het vorstendom, en is tot op de dag van vandaag nog altijd een vorstendom, een prinsdom eigenlijk. Hoewel het sinds 1921 een grondwet heeft en er een parlement is, heeft het in de praktijk nog altijd veel allures van een absolute monarchie. Het was het laatste land in Europa dat stemrecht gaf aan vrouwen (in 1984) – de laatste regio in Europa die hetzelfde deed was niet toevallig een Zwitsers kanton, in 1991. Liechtenstein gebruikt de Zwitserse frank en ziet Zwitserland een beetje als een grote broer. Zwitserland spreekt internationaal trouwens ook voor Liechtenstein als het land zichzelf niet kan vertegenwoordigen, en neemt tevens de nationale defensie van de ministaat waar. Je weet immers nooit of de Oostenrijkers terug snode plannen zouden gaan smeden.

De grappigste anekdote uit de Liechtensteinse geschiedenis dateert van de Oostenrijks-Pruisische Oorlog van 1866, waarbij het 80 man sterke leger terug naar huis keerde met een man extra, een Italiaanse deserteur. Daarna werd het leger ontbonden.

We nemen eerst de trein naar Sargans en van daaruit rijdt er een bus naar Liechtenstein. Zoals gewoonlijk is de aansluiting perfect en zijn zowel trein als bus stipt. De buschauffeur is een stereotype busschauffer: een goedmoedige, gezette man met grijs haar en een snor. We rijden het vorstendom binnen zonder douane, want Liechtenstein mag dan wel geen lid zijn van de Europese Unie, het is deel van het Schengen-gebied en heeft ook een tolunie met Zwitserland.

Vanuit de bus lijkt Liechtenstein op één groot dal omringd door de Alpen, een beetje als uit een stripverhaal. De meeste huizen zijn in open bebouwing, maar met percelen die dicht aan elkaar grenzen. “Had je me verteld dat ik nog in Zwitserland was, ik had het direct geloofd,” zegt Matthias een klein beetje teleurgesteld. In de verte zien we op een spitse heuvel wel een oud kasteel prijken, maar voorts is Liechtenstein een modern Europees land als een ander. De bus zet ons af in het centrum van Vaduz, dat met 5.000 inwoners geldt als de hoofdstad van de ministaat. 

Het centrum ziet er nieuw en proper uit. Een smaakvol, modern parlementsgebouw rijst op naast een grote kerk. Tussen het parlementsgebouw en de kerk prijkt het opschrift “die oberste Aufgabe des Staates ist die Förderung der gesamten Volkswohlfahrt“ (“de belangrijkste taak van de staat is het bevorderen van de welvaart van het volk”). Aan een paal hangt ook een bord dat ons inlicht dat Liechtenstein voorzitter is van de Raad van Europa tot mei 2024. De grootste trekpleister is echter het postkantoor, dat ook de voornaamste souvenirwinkel is. We kunnen er niet aan weerstaan en kopen er koelkastmagneten, koffiemokken en chocolade. Blijkbaar is ook de postzegelverkoop er een lucratieve business.

Verderop in het centrum vind je alles wat je zou mogen verwachten van een klein Europees stadje, met enkele restaurants en boetieks. Op het centrale plein is er een schaatsbaan waar voornamelijk kinderen op rondschaatsen. Ook hier zie je toch weer veel toeristen die wel weg hebben gevonden naar het prinsendom, ofschoon er niet bijzonder veel te beleven valt. Het is het land zelf dat de attractie is, en op het plan van Vaduz dat we hebben meegekregen in het postkantoor, is het zelfs vormgegeven als het kaartje van een pretpark. We bestuderen het kaartje wat bij een lokale frisdrank in het restaurant dat aan het Nationaal Museum hangt, een strenge basalten blok van waaruit een vreemd gefluit weerklinkt. Als eten serveert men er vreemd genoeg enkel sushi.

Toen we eerder Liechtenstein binnenreden, zagen we ook een Thais restaurant en Matthias vraagt zich af hoe die Thai in godsnaam in Liechtenstein verzeild is geraakt. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat dat zijn of haar eerste plan was, maar ’t is nu misschien de enige Thai in Liechtenstein dus die zal wel goede zaken doen. Het traditionele kasteel van de prinsen van Liechtenstein kijkt vanop een lage maar steile bergflank neer op Vaduz. Het kasteel kan je niet bezoeken, maar je mag er wel omheen wandelen. De klim is me iets te heftig en ik wacht halverwege op een bankje terwijl Matthias de tocht verder zet. Ik heb een meditatief uitzicht over Vaduz en in de verte de eeuwige Alpen. Ook hier is het echt niet koud.

Hierna gaan we terug naar het restaurant van het museum en realiseren we ons dat we voor onze vorige drankjes niet eens betaald hadden. Het personeel neemt het goedmoedig op: ze dachten dat we het museum in getrokken waren en later nog gingen terugkomen. De sushi is niet mis, maar wederom bijzonder duur. Ergens is dat nog te verstaan, aangezien Liechtenstein één van de weinige landen is die tweemaal volledig door land omgeven is (dat wil zeggen dat zijn directe buren zelf ook geen kustlijn hebben) en import van zeevoedsel dus wellicht een aardige Zwitserse frank kost. Bij het afrekenen wenst het personeel ons alvast een gelukkig Nieuwjaar op voorhand. We komen nooit te weten wat de bron is van het vreemde gefluit vanuit het museum en niemand lijkt er zich ook iets van aan te trekken.

De Prins van Liechtenstein krijgen we niet te zien. We hadden voordien nog het grappige idee dat hij misschien zelf ook een winkel zou uitbaten of achter de balie zou staan van het postkantoor. Misschien heeft hij het te druk om Dagobert Duck-gewijs in zijn fortuin rond te zwemmen. Het land is pas 15 jaar geleden van de zwarte lijst gehaald van belastingparadijzen en de Prins zelf is naar verluidt de ideeën genegen van het anarcho-kapitalisme. De brute “eerlijkheid” van een dergelijk systeem is wellicht aantrekkelijk als je al steenrijk aan de startmeet komt. 

donderdag 4 januari 2024

Anton in Zwitserland (en Liechtenstein) - Dag 3: Zürich bis

Omdat ik al een eindje voor het ontbijt op ben, nuttig ik mijn eerste sigaret van de dag op mijn door het hotel bezorgde huissloffen aan de portiek. Ik zie een erg vreemde vrouw in zichzelf in het Frans praten en rond een restaurant sluipen dat tegenover het hotel ligt. Ze probeert binnen te raken in het restaurant, wat niet lukt. Er stopt ook een bestelwagen die een kerstboom komt ophalen (of vervangen?). Eerder al zag ik dat de kerstmarktjes zowel in Zürich als Luzern al volop afgebroken worden, hoewel het nog niet eens Nieuwjaar is. De klokken van de stad luiden als in een vraag- en antwoordspel en ik weet niet goed waarom (Matthias weet het ook niet) want ze luiden op vreemde tijdstippen, zoals 40 minuten na het uur of 10 minuten voor het uur. Pas de laatste dag lijken ze synchroon te slaan op het uur.

Na het ontbijt gaan we naar het Landesmuseum, dat lijkt op een kasteel en naast het station ligt. Aan de inkom loopt het er vol joelende en krijsende kleuters, wat nog versterkt wordt door de akoestiek van het gebouw. Ik begrijp niet waarom je als ouders kinderen meeneemt naar een museum als ze niet stil kunnen zijn (of als de onderwerpen van het museum hen niet kunnen boeien), maar het zal vast ik wel weer zijn die “onverdraagzaam” ben omdat ik niet deel wil worden van een probleem waar ik helemaal niet om gevraagd heb.

Met koptelefoons op begint de reis op de eerste verdieping, waar ingegaan wordt op de talenrijkdom van Zwitserland. De sensoren zijn niet altijd even goed afgesteld en sommige stukjes beginnen en eindigen abrupt of aan het verkeerde object, maar niettemin is het erg boeiend, zeker voor een talenfreak als ik. Zo leer ik dat Romansch pas in de jaren ’30 de 4de officiële taal werd van Zwitserland als statement tegen het fascisme en nazisme van buren Italië en Duitsland, om meertaligheid specifiek als een Zwitsers element op de kaart te zetten van het nationaal bewustzijn. Eveneens kom ik te weten dat hoewel Italiaans slechts in twee kantons een officiële taal is, het gebruik ervan ook wijdverspreid is in Duitstalig Zwitserland, vooral onder migranten afkomstig uit Italië, en dat er een soort mengtaal bestaat die doet denken aan het traditionele dialect uit Brussel, dat zelf ook onaangekondigd kan switchen tussen Nederlands en Frans.

Ook opvallend: Zwitserland eert met veel égards de Duitse schrijver Friedrich Schiller. Misschien niet zo opvallend als je je herinnert dat hij Willem Tell wereldberoemd maakte. Of de man ook echt bestaan heeft, wordt in twijfel getrokken, maar tot in reclames voor Ricola toe leeft het verhaal verder.

Het Landesmuseum blijkt nogal exhaustief, in beide betekenissen van het woord. Het lijkt alsof elke laatste tand, pijlkop, beschilderd bord en belangwekkende houten deur in het museum tentoongesteld is. Als uitsmijter is er nog een tijdelijke tentoonstelling van moderne haute couture (en die is wellicht “o zo duur” zoals De Jeugd van Tegenwoordig het zou zeggen) maar tegen dan hebben we het wel zo’n beetje gezien.

Een andere bezienswaardigheid, het operagebouw, blijkt gesloten. Op het plein voor de opera breekt men alweer een kerstmarkt af. Het plein in kwestie heet de Sechseläutenplatz, genoemd naar het jaarlijkse Sechseläuten-festival in april, waarbij een enorme houten pop verbrand wordt en er aan de tijd die het duurt eerde hoofden exploderen, wordt gemeten hoe lang de winter nog zal duren. Matthias weet te vertellen dat het bij de laatste editie ontzettend lang duurde. Toch is dit hier helemaal geen strenge winter, integendeel. Ik ben al elke dag buiten geweest met slechts een hemd en een winterjas en heb het vaak te warm. Na de Rigi Kulm heb ik ook geen enkele keer mijn handschoenen nog aan moeten doen.

Een plakkaat aan de Limmat-rivier, die uitmondt in de Zürichersee waarrond de stad geplooid ligt, legt uit dat er een theorie is dat Zwitserland 50 miljoen jaar geleden aan een zeestraat lag tussen de vroege Middellandse Zee en de Paratethys, een oerzee die vandaag opgedeeld is tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. De vele meren die Zwitserland rijk is, zouden restanten zijn van die zeestraat, die liep door wat nu de Hongaarse vlakte is en de IJzeren Poorten van de Karpaten.

Een bezoek aan een botanische tuin is een scheet in een fles. De tuin is klein en ligt er volledig kaal en verdord bij. Ook het Designmuseum en het Le Corbusier-Huis zijn dicht. Ik wist overigens niet dat Le Corbusier eigenlijk een Zwitser was tot dit bezoek. We passeren ook aan de Nationale Bank van Zwitserland, een al met al nogal militair aandoend gebouw met tralies. 

Na een korte pauze op het hotel, waar ik de Senseo op de kamer niet aan de praat krijg, gaan we naar het Kunsthaus van Zürich, een museum dat uit twee grote delen bestaat, gescheiden door de rivier maar ondergronds verbonden. De toegangsprijs voor één deel is al best pittig, aan omgerekend €40 voor twee personen en voor het eerst switcht iemand naar Engels tegen mij als duidelijk wordt dat ik de baliemedewerkster niet goed kan verstaan. 

De ingang loopt door de gift shop, waarbij ik moet denken aan een moment uit ‘The Good Place’ als de helden in de Bad Place (de hel) zijn en daar moeten verschuilen in het Museum van Menselijke Miserie. Het personage Jason vraagt of er een gift shop is, waarop de demonische antiheld Michael zegt: “Jason, you’re in hell. Of course there’s a gift shop.”

Al is de toegangsprijs duur, het Kunsthaus is al even labyrintisch groot als het centraal station van Zürich. Naast wat meer aandacht voor Zwitserse artiesten (waarvan er sommige naar onze mening wat bovenmatig belicht worden als je kijkt naar de kwaliteit van hun werk) zijn er schilderijen en plastische kunstwerken van het kruim van de Europese kunstenaars: Chagall, Kandinsky, Breughel, Mondriaan, Magritte, Hollandse meesters, Lichtenstein en zo verder. Eén zaal wijdt ook aandacht aan “Hulda”, een feministisch kunstcollectief dat de naam gebruikte van Zwingli’s echtgenote om aan de kaak te stellen hoe overweldigend mannelijk museumcollecties zijn.

Na een tijdje is het eerlijk gezegd wat overweldigend. Buiten is het al donker en is het lichtjes aan het regenen. Binnen zijn er vele kamers binnen kamers, trappen na trappen en zaal na zaal, ook met hedendaagse kunst en fotografie. Regelmatig moet ik even gaan zitten. Dat helpt ook om sommige werken wat beter te bestuderen. Bij veel oudere werken hangen labels die uitleggen of de schilderijen mogelijk nazi-roofkunst waren. Het sterkt het Kunsthaus alleszins tot eer dat ze hier zo open over zijn.

’s Avonds bezoeken we een entrecôte-restaurant tegenover ons hotel (niet hetzelfde restaurant waar de zonderlinge dame van de ochtend rond sloop). Matthias vindt het nog een amusante ervaring: er wordt maar één gerecht geserveerd en het is er ontzettend druk. Tijdens onze maaltijd staan aan de ingang tientallen mensen aan te schuiven om binnen te raken. Nochtans is het gerecht flauw, zeker voor €45 per persoon: een kommetje sla en wat brood als voorgerecht, en dan twee rondes van plakjes entrecôte met frietjes, overgoten door een vieze groene saus waarvan Matthias denkt dat er lookboter in zit. Bij de tweede rond kwakt de serveerster nog een grote lading saus over mijn bord, hoewel ze kan zien dat bijna alles van de eerste gang onaangeroerd is. Ze is erg gehaast en net niet onvriendelijk genoeg om echt als onvriendelijk beschouwd te worden.

We komen tot rust in de lounge van het hotel. De erg guitige avondmedewerkster voorziet ons van frisdrank en zwarte thee. Matthias en ik zijn allebei erg moe en ik proef nog altijd de vieze nasmaak van de groene saus in mijn mond en keel. Morgen wordt het weer vroeg dag, echter, want we gaan een buurland van Zwitserland bezoeken. 

woensdag 3 januari 2024

Anton in Zwitserland (en Liechtenstein) - Dag 2b: Luzern & Rigi

De boottocht is niet goedkoop: omgerekend meer dan €90 voor twee personen. Zwitserland is enorm duur, sowieso. Je krijgt er wel één van de beste levenskwaliteiten ter wereld voor in de plaats. Op de hele reis zal ik welgeteld één dakloze zien, en laat ik me vertellen dat onze thuisbasis Zürich één van de hoogste concentraties aan miljonairs ter wereld heeft. De boot zelf is modern en snel. De passagiers zijn bijna allemaal toeristen, en het valt op hoe divers de toeristen zijn als groep: ik tel Chinezen, Indiërs, Amerikanen en uiteraard de obligate Nederlanders. De boot maakt drie stops aan pittoreske haventjes met statige hotels die wel een filmdecor lijken of bedacht hadden kunnen zijn door Wes Anderson (de realiteit is wellicht omgekeerd).

Aan de voet van de Rigi in Vilznau moeten we nog een bergtrein nemen die steil omhoog rijdt langs de flanken van het gebergte. Overal zie je huizen en vakantiewoningen en vraag ik me af hoe de bewoners die bereiken, want veel wegen zijn er niet te bespeuren. Volgens Matthias zijn veel Zwitsers eraan gewoon door de bergen te wandelen dus voor een steile helling minder of meer draaien ze hun hand (of voet) niet om. Op de bergtrein zitten we naast een familie Indiërs waarvan de grootvader hetzelfde stemtimbre heeft als opa Simpson uit de animatiereeks. Hij lijkt constant in de war. Later loopt hij nog twee verschillende keren in de weg als we op de Rigi Kulm zijn.

Na de voorlaatste halte begint een soort Alpenschlager door het geluidssysteem van de trein te schallen: het Rigi Lied van het Quartett Waschächt, dat met veel gevoel voor kitsch “die Königin der Berge” bezingt (“Rigi” zou afgeleid zijn van “regina”, Latijn voor “koningin”). Ik stel me voor hoe de kabels van de trein zouden knappen en we aan een rotvaart onze dood tegemoet zouden denderden terwijl de vrolijke kerels van Quartett Waschächt blijven yolo-lo-loën door het gegil en gekrijs van de passagiers heen in doodsangst. Het hiernamaals is hier geen rit met Walkuren, maar wordt begeleid door buikige mannen op hoempa-pa-muziek.

Het uitzicht over de besneeuwde bergtoppen is de moeite eens we bovenaan de Rigi Kulm zijn maar gek veel is er verder niet te doen. We eten respectievelijk een nogal mottige schnitzel en een vettige worst en het is warm genoeg om gewoon buiten te zitten met onze jassen aan. Naast het treinspoor loopt een sleebaan. Ik vind dat die er gevaarlijk smal uitziet, met aan de andere kant een gapende diepte zonder rails, maar de kinderen vermaken zich. Matthias zegt dat hij in zijn 12 jaar Zwitserland nog maar zelden heeft gehoord over ongelukken in de bergen. De Zwitsers weten wel wat ze doen. Misschien ben ik gewoon een broekschijter. Daarover gesproken: als ik op het toilet zit, komt er in het belendende stalletje haastig een man zitten die met een oerkreet een hoeveelheid diarree loslaat in de pot die lijkt alsof er iemand een grote kookpot groentensaus in één keer in uitstort. Hij verlaat even haastig het toilet als hij gekomen is.

Na een uurtje houden we het voor bekeken op de Rigi Kulm en maken we de omgekeerde tour terug naar Luzern, waar we de namiddag en vooravond doorbrengen. Luzern is volgens Matthias één van de meest “typisch Zwitserse” steden. De hoofdattracties zijn de Kappel- en Spreuerbrücken, twee overdekte houten bruggen die stammen uit de 14de eeuw en in de nok van het dak driehoekige schilderijen tonen met diverse, meestal gewelddadige, episodes uit de geschiedenis van Zwitserland. Ook de Pest is hier van de partij. In de verte blinken de lichten van een circus aan het water dat de weinig creatieve naam “Zirkus Weihnachten” draagt, maar door de afstand en het krullerige lettertype lees ik per ongeluk eerst “Zirkus Wehrmacht”.
 
Aan de oevers van de Reuss-rivier liggen diverse hotels en restaurants die op het gelijkvloers open, ronde bogen hebben, een beetje zoals in Venetië. Wat verraadt dat je echter niet in Italië bent, zijn de enorme koperen kaasfonduestellen die al klaarstaan en blinken in zowel kaars- als kunstlicht. De binnenstad heeft vele oude, goed bewaarde gevels met heiligentaferelen en versieringen. Het water uit de fonteinen ziet er zo helder uit dat het me drinkbaar lijkt, maar ik ga het niet proberen, Diarreeman van de Rigi indachtig.

We gaan ook even binnen in de Sint-Franciscuskerk van de Jezuïeten, volledig ingericht in barok- en rococostijl, iets wat je niet vaak ziet in België, waar de meeste belangrijke kerken van voor of juist na die tijd zijn. Luzern is één van de weinige Duitstalige kantons van Zwitserland die altijd katholiek gebleven zijn, in tegenstelling tot Zürich, de thuisstad van Huldrych Zwingli, één van de prominente aanvoerders van de Reformatie. Zwitsers zijn patriottisch: je ziet overal in het land de vlag wapperen en de geschiedenis is er duidelijk zichtbaar. Het helpt dat veel gebouwen nooit zijn verwoest of platgebombardeerd in beide Wereldoorlogen, waar de Zwitsers geen deel aan hebben genomen. Al is het inderdaad waar dat Zwitserland sinds 1847 geen echt geweld meer heeft gekend en sinds 1648 diplomatiek erkend is als neutraal, heeft het land toch een bloedige geschiedenis achter zich.

Is het huidige Zwitserland een soort “fatsoenlijk rechtse” utopie? Banken en financiële instellingen zijn er groot, de mensen over het algemeen beleefd en aan de conservatieve kant en er lijken geen grote recente sociale schokken te zijn. In Vlaanderen doen Vlaams-nationalisten natuurlijk alsof Zwitserland niet bestaat, omdat het toont dat je in een meertalig land toch succesvol kan samenleven. Ten andere is extreemrechts ook hier groot geworden, met als dieptepunt een brutale campagne van de Zwitserse Volkspartij waarbij op een affiche een wit schaapje een zwart schaapje wegstampt met de achterste poten.

Avondeten doen we terug in Zürich in een wat rare sportbar-achtige keet met eten dat eerder gemicrogolfd lijkt, maar daarom jammer genoeg niet goedkoper. Er speelt aanhoudend pop uit de late jaren ’90. Matthias vindt het er maar niets, maar de dienster is wel enorm vriendelijk en doet me denken aan een jonge zwarte actrice maar ik kan er niet op komen wie. Daarna is het met onze afgejakkerde lijven terug richting hotel om te proberen slapen. De dag erop is Zürich zelf aan de beurt als hoofdmoot van de reis. 

dinsdag 2 januari 2024

Anton in Zwitserland (en Liechtenstein) - Dag 1+2a: Zürich

Mijn broer Matthias woont al 12 jaar in Zwitserland en kwam op het idee om me naar daar te halen tussen Kerst en Nieuw. Ofschoon hij in Genève woont, stelde hij voor om er een city-trip van te maken in en rond Zürich. Ik was enkel ooit nog maar op doorreis geweest door Zürich, op de luchthaven van – ja, lach allemaal maar even – Kloten.
 
De heenreis begint met drie valse noten. De eerste: een oud mens op de bus dat drie (!) plaatsen bezet houdt met zichzelf en haar bagage. De tweede: een familie Aziaten op de trein waarvan de kinderen door elkaar zitten te gamen op maximaal volume. Ik zie zo veel scenario’s waarin ik me nog meer ga ergeren (ze verstaan misschien geen Engels of doen alsof, ze weigeren de vraag of beginnen te discussiëren met mij) dat ik niets zeg en in een tussencompartiment ga zitten. Door de wanden kan ik de gamegeluiden nog altijd horen.

De derde en laatste valse noot: de vlucht is vertraagd en de zon schijnt maximaal door het venster van de gate naar binnen, waardoor ik zit te zweten op een decemberochtend. Ik haat luchthavens. Ze maximaliseren alles wat er mis is in deze kapitalistische hellewereld: de constante oproep tot consumptie van (luxe)producten die je nergens voor nodig hebt, overal veel te fel licht en veel te veel lawaai, mensen die nu eens veel te jachtig zijn en dan weer rondslenteren alsof ze de enige mensen ter wereld zijn en al de rest NPC’s in een videospel, de onderbetaalde medewerkers van de bagagehandelaars en de vliegtuigmaatschappijen en natuurlijk de mega-vervuilende vliegtuigen zelf.

“Maar Anton, je bent toch niet verplicht om op een vliegtuig te gaan zitten?” Ik heb geen auto, een treinreis is trager en duurder en zoals ik wel vaker pleeg te zeggen is ethische consumptie onder kapitalisme simpelweg niet mogelijk.

De vlucht vertrekt uiteindelijk slechts met 25 minuten vertraging en ik kan een genadig dutje doen onderweg. Ik ga slapend naar de Kloten, als het ware. Op de luchthaven moet ik nog een trein nemen naar het centraal station van Zürich, waar Matthias op me wacht. Een vriendelijke oudere medewerker helpt met de juiste trein te kiezen. Hoewel ik hem aanspreek in het Duits, lijkt hij in eerste instantie te denken dat ik Franstalig ben. Het zal niet de laatste keer zijn. Jaren geleden had ik op een vakbeurs in Parijs het omgekeerde voor, met Fransen die aan mijn Frans meenden te horen dat ik een Duitser was.

Hoewel ik de volgende dagen het centraal station van Zürich geregeld zal bezoeken, raak ik er nooit echt volledig aan uit. Het station heeft meer dan 40 (!) sporen en behoort tot de oudste van Europa. Bovendien ben je onmiddellijk in het stadscentrum als je erin slaagt uit te vissen hoe je het labyrintische complex kan verlaten.

Matthias is al redelijk bekend met de stad en gidst me te voet naar ons hotel, een discreet weggestopte viersterrenbedoening in de steegjes van het oude centrum (de straat waar het is heet letterlijk “In Gassen” of “In Steegjes”). Mijn hotelkamer is groot, een beetje te groot voor één persoon zelfs, en op tafel staat een fles spuitwater die elk dag vernieuwd wordt en liggen drie stukken fruit op me te wachten. Er is ook een gigantische flatscreen (die ik nooit zal aanzetten) en een badkamer met zowel inloopdouche als ligbad. Het is er, zoals eigenlijk bijna overal in Zwitserland, heel proper.

Avondeten doen we in Hiltl, wat klinkt als de verre achterneef van een zekere Duitse dictator maar dan met een onfortuinlijk spraakgebrek maar volgens het Guinness World Records-boek het oudste vegetarische restaurant ter wereld is, opgericht in 1897. Het is een smaakvol, klassiek gebouw met op het gelijkvloers een café en buffet en op de bovenverdieping rondom rond het eigenlijke restaurant, dat een hele straathoek inneemt. Omdat ik groggy en moe ben, gewrichtspijn heb en last heb van een vervelende reflux, krijg ik haast geen hap binnen van de nochtans lekkere maaltijd. Matthias eet zijn portie op en wat overblijft van de mijne.

Ik probeer meestal Duits te spreken en mijn vrees komt een beetje uit dat de Zwitsers mij prima verstaan maar ik hen moeilijk tot zelfs helemaal niet. De geschreven standaardtaal van Duitstalig Zwitserland mag dan het standaard Hoogduits zijn (mits een paar uitzonderingen in spelling en woordenschat), de gesproken taal is eigenlijk bijna een andere taal. De meeste Zwitsers spreken echter ook een aardige mond Engels, maar ik wil me niet al te snel laten kennen.

Na het avondeten bespreken we de plannen voor morgen en praten we lang bij, initieel in een guitige cocktail/mocktailbar die naderhand een gay bar blijkt te zijn. Matthias komt niet vaak meer naar België en dat we alleen kunnen spreken zonder een scherm tussen ons is al vele jaren geleden. We hebben er allebei een zwaar jaar op zitten en kijken met gemengde gevoelens uit naar 2024.

Het hotelontbijt de volgende ochtend is niet alleen uitstekend, je kan in ons hotel ontbijten tot de middag, dus eigenlijk gewoon brunchen. Niettemin staan we relatief vroeg op na een voor ons beiden semi-slapeloze nacht. Ik heb altijd al slecht geslapen in bedden die niet de mijne zijn en hotels verergeren dat probleem nog – te warm, te droge lucht, te dikke dekens, te stijve of juist te slappe matrassen of kussens, er is altijd iets. Bovendien ben ik mijn slaappillen vergeten in Gent. De onderbroken slaap is bovendien geplaagd door een type nachtmerrie dat ik de laatste jaren vaak heb. Ik moet er meestal dingen regelen op het werk maar ik kom er maar niet toe omdat ik voortdurend weer andere prioriteiten krijg, noodgevallen moet beantwoorden of me moet verplaatsen naar ruimtes die ik niet vind of in vergaderingen moet zitten waar ik niets weet en de schijn hoog moet houden dat ik toch op de hoogte ben van alles.

Maar het ontbijt dus: er is ruime keuze uit alles, en de hotelmanager komt ons persoonlijk voorzien van koffie of thee. Als hij het al vreemd vind dat ik Duits met hem spreek en mijn broer Engels, laat hij het alleszins niet merken. Mijn reflux is weg dus ik haal ook de schade in door me stevig te goed te doen aan roereieren, spek, toast, versgeperst fruitsap en koffie.

Vandaag is het weer erg helder, dus Matthias stelt voor om de Rigi te bezoeken, een kleine bergketen aan de rand van de Vierwaldstättersee, en meerbepaald de Rigi Kulm, de hoogste piek aldaar met 1797m hoogte. De Vierwaldstättersee vormt het hart van de oorspronkelijke drie Zwitserse kantons Schwyz, Uri en Unterwalden, waarbij vooral de laatste naam klinkt als een duister sprookjesbos waar zich nog trollen schuilhouden de pijlen van trefzekere jagers je om de oren kunnen zoeven. Om de Rigi Kulm te bereiken nemen we eerst de trein naar Luzern (in België beter gekend onder haar Franse naam Lucerne) om de tocht verder te zetten per boot. Trein en boot zijn ontzettend goed op elkaar afgestemd, zo goed dat we de boot bijna missen omdat ik eerst nog dringend op de pot moet, die ook weer wonderlijk proper is. Belgische stations lijken verloederde derdewereldstations uit sloppenwijken vergeleken hiermee.